P i i l l 1 1 H l
f t I. f i 1 1
_ 1 ||9 ® m m - r a a l i l PI
H r f l I S
l i
P '-tl
m l i i f i Ä ] Ì|s§1IiI
f i l
¡ M m
J O A N N I S S W A M M E R D A M M I I
Tab. XI.
% . i x . f f
1 1 1
JFig. ix ./ .
2q6
Caudae'ablcgantur. Nervi caeterum,qui exNo-
dulis nafcuntur, tantum nan omnes Abdominis
Mufculisimpertiuntur; cum contra alii, qui ex
Medulla ipià prodeunt f f , ad Vifcera quoque
diftribuantur. Notata quoque dignum eil, quo-
nara paóto Nervi dccuflàtim fupra fé mutuo fe-
rantur j quod in illis oftendo Nervis* qui , ante
póftremum Medullae nodum ex Medulla nati g,
ad Abdominis Muiculos amandantur»
Nervi Optici, poftquam e Cerebro prodie-
runt,in Telia Oculi annulofa b fernet includunt,
atque in hac iterum infigniter dilatati lie progre-
diuntur adlimbum ufque Corneae tunicae, ibi-
que fphaerici definunt. Nufquam in univerio
Oculoulli occurrunt humores,cujufmodi in Ho-
minum, Quàdrupedum, Avium, Limacumque
terreftrium & aquàticorum Oculis inveniuntur ;
verum alia penitus in eo fabrica obfervàtur,quae
attenta animi adverfione longe digniflima eft.
Quodfi Cornea i ab Oculo femovetur, mox fub
ea confpicitur Materies quaedam limpida k, quae
Gelatinam, e carne vitulina excoótam | colore
refert , 8c 'perquam eleganti atque regula-
ri modo eft divilà. Qualifnam haec pars fit,
atque utrum forte a Spiritu Vini originem coe-
pcrit, exaóte determinare haud valeo : quando-
quidem limile quidpiam in Infeilis nullis, quorum.
Oculi pari gaudent fabrica, unquam obfer-
'¡norden. En de Semen ,die uyt de knoopkens fproy.
ten, gaan meefl tot de Mufculcn des btiyks,
■de andere , die uyt bet Merg felve gaan f f } S
tot de Ingewandeh afgejonden 'worden. Het is cok
aamnerkely k , boe de Senuen kruyswys over mal*,
kanderen loopen, dat ik vertoone ontrent die Se-,
nuen, die boven de laatfte knoop in bet Merg g}
uyt defelve fpruyten, en tot de Mufoulen des Buyks
cfgefinden worden.
De Geßcbt-Senuwen, naa Jy uyt de Herfenen ge-
fprooten fyn, befluyten haar binnen in de ringwyze
Scbaal van het Oog h, daarfy haar binnen in iveet
merkelyk dilateeren, en foo loopen Jy voort tot de
rand van het Hoornvlies, daar Jy fpberifcb eyndi-
gen. ln het geheele Oogfiet men geene vochten, als
wel in de Menfihen, de viervoetige Dieren, de Vo*
gelen, en de Land-en Water-Slakken plaats beeft:
maar in het felve is een geheel andere flru&uur tt
bemerken, die fyn conßderatie ten alderboogftenver.
dient. Wanneer men het Hoornvlies i van bet Oog
afligt, foo fiet men daar effen onder een beiden
Subßantie k, die van couleur als kalfslil is , ol als
een Geley, Jynde feer net en regulier verdeelt.
Wat dit voor een deel is , kan ik eygentlyk niet Jeggen,
vare mihi contigit. In majoribus igitur Can-
cris,qui vivi diflcéti funt, corpufculum hoccc a-
liquando examinabo.
