■ I f
IÉ
fi I I I
MB l l l l i l l !
l i 1
H a l l
à Il l i H fe liiU fi ilifilr i
IB
«.Hift.
Anim. L.
Y. c. X IX .
cis humidis? Qum Apum Nymphas non humi-
do folum in loco reconditas deprehendimus, led
vcl cera etiam inclufas ,-atque infuper, more
Bombycum, membrana tenui obtextas : adde,
quod eo tempore, quo mutationis ftadium m-
■grediuntur, partibus gaudeant ultra modum humidis
b. Tab.
xxvi 11,
f ig . V I .
VIÏ.VI11.
& IX.
, 6c quandoque duplo plus ad libellam pen-
deant, q u a m Apiculae poftmodum inde prodi-
turae.
Eft vero admiratione pariter.ac animadverfione
diguiflimum, quod omnis ifte humor per inien-
fibilem tranfpirationem prius difilari debeat,
quam laitefcentia illarum membra vel minimum
fefe movere queant ; dum interim toto hoc tempore
hen verbargen in een vagte plaatfe, rnaar felver am-
vangen te ßjn met was, ende dan nog op de manier
der Sydcwurmen met een dun Vlies omfponncn: be-
balven alfe veränderen, datfe uytermaaten vogtig
van leedemaaten ßjn , weegende fommige viel twce
nmal fwaarder als de taekaomende Byefelver.
aliud nullum retrementum esonera nt. A-
Ende bet is aller vernlonderingc ende apmerkinge
waardig, dat alle deeje vogbtigbeid doar een angc-
vocligßc uytdamping maet verteert werden, eerfi
haare melkagtige leedemaaten in bet aldergermgße
kamen beweegenßaar afgaande in al dien tyt anders
\geen overtolligbeden. Neque ullum reddunt alvi
exeren-.entum, Jigt Ariftoteles. .*
riftoteles * ait : Ncque ullum mUunt alvi excte-
mentum.
At Contra Papilionum diümorum (Jhryfallides
(non in una heie Chryfallide moraturi paulo
latius evagabimur) fub dio reperiuntur, nudae-
que in aere libero liras patrant mutationes, ma-
ximam partem nulla penitus tela obtextae : unde
extima earum cuticula focile admodum indu-
rari poteft, atque hinc etiam ( prout fupra memo-
ravimus), fervataeadem figura, qua ipfosinve-
ftierat, 8c fine ulla convolutione, ab ipfis deponi-
tur. Accedit, quod cuticula Nymphae b Sca-
ftbaei naficornis, quae pariter fub tellure repe-
ritur, adeo fit tenella, ut craflitiei ratione a vulgaris
Chryfallidis tunica facile fuperetur.
Daarentegende Chry/illidesvande Cappellekens die
by daagh vliegen {wy füllen bet viat breeder als tat
cenGulde-Popkcn uytßrecken) worden in de apene
lugt bevonden, waar in feonmiddelyk veränderen,
ßnde een graut deel derfelve , in bet alderminße
niet amfponnen; fao dat haar apperße huydeken feer
ligt verhard kan werden, bet welkefy oak (als gefeg
Ütrum vero in hiice fita fit ratio, ob quam
Chryfollis indurefcit, non item Nympha ? Et
quare Nympha tenui circumdataeft pellicula, e-
jufque membra minus cohaerefcunt ; contra au-
tem Chryfallis duriore quafi tefta eft inclufa,
rpfiufque partes omnes tanquam glutine ipter fe
adunatae iunt? Id equidem me nefcire foteor can-
didus. Quoniam enim Nymphae Apum, fic-
ubi aeri nudo expofitae indurefcunt, moriunturj
& vice verfa Chryfallides, loco humidiore de-
tentae, pariter fufibcantur: hinc vix induci pof*
ium, ut credam , res, quae quotannis^eadem
icmper lege, conftantiffima aeque ac fopientifti-
ma, a Namra generantur, tantopere cafui effe
obnoxias, 6c quafi ab aere coelique temperie pen-
dere. Lubentes interim concedimus, ab hu-
miditate fola derivandum effe , quod Nymphae
minus indurentur; iterumque aeri 6c ficcitati de-
beri, quod Chryfallides non poffmt non indu-
refcere. Verum tarnen fi ruriüm animadverti-
mus, quod tunica, ChryfolUdes inveftiens, ejufdem
t) in defelve geßalte ,fo o als V haar antvangt
ende fo n d e r eenigfins in een te rollen,verlauten. Waar
by kamt dat bet buytkenvan het-Vopken der Torrei
ofeen Neushoorn, dat meede in de aarde gevonden
werd, Joo dun is , dat bet ligtelyk in dikte van het
Vlies van eengemeen Gulde-papken kan overtroffen
Werden.
