Tab. VII.
F i g . iu .
Fig.*1 *.«*.
1
d.
e . f.g .
fig.v
¡¡¡i
Ariadnacum, quod indcfeflum eft DEI Operum
fcrutinium, viam monftravit. Dii enim omnia
laboribus vendunt: quod ipil olim Gentiles pro-
nunciarunt.
Aeque mirabilis eft ratione finuum fuorum
Concha Veneris difta, qua Mulierculae’in Belgio
noftro lora, clavibus -ferendis dicata, exornare,
6c infoiando dealbata lúa lintea laevigare
folent. Multivariis enim gyrationibus, & inufi-
tatis mirificilque, inftar clavicularum, volumi-
nibus Concha haec terminatur : hifque omnibus
anfradfcibus Cochleae intus habitantis corpus fofo
accommodat,plicifque Scflexibus fuis relpon-
det. Quae res quonam pa£to fiat, in Cochlea
yinearum jam ante expoíui. Introitus ejus a,
forratis veluti atque interftin&is eleganter prae-
munitus eft denticulis, quales intus quoque circa
fingulos gyros, ad acutiflimum ufque Con-
chae extremum b, apice minuto terminatum, lìti
conipiciuntur. Verum una icone exhiberi
omnia heic notatu digna non poílunt.
In Peflicillis, quos Galli Pinceau en Plume
vocant, Sapientiffimus Architeótus convolutio-
nes hafce penitus alio rurfusmodo digeifit : eae
namque a Penicilli orificio a incipientes, crena-
tis fenfim flexibus contabulationem alteram b,
formant; deinde vero fofo quafi diminuentes,
rurfumque de novo latioribus gyris exfurgen-
tes, tertiam c cameram producunt ; poftmo-
dum magis magifque diminutae quartam d, quin-
tam e, fextam/, 8c foptimam/, coalfationem
efficiunt: quae poftrema quidem minuti inftar
apiculi fofo hábet, atque proprie priramm eft ru-
dimentum , a quo Penicillus increfoere coepit,
& pedetentim fernet augendo reliquas omnes
contignationes acquifivit.
In curio forum Mulaeis certa quaedam Co-:
chlearum reperitur fpecies, quae cum Ammonis
cornu fatis pulchre convenit. Conftat eaex tubulo
a fimplice, in fernet ipfum convoluto,,
anterius ampliffimo, retrorfum anguftiore &
in fubtilem apiculum tenninato. Differt autem
amultis aliis Cochlearum domunculis, quod intus
plurimis minoribus tabulatis vel acetabulis 1
quae vel foras etiam tranfparent i . z . gjj 4. 5
&c. diftin&a fit. At in extremo anteriore
acetabulum nudum conípeétui patet , id-
que ibi foramine tenui a pervium eft. Quod
fi foramen hoc accurate perluftretur, depre-
henditur id in appendicem acetabuli tubulo-
fam reverá excavatum elfo; quae quidem appendix
five tubülus in foramen fecundi acetabuli
den arbeid verkogten | hebben de Hey denen fdver
g'fegt'
Alfo wonderlyk is de Klip-kous, o f de Porcelyn,
Hoorn, in fyne boghten, war meede onfe Ne der.
lantfcbe Vrouwen haare ßeutelriemen plegen te vercie.
ren, en haar wit gebleekt lynwaat te lekketi:
want door vcrfiheyde drayingen , en filtßme wou.
derlyke omkrinkelingen | loopt Jy ten eynde: eh
door alle welke bogten 00k het lichaam van dt
Slak ßg moctployen , en omwendendevleyen: welkt
manier hoe het gefchict, ik alreede in de Wyngqart-
Slak getoont heb. Syn tngang is als met karligeen
verdeelde Tantkens aardig versiert a, die men felfs
inwendig by ieder krinkeling fien kan, tot in het
alderjpitße eynde van den Hoorn b, ’f geen in een
kleen puntken eyndigt. Dan alles is in geen ecneafi
beelding te vertonen.
