Tab.
X X X .
fig. vi i
Sc ix .
lia materie rcpletur,nifi dilatatis Veficulis pneu-
maticis i quae una cum fibi adhacrentibus Fiftu-
lis, ingenti admodum numero, heic inclufae
funt, 5c in ipfam quoque ejus fubftantiam cor-
neo-ofleam fcic penetrant: unde equidcm Coi-
nu haud parum levins evadit, ut tanto facilius ,
inter ambulandum aut volandum , ab Animali
circumferri queac. lnfe&uin igitur hoccc verum
Unicornu eft. Iiaud abs re crit heic commc-
morafle, quod Ccrvorum Maribus, ficubi ex-
icóti fuerint, nunquam Cornua Crefcant: prout
equidem a curioio quodam 8c fide digno Viro
mihi narratum eft. Quocirca Animanti« ifthacc
Foemellac hujus noftri Scarabaei veluti hue dote
fimiliaredduntur, quando virile robur ipfis adi-
mitur.
r ■ Circa Naficòrnis Penem notare opòrtet 8c
a. Nervoiàm 8c Cornco-ofleam partem a ; quae
quidem pofterior veluti Pracputium feu potius
Vagina penis eft: utpote cujusope is feie erigit,
8cintra quam rurfus introrfum reducitur. Aparte
anteriore hujufce Vaginae duo fita funt cornea
Oflicula, duorum Uncorum five Unguium
b- aemula b , quae, mediam inter fe rimam effi-
cicntia, appropriatorum ope mufculorum a ic
mutuo diduci poflunt, ut Peni fernet erigenti
concedatur tranfitus. Mufculi hi in corneo-
oflca Vaginae di&ae fubftantia fi ti funt, atque
cum hac etiam articulantur. Iftorum autem intervento
duorum ofliculorum MaÌculus in coi-
tu fefe Oflì corneo Vulvae Foemcllae infigit.
Retro hanc Vaginam nervolà, mollis, 8c craifif-
fima Penis pars c collocata eft- in quacjufmo-
di Ofliculum corneum conipicitur, quale in radice
Penis Apum delineavi. Poft fequitur cor-
pus five radix Penis d, qui tenuis eft canaliculus,
ibi loci, ubi Vaia deferentia 8c Vcficulae
feminales concurrunt, notabili Nervo impcrti-
tüs : hunc Nervum etiam in Hydrocantharo vidi
, inque Apibus depinxi. Porro Vaia defcrcn-
rr. tia e e utrinque cernuntur, quae candidilfimum
continent humorem fpermaticum : funt ea quidem
anguftiora, qua cum radice Penis conjun-
guntur, at in medio rurfus dilatantur- iterum-
que graciliora evadunt,ubi Vas tefticulare utrim-
que cura ipfis umtur. Tefticuli, qui lemen
fuum per ifthaecVaia deferentia cxoncrant, fin-
gulariflìmac funt ftruófcurac in Naficomi. Utrinque
enim e Amplici conftant Vale tefticulari
quod duos circiter pedes totidemque pollices
longum eft. Altero id latere penitus evolutum
f. atque cxplicatum / heic fifto ; ut fimul pateat
quomodo finis cjus nonnihil craffior fit, Se,
valisi
tittyt, daar in beflooten fyn; fco dat fe 00k inßn
hoornbeenig wefen felver ingewortclt 'worden, Dat
den Hoorn een grote ligtigbeid ge eft, en bet Dier te
bequumer maakt, om defelve in 5r gaan en in bet
vliegen makkelyker te draagen. Soo dat dit Dier-
ke een waaragtige Eenhoorn is. Het is aanmerke-
lyk omtrent de Mannekens der Herten , dat de fei-
ve geen boomen verkrygen , als fy gelabt fyn ge-
weeft s gelyki tny dat van een nauk eitrig en geioof-
waardig Heer xerhaalt is: foo dat detfe Dieren
d/m de Wyjkens van deefe Tonen daar in gelyk
worden, wanneer als haar de mannelyke kragt hemmen
is,
Ontrentde Roede van den Neushoornige moet men in
agt nemen fyn Senuagtig en 00k fyn Hoornbeenig ge-
äeelte n,bet welk als de Voorhnit, of liever de Schee*
de van de Reede is , want hy erigeert ßg daar
door, enJy wort binnen in het Jelve weer inwaarts
getrokken. Voor aan dit deel Jyn twee Hoornbeen-
kens, als twee Nagelen of Kldauwcn gepiaatß b ,
die in haar midden een fplcet maaken, foo dat fy
door geapprcpriccrde muskelkens haar van een
kunnen beweegen, om de opgefpannc Roede door-
togt te geeven. Deefe Muskelkens fyn in bet boom•
Leen der Scheede gepiaatß, met bet welke fy 00k ge*
articuleert worden, En met deefe twee bcenkens
baakt ßg bet Manneke, wanneer het koppelt,
vaß tn het Hoornbeen der Schameiheid van het Wyfken,
Agter deefe Schee de volgt bet Jenuagtige, wecke,en
dikfte deel der Roede c , waar in men diergelyk
een Hoornbcenkenßetjals ik in de wortel van de Roede
der Dyen afgebeelt hebbe. Hier aan volgt bet lichaam,
of de wortel der Roede d, dat een dun canaalken isft
geen ter plaatfe, daar de toebrengende Vaten en Zaat-
blaasjes tefamen kamen, een merke ly ke fenuw ttiee.