Maar ofdit m de redenen ß jn , waarom het Gul-
de-popken verhard, ende bet Popken niet ? Waarom
bet Popken met een dun Vlies is omvangen , ende
haar leedekens niet aan een kleeven.- ende daaren-
t egen het Gulde-popken met een bar de fchaale overtrocken
is, ende alle haare leedekens als famen ge-
lijmt fyn ? Dat weet ik viaarlijk niet. Want naade-
maal de Popkens vande Byen, alsfi in de opene lugt
verhard werden, koomen te ßerven; ende de Gulde-
popkens alfe in een vogte plaas beflooten werden,
meede niet voort en koomen; foo en kan ik my niet
inbeeiden,datfaaken,dewelke alle jaaren op defelve
ßantvqße ende feer wyfe Order van de Natuur voort
geteelt werden, foo gevallig foude wefen, ende als
a a n lagt ende weer gebonden foude ßjn. Hoewel nog-
tans wy geern toeßaan dat de vogtigbeid de eenige
oorfaak is,waarom de Popkens niet en verbarden; ende
de liegt ende de droagte wederom de reeden, waarom
de Gulde-popkens noodfaakelyk verbarden moe-
teri. Maar wederom inßende datwe in de Gulde-popkens
het Vlies dat haar omvangt van geen eenparige
dikte
f f f
RH
jufdem ha'ud ubique fit Ipiilitudinis, fed ea parte,
qua contigua eftacri, craifior exiilat, quam
qua, ab aere remota, interiorem membrorum
i'uperficicm fuccingit; & quod porro in Nym-
nhis piane contrarium obtineat -, quae propemo-
dura ubique membrana aeque craflà indutae flint,
atque propterea ab exficcante aèris vi multo fo,
minus valcnt defendere : his,inquam-, confidera-
tis nulla ratione adftipulari poflumus, quod iiì-
hacc humiditatis conforvatio,aut induratio Nym-
pharum vel Chryiàllidum,ullo modo fortuitafit:
nifi eoufque firaul voluerimus delirare,ut minuta
iilhaec animakula cafu fortuito nafei, & e putredine
generari ftatuamus, adeoque de admiran-
daNaturae follicitillimae fapientia & providentia,
quae in vellitu atque confervatione horumee ani-
raaiculorum quam manifeiliifime elucet, dubitare
non abhor reamus. Concludo igitur, quod Chrv-
failisa Nympha non nifi per accidens diferepet
quod haec difièrentia in eo iòlummodo haereat,
quod Nympha tenui fit veftita involucro, Chryfallis
contra crafiìore atque magis indurato : qui-
hus accedit,. quod in Nympha partes omnes ma»-
nifeile oculis pateant ; at in Ghryiàllide paulo
ininus diftindte pofiìnt conipici. Atque hae
fimi praecipuae difièrentiae; prout iuo loco, in
Cngularibus traétatibus, quam liquidifiime de-
monftrabitur.
to ò b v s,
§>iiì) Vcrmìcìili atque Erucà'e in JSfym-
$has àbeunt.