In de Penne-Hoorn, (die de Franfche Pinceau en
Plume normen) ßet men, dat de Alwyfe Archited
deefe drayingen weer op een heel andere wyfe ge-
fichikg beeft; dewelke van fyn opening beginnende
allenxkens met ingekeepte bogten de tweede verdie-
ping b inaken, en defelve haar als verkleentndeyn
dan op een nieuw weer naa boven ßg breeder beginnende
om te drayen, ß o maakenJy het derde c af-
fibutfel s en vervolgens kleender ende kleender
wordende, ß o maaken Jy de vierde d* de vyfde e ,
de feße f , en de ßvende g verdieping, die als een
kleen puntke is , en het geen eygentlyk het eerße
begintfel is , daar de Hoorn fyn aangroeying van begonnen
heejt, en ßg allenxkens vermeerdert hebben-
de, alle de vordere filderingen heeft gemaakt.
Men vindt in de Cabinctten der Liefhebbers een
feeker foort van Slakken, dat met de Hoorn van
Ammon niet qnalyk overeenkomt: deefe Slak bt-
(laat uyt een enkelt in een geboogen Pypken a, dat
voor aan het wytße , en agter aan het nauße ts,
daar het in een fubtiel puntken eyndigt. Maar bet
verfchilt van veele andere hoornkens, in dat bet
van binnen , door verfiheyde kleene zolderiti-
gen, o f holligheden,verdeelt is , welke verdeelwg
men daar 00k uyterlykßet door fihyncn 1.2.3.4-f-
enß voorts. Maar heil voor aan ßet men de Holligheden
bloot aan het gefigt, alwaar het met eenfp
Gaatken doorboort is a. En ßo men het naukeung
onderfoekt, ß o bevint men klaar, dat dit gaatke ey-
gentlyk een tubuleufi aanhangfiel van de holligbeii
uytgeholt is. Welk aanhangfiel, of buisje,dan in dt
opening van de tweede holligheid komt teßayttn 1
I. vii.
Í .bl.
f-
!*■g>
b.
bali infigitur, tubulüfque fecundi hujus in foramen
terrii, tertius in quartum, & fic dein-
ceps ad finem ufque.
Haec tarnen omnia manifeftius conipiciuntur,
ficubitefta externa hujus Cochleae deglubitur:
tum enim tabulata, five acetabula, quam niti-
difiime in tubo Cochleae collocata b b, cernun-
tur, aeque ac tubulus a primo acetábulo in foramen
tubulumque fecundi fefe exporrigens
tubulufque fecundi in tcrtium, ficque porro ad
extremuin ulquc Cochleae. Quaè quidem omnia
circa internum latus curvaturae hujus Cochleae
obfervari polTuntf. Quum tarnen fub nativa
magnitudine haud adeo diftin&e exhiber:
haec aut intelligi. queant ; ideo unum horumce
acetabulorum magnitudine admodum audta re-
praefentare confuí tum duxi : in quo primo patet
Acetabulum in fuo ambitu ddd, atque intusfinus
ejus internus, inftar cochlearis excavatus, cujus
fuperiore in parte foraminulum, fummo artificio
infculptum, cernitur e. Retro hoc
foramen tubulolà acetabuli confpicitur appendix
, quae ex facie pofteriore & fuperiore
acetabuli,tanquam recurvum manubrium ex fuo
cochleari, protenditur fi, atque quam exa&iffi-
me recipitur in foramen tubiíloíámque appendicem
fecundi Acetabuli/ ,& haec ipfa rurfus in
foramen tubulumque tertii h.
Verum nondum abfolvunt ifthaec artificiofem
mirabilis hujus Conchae ftruéluram: prout e-
nim hoc Ammonis cornu fenfim anguftius eva-
dit ; ita 8c ejus Acetabula,horumque tubuli i i i i ,
pàullatim minora fiunt, donee tandem vifiis a-
ciem quafi fugiant. Parite r animadverto, hofee
Acetabulorum tubulos non cohaerentes inter fe.
fed tantum contiguos, in fe mutuo immiflòs elfe;
limili modo, ac tubuli Telefeopiorum, qui ita
fe mutuo excipiunt, ut libere tarnen mobiles lint.