Verum priusquam ulterius progrediar, feien-
dum cft,Corneam tunicam inftar reticuli elle dir
vifam, pari modo, ac in Oeulis Infeétorum eb-
tinet : réticulatae tamen iftae divifiones heic
longe minus profundae funt. Cujuslibet divi-]
fionis planum hexagonum efiè, aeque heic in Cancello.,
;qiiam in Infe&is, deprehendo. Praete-
rea ótnnes hae divifiones fuperne in iphae-
ricam fefefiguram concamerant,quae tamen heic
non admodum notabilis eft j quum divifionum
areolae in Cancello minutiflìmae fint, & plani-
ores. Intus in fexangularium harumee divifionum
Corneae cavitatibus gelatinofa illa, quam
modo defcripfi, Materies haerebat, quae ibidem
toties, quóties, Cornea ipià, erat divilà. Sub
hac immenfus occurrebat numerusFibrillarum l.
quae fuper interna Oculi fuperficie limili modo
collocatae erant, ac femina Heliotropii fuà in
bali defixa haerent. Omnes hae Fibrae, quibus
materies dièta gelatinolà innititur, inter fe con-
ncótebantur ope Membranae cujufdam, quae nigro
en ook niet, oj het door de Brandewyn vernu
faakt is , bebbende ik noit iets diergelykx in de Infi,
(len geobferveert, die defelve ßru&uur van Oogen
bebben. Waarom ik dit deel dan in grooter Kreef•
ten, die levendig geopcntfyn, eens fal naafien.
Maat eer ik ver der gaa, •fio moet men eerfi
weeten, dat het Hoornvlies als een netje verdeelt
is, op de ivys als de Oogen der Infe&en : maar die
nets-gewyfe verdeelingen fyn op ver naa Joo diep
niet. leder verdeling bevind ik dat fishoekig isi
fio wel in de Kreeftflak, als in de Infeden. En
voorts loopen alle deefe verdeelingen Spherifcb van
bovenen toe9 boewel niet feer opmerkelyk, alfoo fy
feer kleen en platagtig in de Kreejtßak fyn. Bin
nen deefe bolligheeden van de feshoekige verdeelingen
des Hoornvlies daar Jag ik dan de befebre-
ve Jeley-ßojfe, die aldaar foo menigvuldig verdeelt
was, als het Hoornvlies felfs verdelingen hadt. Daar
op volgden een onnoemelyk getal Vezelkens 1 die
boven op de inwendige Juperficie van bet Oog ge*
plaatß fionden, als de zaaden van de Sonnebloem op
haar bafis doen. Alle deefe Vezelen, daar de Jeley*
fioffe op ruß, die wierden geconnedeert door een
vlies , dat Jwart ge couleur t van binnen was , en
van
B I B L I A N A T U R A E ;
grò intus colore erat infcóta, fuperne autem vi-
ridefeens per Gelatinam tranfparebat : unde Uvea
mihi tunica audit.
Fabrica fitufque harumee Fibrarum inverfam
veluti efficiebatPyramidem, acuminato fuo apice
deorfum protenfam. Quando autem fibrillas
hafee a fe mutuo feparabam,piceam eae nigredi-
nem fuperna parte praelè ferebant m, inferno ve-
rononnihil obfcure fulcae erant » , atque in
t medio pellucentes o. Omnes tandem in grilèa
tenninabantur materie, quae cineritiae Cerebri
parti colore fimilis erat: atque fub haedemum
Nervi Optici extremitas in confpe&um prodi-
bat.
Quum Fibras hafee microfcopio confpicerem,
earum quaelibet exnonnullis aliis conftabat Fi-
p, brillis p p, quae omnes ex regularibus,juxta fe mutuo
polìbis, globulis veluti compofitae erant» In-
ter Fibrillas halce quaedam praeterea comparebant
Membranulae, aliquibus palfim globulis quoque
obfitae, inter quos nonnulla adhuc Valcula
van bovenen groenagtig door de Jeley been fcbeen-9
waarom ik het bet Druivenvlies noem.
reptare videbantur.
Cornea tunica, quae in univerfum limpida
pellucet, quam elegantiflime hoc fuper Oculo
collocata eft, tranlparentemque fubtus Uveam
viridefeentem oftendit» Qua parte Oculi libi I
mutuo e regione oppofiti funt, Cornea ad-
modujn concinne india vel exfeéta eft z j quum
Tefta ibi longius exporrigatur : ut adeo Cornea
inftar pileoli, oblique capiti infidentis,fuper O-
culum collocata fit.