F^ftquam igitur unicum haófcéiius propófuimus
fundamentum omnium,quae in Infe£tiscon-
tingunt,mutationum» atqueoftendimus,idin fola
duntaxat Nympha fitum efiè, in quam omnis
generis Vermiculi & Erucae lapfu temporis eva-
dunt, aut, ut magis proprie loquamur, pullu-
lantfive gemmant; exceptis interim illis Infeétis,
quae eoufque fuo in ovo permanent, donec iuum
ibi vigorem atque perfeófcionem, abfque alio quo-
dam intermedio, indeptafint| vel iis etiam, quae
i'ub ovi fpecie figuram Nympliae abfcondentia
inde tanquam omnibus numeris abfoluta pro-
deunt, utideincepsexponemus: hifee, inquam,
demonilratis omnino neceflàrium nobis elle vide-
tur, ut, priufquam ad alteram noftram pofitio-
-iiem tranfeatnus, nonnihil attingamus & explice-
musmodum, quo memorata mutatio contingit;
fimulquc illorum Infetì:orum, quae diétam mu-
tationem fubeunt, figuram oftendamus.
Qpum vero in figuris illorum Infe&orum,
quae
dikte bevindem foo dat het dtkker is daar h t naa de
lugtgekeert is tals daar het naade lugt nietgekcertfijn*
de ^ de leedemaaten inwendig komt te bekleeden; en*
de dat we verders inde Popkens, dewelke wy meefi o*
veral met een eenpaarig vlies bekleet fien te weefen,
geheel het tegendeel befpeuren , foo dat defelve foo
. weltegens de obdroogende lugt niet gewapent en fijm
foo en kamen wy dît inßende in het alderminße niet
toeßemmen , dat dit vogtig blyven ofie verhard
werden van de Popkens9oße de Gulde-popkens, eenig-
fins gevallig foude weefin. Ten fy datwe foo dwaas
, wilden fijn 9 datwe deefe hl eene fihepfelen by geval
geboorne ende uytverrotting geteelde finden komen te
■ noemem ende alfoo deefe wonderlyke wysbeid ende
, voorßenigheid van de Natuur foo overmerkelyk voorfigtig,
outrent het bekleeden ende onderhouden deefir
■ Beeskens, als in twyÿel koomen te trekken. Waar
■ op ik dan befluyt, dat bet Gulde-popken van bet Pop*
ken niet als toevallig verfchilt : en dat dit onderfiheyt
i alleen beßaat, in dat bet Popken een dünne huyt heeft,
en het Gulde-popken een die dikker en ver barder is:
waar by komt, dat men de leeden in een Popken klaar
fien kan; daar defelve in het Gulde-popken wat day-
flerder te fien ßjn : En dit fijn de aldervoornaamßä
dißerentien : als op fijn plants, in de particulière
verhmdelingen9 naakter blyken fah
d ë M a n i e r ,
Op welke de Wofmen, ende de Rupfen,
in Popkens veränderen.
KÏ Ebbende nu foo voorgeßelt den eenigen grontveß
fLvan alle deveranderingen der Bloedeloofe Dier-
kens sende getoont defelve te fijn een Popken, in welkt
metter tytallerhande foorten van Wurm kens, ende Rup*
fenfiomen te veränderen, ofie om eygentlyker te fpreeken*
in uyt te botten ofie te knoppen s uytfonderende nog-
tans die Dierkens, dewelke fin der uyt het ey te kruy-
pen -9 onmiddelijk daar in haare ßerkte ende volmaa-
king ajwagtens ofte anders die, in geßalte van een
ey degedaante van een Popken verbergende, daar uyt
als een volmaakt dier te voorfchyn komen, als wè
nog booren füllen: foo agtenwy voor al nootfiakelijk
te fijn, eerwe tot onfe tweede f ie l linge ov erg aan;
datwe ook eenigfins aanroeren, ende verklaarcn de
manier op welke de genoemde veranderinge gefihiet:
ende met een aanwyfen de geßalte van die Dierkens,
dewelke de gefiyde verandering cn der g aan,
Kadern aal dan fig niet alleen een aaimerkelijke
maar ook een oneyndelyke verfiheidentheid, dewelke
Jwarelyk te befchryven is, vertoont entrent het aß
E beeid*