Tab. XI.
fig- i- <*•
e. f .
dd.
quotics inMufaeis fuis Cancellos quofdam often-j
dunt, fimul narrant, quod hi ex una in aliam T e-
ftam fe conferant, Animalcula in iis degentia de-
vorent, iibique cas pro domiciliis fervent. Quin
lepidis ideo cognominibus Militum 8c Eremi-
colarum illoS infigniunt; atque iic omni penitus
experientia deftituti graviter errant, 8c fernet
ipfos aeque ac alios facetoiis phantafmatibus de-
eipiunt.
Aliquot abhinc annis, quum Hagae Comi-
tum verfarer, Pifcatoribus quibufdam Scheve-
lingae habi'tantibus mandavi, ut omnes pcregri-
norum Pifciculorum fpecies, quas retibus fuis
eifent capturi, ad me deferrent. Fadtum ita,
ut inter alia plures mihi attulerint Cancellos ma-
rinos, minores a, quorum quilibet in contorta
quadam tereti domuncula, laeviflima, 8c quaii
polita, habitabat : quum vero ipià Animalcula
paulo accuratius contemplarer ; animadverti, ea
parte tantum anteriore Cancros referre, quatuor
nimirum pedibus^ £,binifque inftruéta eile for-
cipibus, quarum dextra multo erat fortior 8c
craifior*, quam finiftra f Duo praeterca ibi vidi
tenella Cornicula dd, juxta ac binos prominentes
Oculos c , turn fub his alias adhuc quaf-
dam particulas. Corpus internum per mufculo-
rum Tendines fcapo Teftae infixum erat ; caete-
roquin vero molle 8c gyratum, uti in aliis Co-
chleis, iifque etiam marinis, quas Alickruyk vo-
cant
Ariftoteles 8c Ae li anus memorant, quod in
nonnullis Conchis fimul 8cAftacus,8c Mytulus,
five Cochlea aliquando habitent : unde Aftacus
hie nomen Pinnophylacis obtinuit. Ingenioià
autem eft, quam praetera fovcnt, opinio; quod
Aftacus Cochleae fibi heic fociatae vi&um pro
curet : ut adeo communibus veluti inter fe bonis
ambo haec Animalcula fruantur. Quae quidem
res mirabiles quafdam parabolas, atque moralia
dogmata, Au&orum nonnullis excuflit. Interim
omni procul dubio Animal hoc Cancelli five
Cochleae marinae quoque fuit fpecies ; cujus pars
una, quae vi&um quaerit, 8c extra Concham
prorepit, dura Tefta veftitur; altera vero, intra
Concham permanens,ipfius corporis pars eft:
mollis atque tenera, cui, quia Concha loco cutis
vel tegumenti infervit, hanc ob rationem ve-
ftitu teftaceo non opus erat; qucmadmodum
jam de Cancello fubindicavimus.
Pinna autem vocatur ifthaec Oftracodermav
fpecies, 8c hodie in Belgio inter harum rerum
curiófos Vinne audit ; earn forte ob rationem,
quia Animalculum intus latitans cum violcntia,
Vineenige
KreeJ't-Slakken vertonen, dat deßlve va»
bet eene Hoornken in ■ bet andere Jouden loopen cn
daar de Dierkens iiyt opeeten, op dat Jy felfs daar
in fouden monen. En op melken tyt Jy deefe Dier-
kens met de plaißrige namen van Krygers en Here-
tniten doopen .- maar door Jy fonder alle ervarentheid
ende or.dcrvinding grovelyk dmalen , en haar felve
en de anderen door vermaakelyke inbeeidingen bedrie.
gen. .
Het is eenige jaaren geleeden, dat ik in den
Haagb Jynde aan eenige Vijfcbers van Scbevelin-
gen laß gaf, om my alle de foorten van vretmde
Viskens, die Jy in haare netten vingen , te brengen.
