24.6
laud poteft, ut quis, fola fua nixus intelligen-
tia atque judicandi facultate, in tanta experimen-
torum diverfitate, redtum veritatis tramitem in"
fiftat; atque incorrupto judicio aequamde alio-
rum obfervationibus fententiam ferat : praeièr-
tim, quoniam experimenta omnium certiifima,
nifi noftro judicio, vel potius praejudicio, refpon-
deant, animo obftinato reprobari cernimus.
Hinc ad rem ipiàm potius provoco : quamvis 8c
caufaripoflem, quod fatis magno Vermium numero
deftitutus Anatomen eorum ad fummam
perfedtionem deducere haud valuerim ; ut
hinc vel mihimet ipfihaudubivis heic fatisfaciam.
Verum poftraodum didici, quod Opera DE I
aeque fint inexhaufta 8c incomprehenfibilia, ac
ipfa Ejus N atura:ut adeo Opera ifthaec haud a-
lium in finem a nobis perluftrari debeant, quam
ut, noftrae in illis ignorantiae admiratione humi-
liati,ad eorum Conditorem adorandum, atque fin-
cero amore profequendum, compellamur.
U t itaque, quantum par eft, clariflime obier-
vationes meas ob oculosponam, methodum fi-
mulenarrabo, qua anno 1670. ufus fum ad ve-
ram partium Efcae Anatomen inftituendam :
haud enim animus mihi eft vel me ipfiim vel a-
lios ulla ratione decipiendi. Antequam vero ad
internarum partiumì deicriptionem progrediar
in memoriae adjumentum breviter enumerabo,
quaenam partes extrinfecus in Ephemeri Vermi-
culo animadvertendae fint ; turn qualelnam in-
ternae partes in Mafculo, quales in Focmella,
mihi occurrant.
Partes Vermiculi Externae funt Caput, Cranium,
Comicula, O cu li, Dentes, O s , Lingua
una cum pilofis fuis Membranulis, quae firn
ili modo, aclin Gammaris, fefe habent; Pe-
dtus, Pedes, Ungues, Alae, Ven ter, 8c quae
ad eum pertinent; fuperiores duodecim Branchiae;
inferiores decem Remuli natatui inièrvien-
tes; Caudae fuis cum Appendicibus,tandemque Fi-
ftularum Pulmonalium fub Pedtore Apertiones.
Partes internae Mafculi funt praeter Sangui-
nem atque Tunicas, Mulculi, Pinguedo, Ven-
triculus, Inteftina, Fiftulae Pulmonales, C o r ,
Medulla Spinalis, 8c Vaia Spermatica.
In Foemella eafdcm modo recenfitas partes inverno,
fola hoc intercedente difcrimine; quod,
joco Veficularum S.permaticarum five Ladtium,
Ovarium heic conipiciatur, tenuibus membra-
nis, quae plurimis fiftulis aereis pertextae funt,
circumdatum.
Qtium autem internas Capitis partes, atque
Ocumen
in te beeiden , ende haare Leefers door defä-
ve te verleiden. Ten anderen, fo is bet 00k ontnoge-
lyk, om in de verfcheydentheyd der ondervindingen
alleen door Jyn begrip en ree den, bet rechte padt der
'waarheyt te houden: ende ommet een onvervalfcbt
oordeel over de opmerkjngen van anderen een billyk
vonnis uyt te fpreeken, Te meer, nademaal wy de
alderfeekerße ondervindingen, als fe met ons oordeel
, ofveel eer voor oordeel, niet over een enkomen
hartnekkjg ften vertoerpen. Waarom ik my beroep
°p de Jaake Jelfs, hoewel ik my ßu kunnen beklaa-
gen, dat ik door gebrek van genoegfaame Wurmen
de Ontleeding haar er deelen, niet ten aldernauwfleit
heb kunnen doen. Soo dat ik my felve hier en daar
niet en voldoe. Dan naderhant foo heb ik geleert
dat de Werken GODS alßo ondoorfoekelyk ende on-
bevattelykfyn9alsjyn eygen Weefen: waarom wydccß
werken voor niet verder behoeven te\ bcfihowwen, als
om , door de verwondering van onje onwetentheyt in
defelve, hem den Maaker daar in aan te bidden, ende
te beminnen.
