lia obfervatio , haud levior , dum Autor nofler defcribit , in puerpera
, quae gemellas enixa fuerat, vifas íibi binas in ovario ejuldem
cicatrices. Id autem probe notandum , quod eo jam tempore con-
tigerit. Habetur in eodem libello artificium , quo partes baila-
mo condire folitus erat. Ideoque etiam librum hunc Swammerdam-
mio infcriplit anno m d cl x x i v . Porro etiam, anno )am l x x i i i ,
folliculos feminales filicum Clarilfimo Amoldo Syen , Prqfeffori Botanices
in Academia Lugduno Batava , oílenderat , depinxeratque.
Quaefo T e , mi le&or, intento confiderà animo , & oculo , de-
fcriptiones , & figuras , quae hoc in libro proponuntur ; confer
poflea cum his, quae longo poli tempore dederunt Viri in Botani-
cis principes. Non ovum fimilius ovo eli. Potuere in Galliis vide-.
r i , defcribi potuilíe , haud impolfibile eft. Ultimo Septembris hu-
jus anni perfecerat opus luum de Apibus : illi fie incubuerat ut peni-
tus inde eflet defe&us viribus , ñeque unquam poftea vigoris
priítini vel veftigia habuit. Indagandi labor fuprahumanus. Obfer-
vandi cura interdiu fine ulla remilfione. Nodlu opus erat deícri-
bere, & delineare , vifa interdiu. A fexta matutina , tempore
aeftivo, incipiebat fat lucis a fole accipere, ut poflèt*'oculis fubtili-
tates rerum afíequi. Occupabatur ad duodecimam, in pleno die y
capite nudo, ne lucem impedirei, in ipío folis aperto lumine, ut
caput perpetuo profufilfimis íudoribus, prae aeflu difflueret. ¿ Oculi
autem tanta utentes luce , & microfcopiis praeterea adjuti, ita he-
beícebant j u t, decedente poli mediam diem iole , non poííet acute
cernere corpulcula examinanda, quamvis jam lucem haberet aeque
íplendentem , quam antemeridiano tempore: non quod lux ellèt
minus clara ; ied quoniam oculi fatigati non amplius afficerentur tam
vivide. .
Tali labore integrum per menlem afitdue continuato ulus eit ,
ad fola inteftina Apum cognofcenda, deferibenda , depingenda: Sic
plurimos menles , totofque in iis dies , obfervationes continuando,
quamdiu lumen fufficiens favebat ; noftes vigilatas , commentando ,
& pingendo , inpendens perfecit trailatum de Apibus. Opus , cui
aliud fimile aut fecundum exflitiiTe , a nata hiftoria naturali in no-
ftra ufque tempora , nemo temere probaverit. Legite , perpendi-
te , judicate. Annum optaflet aefliva femper luce, & diuturna, fplen-
dere fibi indaganti, faepe voluilfet no&em hybernam ad lucubra-
tiones. Scribit ipfe in diflertatione de Hemerobio , & confitetur
candide, ut inter mille animi angores , mille inter peftoris tormenta
, & ingefta menti devotae ad pietatem opprobria fponte enata,
inter fufpiria , fingultus , & lachrymas haec peregerit. Hinc genius
ur^ebat, ut fcrutaretur Opificis fupremi miracula naturae infita ;
inde vero Amor erga DEUM cordi infixus infpirabat , ut DEUM
uniwerk
de 24 & dam 00k de 'wareafbeeldmge is. Seer beroemde Heeren hebbm
vetmt aanfig te trekken de eere van defefehootte uytvmdmgein latere tyden\dog die
fchynt hier oorfprongelyk te fyn. Ook mrd in het felve boek noggele/en eene andere
ontdekkinge, evengewigtig. als hy befchryvt ,dat in een kraamvromv, naa te hebben
gehaart meelmgen,van hemgefienfyn treee merktekens in de eyerflok. Waar in voor al
te merkenftaat de tydwaar in hetgebeurdis. Nog isin datboekdekonßgreepvan de
i deelentebalfemenfi,als onfe Schryvergewoon was. Om alle defe redenen\droegook de
\ Heere Julius Schräder ditboek aan hem opjrftjaar 1674. Verder was hei ook in het
jaar 73, dathytoondeaande Heer Arnoldus Syen, Profeffor in de Kruydkonfl in
de Academy te Leyden, de klyne faadvliefen van de Vaaren; dien hy net afbeelde.