de gedeelt wort: die ik 00k in de Hydrocantharus
gefien bebbe, en in de Byen heb afgebeelt. Voorts
ßet men aan weerfyden de toebrengende Voten ce,
die een feer witte ende blanke zjaatacbtige vogtigheid
in baar beßuyten; daarfy met de wortel der Roede ver-
genigt werden, fjnfy wat nauwer, en in haar midden
worden fy weer gedilateert: endaar bet Bai-
vaatje aan weerfyden met haar vereenigt wort»
worden fy weer vernaauwt. De Ballen, die baar
zaat door deefe toebrengende Vaatjes entlaßen,ßn
feer raar in de Neushoornige. Want fy beßaan aan
weerfyden uit een enkel Balvaatjc, dat twee voe-
ten en twee duym teti naaflen by lang is. Het
felve vertoon ik aan de eene Jyde gebeel ontwart, evt
gtcxpHscert £,aU 00k boe bet op Jyn cindc wat dikk
vafis mftar cacci, exitu careat g. Altero autem
«ii. k tere Tefticulum hunc propemodumin fitu fuo
ix. g natura^ exhibeo h ; ut nonnifi extremus Vafis
hujuice tefticularis finis evolutus apparcat i.
Vafa deferentia aeque, ac Vas tefticulare* in-
finitis praedita funt Fiftulis atque Veficulis
pulmonalibus : harumque interventu convolu-
tiones Vafis tefticularis adeo firmiter inter lc
colliganturj ut a fc mutuo expediri nequeant,
nifi l'iftulis hifee pulmonalibus diuturno prius
labore ^magnaque cum paticntia diifeébis atque
abrupta» Vafa intcr deferentia Veficulae fc-
kk. mínales k k conlpiciuntur j quae magis griièam
materiem fpermaticam, quam Tefticuli aut dilatata
Vaia deferentia, continente Atque haec
quidem feminalis materies procul dubio ipfis
in Veficulis generatur 8c fcccrnitur : quemad-
modum etiam in Hominibus 8c Quadrupedibus
obtinet ; in quorum nonnullis Veficulàs vel
unciis aliquot ièminis diftentas reperire licet.
UtraquQ harum Veficularum tenui terminatur
Il Fdamento, criipato I I, quod quidem in icx
utrinque tubulos fubtilcs dividitur : horumee
autem tubulorum apicibus totidem infident
Glandulae elegantiffimac mm j quae hinc, duo-
decim iftis tubulis unitae , horum interventu
materiem iuam ieminalcm, tempore coitus, per
Veficulas ad Penem derivant. Exhibeo non-
nullas harumee Glandularum fupernc infpici-
r. endas » , ubi in medio tumidiores iunt, quam
in circumferentia , atque materie translúcida,
colliquamentum Harveanum, quod in ovo
Gallinaceo datur, referente, ibidem opplentur.
At vero illa carundem fubftantia, quae mediam
paitem ambit, materie fufferta eft Ovi
Albuminis , concrcfcerc incipientis , aemula.