Op dat ik dan , foo veel mogelyk i s , myne ondervindingen
klaar vöorflelle ,Joo fal ik te gelyk de
manier verbaalen 9die ik in het jaar iGjo.gebruykt
heb, om tot de waare Ontleeding der deelen van bet
Aas te geraaken: want ik en wil noch my Jeiven,
nog anderen , eenigfins bedriegen. Maar eer ik nu
voortgaatot de befihryving der Inwendige deelen foo
fal ik tot hulp der memorte kortelyk^ optellen, wat
deelen uytterlyk in het Haft-Wurmken aan te merken
Jyn ; ende dan welke Inwendige deelen ik in
het Manneken, ende welke ik in het Wyjken, be-
vinde.
De Uyterlyke Deelen der Wurm ß n , het Hooft,
het Bekkeneel, de Hoornkens, de Oogen , de landen
, de Bek, de Tong met Jyn hayrige vlieskens;
die fig op de wyfe, als in de Kreepen, vertoonen |
de Borfl, de Beenen, de Nagelen , de Buyk met
jyn toebehooren; de bovenfle twalf Kuwen > de on-
derfte tien Vlot-Riemkens ,* de Staarten met haare
Aanhangfelen; en eyndelyk de Openingen van de
Longpypen onder de Borfl.
De Inwendige deelen in het Manneken fijn bebaL
ven het Bloet, ende de Vliefen. , de Spieren , bet
Vet9 de Maagh, de Dar men , de Long-pypen, bet
Hart, de Rüg-graat, ende de Saat-vaaten.
In het Wyjken, daar ik^ aHe defelve deelen be-
vinde, is alleen dit onderfcheyti dat, in plaats van
de Saat-blaaskens of Hom, aldaar de Kuyt ofEjer-
ftok te fien is ,• die met dünne vlieskens , devielke
met feer veel lucht-pypkens doorweeven Jijn, om-
wordt.
Maar alßo ik de Inwendige deelen van het
Hooft,
Oculos, ob defedtum Vermium 8c Animalculo-
rum, haud iätis accurate examinaverim ; haud
multa de iis , neque 8c de partibus T h o racis
, utpote qui maximam partem Mufculis
Pedum 8c Alarum repletur, fum didturus. .
Quodfi Mafculus Vermis Ephemeri, quem
ex Oculorum fuorum magnitudine facile eft
dignofcere, prius fuper aflerculo ligni pinaftri
in dorfum refupinatus, tenuiifimis dein, quae
reperiri poifunt, aciculis, nigra in charta aut
linteolo,, quod colórem fuum haud diffundit,
defigitur; tunc e vulriere cuti inflidto tenuem
llatim 8caqueum ftillare humorem cernimus, qui
hujus Animalculi verus eft Sanguis : quamvis tarnen
nullo is rubore fit confpicuusjuti quidem in
Inteftinis terrae obtinet, quorum fanguis aeque,
acin Quadrupedibus, colore rubro tindfcum fe
exhibet. Ad Cutem aperiendam aptius aliud
haud novi inftrumentum, quam tenuem 8c fub-
tilem forficulam : lanceolae enim, utut acutif-
fimae, heic minime eonveniunt ; quoniam fem-
per quodammodo dilacerant 8c diftrahunt partes •
maxime quidem, fi harum durities inaequalis
eft.
Ubi deinde iubtili 8c acuminato fcalpello,aut
euipide acutae acus, Cutis a partibus fubjedtis
lente 8c patienter feparatur; mox in conipedfcum
prodit Pellicula inferior, tenuiifima atque mem-
branoià. Haec fi poftmodum circumfpedte re-
movetur ; Mufculi Ventris feie oficrunt con-
fpiciendos, tarn qui ab una corporis incifura ad
aliam fibris redfcis exporriguntur, quam qui
oblique 8c in tranfverfum protenfi funt : quin
alii praeterea, movendis Brànchiis inièrvientes,
heic fimul cernuntur. Tunica vel Pellicula
altera itidem fibrofa eft, 8c cum defcriptis modo
Mufculis conjundta effe videtur.