En Jy bragten my ander anderen verfekeyde kleene
Zee o f Kreeß-Slaxkens a , maar van yder in een
rondt gedraait hoornken moonde, beel gladt enge-
polyfi van febaalmaar als ik deeje Dierkens wat
naukeurig onderjogbte, foo bevonde ik , dat het
voorße gedeelte alleen de geßalte van een Kreeft
badt; Jynde met vier Voeten g g , en imee fchaam
verfien; maar van de febaar aan de regter Jydeveel
ßerker en dikker ivas e , als die aan de flinker f Jy-
de. Voorts fag ik daar in tvoee teere Hoornkens d d,
neffens de tvoee tiytfleekcnde Oogen c , als 00k eenige
andere deelkens onder defelve. Dan het bk-
nenfie liebaam ivas met de Peefen der Jpieren m
de fp il van het Hoornken vaß gegroeit; en voorts
was bet iveek ende gedrait, gelyk de andere Slat-
ken, ende de Alikruykenmeede Jyn.
InJommige Scbelpen, tekenen Ariftoteles en fiL-
lianus aan, dat te gelyk een Kreeft en een Mojfel,
o f Slak ,daar fomtyts invooont; voaar van de Kreefi|
de naam van Pinnophylax gegeeven is. Maar dat
geeßig is , fy oordeelcn dat de Kreeft daar aan
de Slak de koß verforgt: foo dat Jy als in een ge-
meenfehap van goederen leeven. Waar uit fommi-
ge Autheurcn aardige gelykcnijjen, en morale le-
ringen,gen: aakt hebben ; dan fender alle tvoyfel, fit
is dit meede een Kreeft, oj Zeeflak , ivaar van bet
eene gedeelte flat fyn koß foekt en buyten de ßhulp
kruypt, met een bar de Schaal is bekleet, en bet andere
gedeelte , dat in de fchulp blyfi, is net weeke
en teere deel des liebaams felfs, het melk de fchulp
voorfyn huyt o f dekßel heeft: en om melke reeden
dat het niet heeft behoeven met een Schaal bekleet te
morden; als van de Kreejt-Sluk alreede te vcrfiaM
gegeven is.
Dit foort van Scbulpdieren mort Pinna genoemt,
en de hedendaagfihe liefbebbers noemen die Vmne;
mogelyk omelat de Dierkens 9 die daar in monen, net
vinnigbheid haar koß foeken, en de beeskens, die ft
m&i
Vinnigheid, viéhimfuum quaerit, 8c beftiolas
quibus vefcirur, fuis forcipibus capit atque in-
terficit. Foriàn 8c inde dedudtum eft nomen,
quod Tefta vel Concha ejus fere tam tenuis fit.
ac pinna Pifcis , atque inftar Piícis fquamae,
cutícula fuá nudatae , tranípareat. Caete-
rum Concha haec ab uno latere in acuminatum
apicem coit. In Patris mei Muíaeo plurima
ejufmodi Concharum fpecimina pro-
ftant , nonnullifque Mytuli aculeati appellan-
\ tur.
Interim haud tamen inficiabor, in Cochlea-
rum domunculis, proprio fuo incoia interemto
orbatis, párvulos quoíüam Gammaros frequenter
reperiri; quin 8c Stellulas nonnunquam marinas
: id ipfum enim in Vico Petten ad maris
littus obfervavi. Verum hoc cafu faltem fortuito
contingit ; 8c Animalcula illa haud diu in iftis
¡ commorari domiciliis poílunt, fi quando fames
incipit urgere. Ita in flu vio Sequana, comitibus
D. Thevenot 8c Stenonis, in capitum bubulo-
rum oifibus nonnullis, quae eo projeóta erant
I plures inveni parvos Gamjnaros, cum ibi loco-
; rum Inièéfca quaedam inveftigarem.
Domuncula Cancelli fupramemorata intus fere
fimiles in anfraófcus contorta eft, ac Cochlea
Opercularis, quam Caracol vocant ; quapropter
iconem ejus heic exhibere fuperièdebo. At vero
ut gyrorum diverfitas in aliis Cochlearum:
Calycibus quodammodò intelligi queat; internos
Turbinis five Verticilli diófci anfraéhis nunc
Ivn rePraefentabo : eft enim Turbo elegantis admo-
|i. a. dum fabricae ; quum ad bafin latioribus a exor-
fus gyris, iènfim, inftar fcalarum Cochlidum
I b oblique exfurgens, in acutum convergat apicem b
variafque fic cameras 8c coaifationes formet.