Contra vero Acetabula cum ConchaeTefta con-
crevere & coadunata funt. Servo quaedam horumce
Acetabulorum, quae longe elegantilfimam
oftendunt fabricam, fi eorum tubuli inter fecom-
mittuntur: quem in finem , atque ne focile a-
mittantur, filo ea argenteo fimul conftridta te-
neo.
Ct adeo & haec Cochlea cum aliis omnibus,
^tione fabricae »conveniat, atque ex uno conftet
tubo incurvato; diferepans interim rurfus a reli-
quis, quod tabulata five fepimenta ejus diverfo
mo(io fint collocata, 8c perforatis gaudeant ma-
Bubriis,, quae ipfa tamen, quoniam fefe mutuo
accurate excipiunt, fcapum veluti hujufce Cochleae
formare dici poflunt.
Con-i
en dat tweede in het derde, dat derde in het
vierde, enfio vervolgens tot den eynde toe.
Maar dit alles ßet men klaar der, als men de
buytenfiefichaal van deefe Slak afneemt, op welke
tyt men de Zolderingen, o f Holligheden, heel net
in de buis van de Slak geplaatfißet b b , als 00k,
dat het buisje , dat van de eerße holligheid uytgaat,
in de holte van de tweede holligheid, en fyn buis-
ke, komt te fluyten, en die in de derde, en ß o vervolgens,
tot het alderuyterße der Slak toe. Het
geen men alles, ontrent de inwendige bogt van dee-
fe Slak obfierveert c. Dan alfioo dit levens grootte
met difiintt kan vertoont, en 00k begreepen worden
, ß o heb een van deefe Holligheeden geheel
in het groot willen afbeelden | waar in men eerfie-
lyk ßet de Holligheid in Jyn omtrek ddd, en van
binnen , Jyn inwendige bogt, die als een holle lee*
pel is,waar boven aan men de Opening ofhet Gaatken
jiet, dat daar heel kpnßig in gemaakt is e. En
daar agter ßet men het tubuleufi Aanhangfiel van
de holligheid, die als een omgeboge ßeel uyt Jyn
leepel, agieren boven aan, uyt de Holligheidgaati}
en waar mede dat by heel net komt te fluyten in
de opening, en den tubuleufien aanhangfiel van de
tweede Holligheid g,en die weer in dat van het der de
h.
Maar hier in beßaat de kunfi en ßru&uur van
deefe admirable Slak niet alleen, want na proport ie
dat deefe Hoorn van Ammon kleender wort, ß o
worden 00k de Holligheden en haare buisjes kleender
i i i i , tot Je ten laatßen als onfigtbaar worden.
Van gelykenßo obfierveer ik, dat deefe buisjes
der Holligheden ni< t als maar los in mal-
kanderen fyn geßooken , op de wys gelyk, de pypjes
van een Verkyker lojfelyk in malkanderen fluyten,
Maar bare Holligheden Jyn ter contrarie aan de
Schaal van de Slak vafi gegroeit, en daar mee ver-
eenigt. Ik bewaar eenige van deefe gefepareerde
Holligheden, dewelke de elegantße ßruliuur ter we-
reit vertoonen, als men fe met haare pypjes in een
fluyt, tot welken eynde , en omfie niet te verliefen,
ik haar aan een filver draatken gereegen bebbe*
Soo dat dan ock deefe Slak met alle de andere
in ßru&uur overeenkomt, en uyt een hol gebooge
pypken beßaat, verßhelende weer van de andere,
in dat haare verdiepingen ,o f omtuiningen ,vcrfchey-
dentlyk geplaatfi, en in haare fieelkens doorboort
worden , dewelke, aljoo Jy in malkanderen fluyten,
even als de Spil van deefe Slak maaken.
Pp z ß.