PoftMuiculos lèquitur his adfixa Membranula
quaedam fubtiliifima 8c tenuiifima , quam Peritonaeum
eile autumo. Circa 8c infra hanc Pinguedo
comparet, minutis conftans Veficulis, te-
fluiifimis, albis, quae verum • ' » 1 -----------P--i-n-Ögu e,, fub fluidi utc TJCU -wuurugll e vet
0 C1 Ipecie, in fe continent. Qui Veficulas haice van sen vloejende olie in haar bc/lmtcn
o»cnuillon «n-o-n- -a-r-m---a to c on tue tu r, fro ci-il e pro Pingue . _ .. . J
dineipfo eas habuerit ; cum tamen non fint nifi
tenues & tenerrimi facculi pingue continentes:
pi out in Homine aliiique Animantibuspariter ob-
'inet. Patet id praeprimis, fi ficculi hi pingui-
leri. qui magnitudinis funt inter fe aequalis,mi-
mtm.f cn.o p*• io conrfxrp- -i-c-i-u--n--t-u--r--. Q- su.r o- jjuúinu_iuoriaa tfuumnt. ¿Aunni-- tue uun re» cucn-ueaccugegroviiejtjn.met een ver
cula, eo Pinguedinem hanc diftindtius fpe- grootglas befiet. Hoe de Dieren jonger fijn, hoe be.
dtan-
Hooft9 en Oogen niet nauwkeurig geiioeg, door ge*
brek van Wurmen en Dierkens , onderßgt hebbe t
j ßo fal ik daar van niet veel feggen ; gelyk als 00k
van de deelen der Borfl , die voor het meefte ge*
deelte met de Spieren der Beenen, en Vleugelen ,ver-
yult isi
Wanneer als men het Manneken van een Haft*
wurm, dat ligtelyk aan de grootte van Jyn oogen,
te kennen is, met defynfle naaltkens, die men kan
vinden, op fwart papier, of lynwaat, dat niet o f
en verwt, vafl fteekt ; ende het te vooren op een
houte planksken met Jyn buyk om hoog gelegt heefts
foo fiet men datier datelyk op het quetjen van de
huyt een dünne ende waieragtige vogtigheyt uyt*
Jypert, dat het WaareBloet van dit Dierkcn is; boe*
1 wel egter, dat het fig niet root en vertoont, alswel
1 in de Pier-wurmen plaats grypt, daar dit bloet,
even als in de Viervoettge Dieren, van een roode
couleur is. Om de Huyt te openen, foo en is niets
bequaamer als een fuptiel fijn fchaarke : alfoo de
lancetten, hoe ficherp fy fijn , hier niet te pas en
kotnent want Jy de deelen altyt eenighßns opjeheu.
ren, ende van eenrekken: veornamentlyk feofe uyt
ongelyke hardigheeden hefiaan.
Vorder als men nu met eene fijne ende feberpi
vliem, o f de punt van een fpits gefleefen naalt ,
langfaam ende met verdrag, de Huyt van de rnier-
leggende deelen affchtytjoo vertoont fig dadelyk het
onderfteVel, dat feer dun ende vliefig is, Het
welk als men vervolgens met voorfigtigheyt opligt
foo fiet mende Spierkensof Muskelkensvan de Buykt
en dat foo viel die Spierkens, die van de eene inker-
ving des liebaams tot de andere rechtdrsadig fig uyt.
ßrekken; alsook die, die Jchuyns ende dwars ge.
plaatftfyn •• ende ook nog andere, die tot de bewe.
ging der Kuuroien hebooren. Het tweede Vlies of
Vel vertoont fig meede draadagtig ; ende het fchjnt
met de befebreven Spierkens yerknogt te ßn.
Na de Spierkens volgt, en aan defelve is vafige.
hegt, en feer fijn ende dun Vlieske, dat ik voor het
Buyk-vlies neem. Waar omtrent ende onder f i het '
Vet vertoont t dat uyt kleene,feer dünne, en witte
bl'aaskehs beftaatt die het viaaragti^c vet in gefialte
van een vloejende olie in haar befluyten. Als men
deefe blaaskens fonder vergrootglas aanfiet,foo
fou men feer ligt oordeelen , dat fy het vet felve
waren; daarfe maar dünne ende over-teere beurs-
kens fyn , die het vet bevatten , gelyk dat in de
Menfchcn, ende andere Dieren, meede plaats heeft;
als openbaar wort, wanneer men deefe vetbeurskens,
die van een even-bedeelige grootte fijn,vef-
Qa a quaa