Quanam vero ratione vifus in Oculo Cancelli
peragatur, & qualesnam effeótus producant lu-
cisradii, qui,per Corneam atque materiem ge-
latinolàm tranfeuntes ,ab Uvea dein fiftuntur,&
ninc fuum motum pyramidalibus inverfis Fibris
communicant; id equidem, Vir llluftriflime,
fapienti T u o , atque multiplici rerum ufu lima-
tmimo judicio relinquo, nullus dubitans, quin
aliquam hujufce problematis folutionem mihi
|| daturus»
En, Vii* Illuftrilfime ! brevitei receftfita
quae exiguum intra tempus nonnullis in Cancel-
lis, quos mortuos, Spiritui Vini immiflos, To-
parcha in Nyenrode mihi tranfmiferat, felli;
Hans obfervare potui. Offero ea Tibi in mutuae
noftrae confervationem amicitiae, & in docu-
nientum Miraculorum Divinorum,quae omnibus
in Animantibus adorari merentur. Et profeto,
fi Naturam fedulo fcrutaremur,multo adirne
infigniora & magis ftupenda ibi miracula
inventuri eifemus, quae haétenus ignorantiae
involucris abfcondita adhuc latent. Attàmen
fpero
De firuduur en ßtuatie deefer Vezelen was als
een omgekeerde Pyramide, die met fyn fpitz eynde
neerwaarts liep. En als ik deefe vezelkens van
een verdeelde, foo vertoonden fy haar van bovenen
pik Jwart m. en van onder en een weynig don-
ker bruyn n, en in H midden beider o. Sy eyndig-
den alle opeengryfe fubßantie, die als bet afchag*
tige gedeelte van de Her (Jenen van couleur was: en f
daar op volgde de extremiteyt van de Geßgt-Se-
nuw>
Als ik deefe Vezelkens met een vergrootglas befug
^ foo befiont ieder Vezel nog uyt eenige andere
Vezelen p p ,f» die alle uyt reguliere by een gevoeg-
de bolletjes, daar fe als uyt gecomponeert waarcni
Tuffeben deeze Vezelen vertoonden haar nog eenige
vlieskens, die hier en daar meede met eenige bolletjes
befet waaren, en waar tufjehen men nog eeni*
ge aderen febeen teßen been ioopeni.
Het Hoornvlies, dat Peenemaal beider en doot-
lugtig i s , fiaat feer cierelyk op dit Oog geplaatfi,
daar bet Druivenvlies groenagtig doorfebynt. Op
de plaatzen, daar de Oogen tegens malkanderen o-
verftaan, is bet Hoomvlies feer aardig ingekeeptof
verdeelt t. Want de Scbaal extendeert fig daar ver*
der, foo dat bet Hoornvlies op het Oog geplaatfi ist
als een callot, die fchuyns op het boojtßaat.
Maar hee ntt het gefigt in bet oog van de Kreefi*
flak gefebiet, en wat effed de flralen van het ligt
doen, die het Hoomvlies en Jeley-ßojfe door pafferen
, en vor der s op het Druyvevlies fiuyten , die
dan haare beweeging aan de Pyramidale inverfi
Vezelen overgeeven, dat Jal ik UE wysbeid en
grote ervarentbeid, mynHeer, bevoolen laten, die
my finder alle twyfel daar in eenige oplojfibg gee*
venfal.
Siet dit is Joo in bet kort, myn Heer , Wat ik
binnen een geringen tyt, in eenige KreeJtflakken ,
die my in Brandewyn van de Heer van N yenro*
de doot toegejonden waaren , heb ter loops ge*
obferveert. Ik prefenteer UEd. defelve j als tot
een onderhoud onfer vrienfehap, en tot een bewys
van de wonderen GODS, die in alle Dieren aan-
biddelyk Jyn. En in der waarbeid, foo men de na-
tuur wel onderfogt, men fiou nog veele groter en
verrukkender wonderen in defelve ontdekken , die
nu nog in de wintzelen der onwetentheid verhör-
gen fyn. Dan ik boop eenmaal een naukeurig
F f f x on*
¡11