Unde igitur facile eft colligcre, quod materies
illa grilea, quae in Veficulis reperitur, in his
ipfis generctur; nifi quis malit ftatuerc, eam
fic intra Veficulas alterari :id quod prius demon-
ftrandum forct. Practerea media pars iftárum
Glandularum fuperne globo difeiflò, nonníhil
plano, fimilis eft. Si vero invertaturGlandula»,
haec eadem pars infèrne penitus globo fa apparet
ramulufque vafis Veficularum ibi. loci in ipfius’
ccntrum infigitur: quod quidem magnitudine
l naturalem paullum excedente depi&um fifto p,
eadem icone ambientem illam fimul cxhibens*
?. fubftantiam q,quae feminalcm materiam,Ovi albo
fimilem,continet. Undequaque circumhafcc
Glándulas 8c Veficulas feminalcs ramuli Afpcrac
Arteriac quam numerofiífimi inferuntur : putares
te videre Dudus ciliares inOculo humano.
Vcker
is, en Jon der uytgank g^als een blind vat* Aan
de anderefy de vertoon. ik deefe Balle kens, ten naaßtn
by in bun plaatfe h , en dat foodanig, dat men bet
uyterße eynde van fyn Balvat alleen ontflrengelt
ßet 1. Defe toebrengende Voten, foo wel als bet
Balvat,fyn met onnoemelyke Longpypkens en Blaas-
kens verfien, waar door de buigingen van het
Balvat foo vaß aan een verkytogt worden, dat men
defilve niet kan expliceren , ten Jy men eerß
met een langduurige moeyte en een groot gtdult
detje Longpypkens doorgefheeden en afgebrooken
heeß, Tujfchen deefe toebrengende Vaten ßet men
de ZaatbUasjts k k , die een gryzer zaatßoße in
haar beßuyten , als wel de ballen, of de gtrdila-
J teer de toebrengende Vaten doen ; en welke zaatßoße
00k ßonder alle twyfel in de blaasjes gegenereert
en gefecerneert wort: oh in Je Menjiben en de
vietveetige Dieren geßhitt t in welke men eenige
oncen zaat in fimmige haare blaafen kan vinden.
Sy eyndigen alle beide in een fyn gekronkelt draat.
ken 11, h geen aan w eerß den ßg in fes fnbtieli
pypkene verdeeli; op welkere t ippen men aan weer.
jyden van ieder blaasje dun fes feer elegante Klier.
kensfiet, mm, waar nieede deefe tz pypkens zer-
einigt worden; en waar door haare zaatßojfe doof
de blaasjes tot de Roede afgevoert ward in de
Koppeling t eenige van deefe Klieren worden van
bovenen vertoont, alwaar fy in haar midden verheilender
fyn als in den omtrek i en ook fyn fy al-
daar met een doorfchynende fnbßantie vervult,die als
de zoo van Harvcuogenoemdeßollmg in een Hoendef
Ey is. Maar de fnbßantie, die rontßm dit miideße
gedeelte der klierkens amloopt, is met een flojfe
gevttlt, als het wit van een Ey, dat befynt te fallen.
Waar uyt ligt af te meeten i s , dat eie gryfefubßan.
tie, die men in de Blaasjes vint,aldaarfelvelegcnt-
reert wort, ten fy men wilde oordeelen, dat die daar
binnen in foo veranderde, maar dat fou dein bewerfen
maeten worden. Vordere is het middelße gedeelte
jeefer Klierkens van bovenen, als een doorga-
fneede bot, die platagtig is. Maar als men deefe
Klierkens omkeert o,foo is dit deel van anderen heel
ghbeust; en deverdeeling van bet vat der Blaasjes
wort aldaar in het midden ingeplant, H geen dat ik
wat grooter als het leven vertoont heb p , eh ook
de fnbßantie daar rontßm, en die een zaatßoffe,
als het wit van een E y , bevor. Rontfom deefe
Klierkens nejfens haare Blaasjes worden de
takken der Longpyp in feer groote quantiteyt ge-
infiereertt dat ßg even al eens vertoont, als de Vaten
der wingbrauwen in het Menfchen oog. Deefe
Blaasjes hebben ganßh geen communicatie tuet de
toebrengende Vaatjes, ah indt Stieren meedeplautt
R- r rr z heeft,