• Concinnius tamen multo id ipfum in Voluta
live Cochlea Pyramidali 8c Cylindroide dièta
Ir. datur confpicere, cujùs gyratio magis compofi-
I '• ta & perplexa eft. Introitus enim ejus a, fenfim
I evadens anguftior b, alterum fic format circuì-
I tum c, qui dein, adhuc aliquoties circum fcapum
I • iuum d gyratus, tam nítidas, 8t ordinate in
fpiram contortas claviculas, quae paullatim an-
guftiores redditae tandem in nihilum abeunt.
producit ; ut omnem profeéto admirationem ift-
j haec fabrica mereatur. Omnia enim adeo con-
j cinne heic interftinéta funt, 8c internis parieti-
bus atque interièpimentis feparata; ut miraculo-
Ium exhibeant Labyrinthum, cujus in conclave.
intimum haud admitteris, nifi per omnes illos
gyros prius circumiveris. Neque & mirificam
eJ«s elegantiam quis detexerit, nifi cui filum
Ariadeeten,
met haare fchaaren vangen, ende dooden. O f
mel om reeden, dat baar Schaal o f Schulp foo dun
haafi als de vin van een vifch is, en door lag tig als
een vijfebop, daar het vel van is afgenomen : Jynde
voorts de ßhulp aan de eene Jyde met een fpitfefchar-
pe punt toelopende. Gelyk als daar verfebeyde van
diergelyke Schelpen in bet ¡Cabinet van myn Vader te
fien Jym melke 00k eenige Steek-MoJJelen nòemen.
Evenmel m 'tl ik niet lochenen , o f het gebeurt
dikmaals, dat men eenige kleene Kreeften in
de hoornkens vindt, maar uyt het Dierke geßur-
ven is: 00k mel Zee-ßarrekens, of Vyfhoeken .- al*
foo ik dat felfs te Petten aan het Zee-ftrant meede
mel ondervonden heb. Dan dat is maar by geval,
en het Jyn Dierkens, die daar niet lang in kunnen
blyven, millen Jy haar voetfel hebben. Soo heb ik
in de revier de Seine, met de Heren Thevenot ende
Stenon, in eenige beenderen van OJJen-hoofden,
die daar in gemurpen maren, verfebeyde Kreefikens
gevonden op die tyt, als ik daar omtrent eenige
InfeQen quam te foeken.
Het aangeroerde Hoomke van de Zee-Slak heeft
ten maßen by fyne inmendige drayingen , op de
manier van de Caracol, maarom ik defelve niet
uytbeelden fal. Maar om het verfchil der krinke-
lingen, in andere Hoornkens, 00k eenigfins te doen
begrypen,foo fa l ik de inmendige drayingen van
een Wervel-hoornken uytbeelden; het geen feer aar-
dig is, om dat het van onder en met breede drayingen
beginnende a, en allenxkens, op de manier als
een menteltrap ,fcbuyns oplopende, in een fpits Punt-
ken b komt te eyndigen, en verfebeyde kameren en
ßlderingen te maaken.
Veel aardiger is dit te ßen in een Toethoorn, die
van een H Jamen gevoegder ende duyßerder dray ing
is. Want Jyn mgank a flg allenxkens vernaumen-
de b , foo maakt by den tmeeden omkr 'tng c , de-
melkc dan vorder nog eenige maalen rontfom Jyn
fp il d drayende, fulke nette en ordentelyke rondt
geleyde krullen maakt, en die haar allenxkens verliefen
en vernaumen, dat het alle vermondering
maardig is. Wantalles is foo net afgefchooten, en
met inmendige muragien, en tujfchenheyningen
verdeelt, dat het een Doolhof van monderen is.
En in melkers binnenfie kamerken men niet en kan
komen, ten Jy men alle deefe omlopingen rontfom
gegaan heeft. Maar haare cierelyke aardigbeid is
niet te ondekken , ten Jy men den draat van Ariadne
heejt, dat de onvermoeyelyke onderfoeking van
de merken GODS is. Want dat de Goden alles om
Pp den