Ikbid U,waarde Lefir, wilt, med aandagtig 00g , en hert, overwegen de
\ befehryvingen, en de aßeeldingen, die in dit boek fyn voorgeßeld > en die dan vergehen
med die, welke jaaren daar na uytgegeven zyndoor de eerße Kruydenkenners;
Igeeney ismeer een eygelyk. Sekerfy fyn lang in Vrankrykgefien, hetisnieton-
; moge/yk, dat fy ook daar naa fyn gemaakt. Op de laaße September defes jaars had
hy afßn werk over de Byen, daar had hy opgewrogt, dat hy allefyne kragten quyt
: vm,en nooit een fchyn van defelve wederomkreeg. Boven-menfchelyk was fyn arbeyd
lin het nafpeuren. Bydagwasßn forgvan aan te merken Jonder eenig ophouden.
[ ’i Nagts wederom was hy befig med befihryven, en aßeelden, dat, het geenhy
\by daghadopgemerkt. Indefomertyd, ’sogtends ten [es uure , begonhetfchynßl
der fon ligtgenoeg te geven, dat hy med ßyn ogen kofl bemerken de fynigheid der
I voorwerpen. Das bleev hy bezig in dit werk tot twaahefm de volle dagfbloodhoovds,
[omgeenligttebeletten, indeopenfonnefchyn,fe datßnhooftdoordehettevan V
1 veelvuldigfiueetalswegvloeyde, enßnoogen, infofterkligtgebruyk, noggehol-
Xpen door vergrootglafen, ßomp wierden, en daarom, byde namiddagfon , niet
I fcherp fien koflen de voorwerpjes, hoewelhet ligt rn fo beider was, als voor de mid-
\dag: en dat welnietfofeer, door dienhet ligtfvakker was-, als wef omdatßn
wvermoeyde ogen, door het eygen ligt, niet fo fterk wierden aangedaan. Hy heeft
fodanige arbeyd, fander ophouden , een volle maand doorgebruykt, tot het door-
Wien, befihryven, en afmalen van de dar men der Byen alleen. Enfo veele maanden,
en in defeelve geheele dagen ßne ander foekingen fo lang doorgefet, als het ligt des
: idaags hem byflond; hy waakte gantfehe nagten, optekenende, en affihetfinde; en
dit dm doenäe voltrok hyßn boek over de Byen. Dit is fo een werk, dat niemand
ligt fal tonen, dat van het begin der natuurkunde, tot nu toe, diergelyk, o f dat
idaarbykörnt, geweefl is. Leefl, overweegt, oordeelt. Dan wenfle hy dat het
gantfehe jaar hem mögt verligten door het lang,fterk, ferner ligt, totßne onderfoe-
Weingen. Vaak wilde hy de winternagt tot fyn nagtwerk. hy fegt, van het haft fichry-
mpende, enbelydopenhertig, hoe hy induyfend angßen , duyfend gemoedsknagin-
gen, en opwellende verwyten aan ßngodvrugtig hert, tußchen hikken, fnikken,
en traanen, dit voltooyt heeft. Syn aart dreev hem, om te door fiuffelen de wanderen,
die de Opperße Schepper hadgefteldin de Natuurcaan d’ andere kant riedhem
I degoddelyke lievdeßn hart ingeprent, dat hy God alleenfeoude foeken, dienen, be-
I mimen, en niet de Schepfelen. Het geviel dan, dat hy, door berouw aß