Tab.XVl.
% . i x . r.
I
f ig . x i .
a.
bb. cc.
binae tantum non duplo funt gràndiòrcs 8t fòr-
tiorcs pofterioribus. Lumborum itidem e , &
Ventris/' fabrica nonnihil aliter fehabet,quam
in Operariis. Quin univerFum corpus Mafculi
grandius e ft, 8c colorò magis nigro infcdum
.prout in Apum Maribus quoque obtinet.
Hofce Formicarum Mafculos, qui a binis a-
liis Formicarum ipeciebus quoque ratione N y nr
pharufn fuarum, utpote complicatas atque com-
pofitas alas oftenderìtiùm, difcrepant , haud quo-
Jibet anni tempore inter Formicarum agmina
reperio: undfe credibile eft, quod Formicae O-
perariae illos ihterficiant, fiquando ardor ’8c
impetus ad generandum defefbuif. Apes fane
Fuis cum Manbus,quos Fuco's adpellant, hunc
in modum aguiit. Atquè hàec forte ratio eft
quare ifli ipfi Mares ab Operaxi'isFormicis frequenter
male multentur | uti multoties videre
mihi contigit.
Mares ifti Formicarum non nifi generationi
opcram dant • atque hinc folius duntaxat amoris
8c ad prolem fufcitandam ftimuli interventu
Formicarum reipublicae praefunt: alio enim
nutlo fceptro potiuntur. Id ipfum pariter inter
Apes obtinet \ quibufcum fane Formicae multa
habenf communia. Unde inter Formicas ae-
qtie,ac inter Apes ,nec principatui nec potehtatui
ifllils eft locus : amor namtjue 8c animorum
concordia, quae ipfa morte fortidr eft, ibi lb*
lummodo ad gubernacula fedet, omnefque ea
ratione fibi mutuo convivunt, uti primaevi olim
Chrifticolae, quos inter fraterna bonorum communio
vigebàt. Eg. x.
Tandem etiam Formicam Foemcllam beic
Jiativa magnitudine exhibeo.
Eg. x i.
Quam ipftm dcindeau&a magnitudine reprae-
fento. Eft ca autem non folum major , quam
Formicae Operarne,atque Mares jverum etiam
multo corpulentior. Quin minutiffima, alba
ovata Ovula quam faciliimeinea,opeAnatomes,
detego. Caeterum 8c fuis gaudet haec Formica
Dentibus a , 8c Gculis b b , &c Antennis cc,
quemadmodum priores j 8c in pofteriore capitis
parte jCervicem verfus, tribus pariter diperfis O-
culis, margaritarum aemulis, inftruéta eft: ut
adeo horum intuitu Foemelk infigniter dif-
erepet a Formica Operaria , dignitatifque
8c regii ornatus , quo Mas p o lle t, confors
fir. Attamen Foemella haec, ratione fàbricae
ittque pi&urac Thoracis d , iterum a binis
prae-j
maakfel van de Lendenen e, en de Buyk f , ttieede
cenigfins verfcheelende van die in hetWerk-Micrkent
gelyk daar en boven bet geheele lichaam grooter ende
Jwarter is van tekening § dat n.eede omtrtnt bet
Manneken der Byen plaats heejt.
Degenoemde Munnckens, dewelke oök door haare
Popkens van de twee andere foorten van Mieren
veYfcheelen, alfoo Jy aldaar te famengeiouwen en ge-
plöoide vleugelen bebben,die bevind ik alle tyden van
het jaar niet onder den troep der Mieren; waarom
bet tegelooven is,dat de Werk-Mierkens haar kamen
te dooden, wanneer de hetteen de drift van het teelen
over is : vp de manier gelyk de Byen haare Manne-
kens doen, die men Hammels noeint. Het geen ook
mogelyk de reeden is , ivaafom Jy veelmaal van de
Werk-Mierkens qualyk gehandelt worden, gelyk, ik
verfcheyde inaalen gefien bebbe.
Dee/e Mannekens der Mieren die doen niet alt
tot de voortteeling, waarom Jy het gemeenebeft der
Mieren niet als dovr tief de en drift tot de teeling re-
geeren, dat haar eertigen fcepter is: en H geen ook
onder. de Byen plaats heeft; daar deefe Mierkens
in veele deelen meede overeenkomen. Soo dat Joq
wel omtrent de Mieren, als omtrent de Byen, alle
opperhoqfdigheid ende mogentleid Penemaal uytge-
bannen is: nvant de lief de ende de eenigheid der ge«
moederen, die kragfiger als de doot is , die fit daar
alleen op den throon ; leevende Jy alle, gelyk voor
deefen de waare Chrißenen , in een broederlyke ge*
meenßhap van goederen.
F ig . x .
Ten laatßen foo vertoon ¿k. nu het Moeder-ojWyf*
kens-Mierken levcns grootte.
F ig . x i .
Dat ik vervolgens in het groot vertoon. Het fch
ve bevind ik niet alleen grooter te ß n als dt Werk-
Mierkem ; maar het is ook veel fixaaräer van li•
chaam. Soo kan ik oof deßer kleene en witte ovale
eyeren feer ligt in defilve door de anatomie out«
dekken. Vor ders foo heeft dit Mierke tu ec de fyne
Tanden a, Oogen b b,en Spiesjes c c , gelyk de andere
, en op het hooft agter naa de hals o f nek is het
mee de verfien met de drie verfpreyde oogkens, als
peerlen. Soo dat het Jelve daar door merkelyk verjcbee«
lende van het Werk-Mierken, wederom deelt met de
eer en de koninklyke cieragien van het Manneken,
Soo Verftheelt voederom dit Moeder-Mierke van de
twee voorgaande, in het maakfel en de tekening van
de Borß d, dewelke wat bruynder van verruw ts,
als
praecedéntibus fernet diftinguit : Thorax enim
pauüo fufcior ei e il, quam Formicae. Operariaei
xvi. & nonnihil magis hdvus» quam Mari. In Cru-
tibus differentiae propemodum habetur nihil er >
f.%. nequeSt in Lumbis/^nec circa Ventrem^j nifi
quod multo hie grandior fit efformatus, ut
in co Ovula locari poffènt l quae omnia ex iconi-
bus facile innotefcunt. Utrum vero in omnibus
univcrfim Formicarum. fpeciebus ita conllitu-
tnm fit, ut plurimae in iìngulis dentur Operarne,
aliquot Mares, & nonnullae Foemellae; id
equidem affeverare haud poflum. Cercus fal-
tem afferò -, per obfervationes mihi conftare,
quod id obtineat in maxime vulgari Formica-
rum fpeciej quae in Holland«, & circa Amfte-
lodamum, in campis & viridariis, reperiuntur:
ibi enim frequenter e tellurc, 6c inter graminum
radices easerui,meumque in cubiculum tranfla-
tas alui.
Ad hoc praeftandum fequenti ufus film artificio.
Ingentem mihi comparavi patinam figu-
linam, cavam, quam, quinque eirciter digitos
latos ab extrema o ra, adglutinato aggere cereo
circummunivi; tumque extra hunc aggerem in
ambitu aquam adfudi, ut impedirem, ne For-
micac, intra hoc munimentum coercitaej pof-
fent elabi: circumfeptum deinde patinae hujus
cavum. terra replevi, inque hac Formicarum
rempublicam collocavi. Ita feilum eft, ut
Formicae intra dies aliquot Ovula ibi fua exclu-
ferini, e quibus illi prodierunt Vermiculi7quos,
perperam Ova vocatos, ante defcripfi. Verbis
profcao exprimi haud poteft, quanta induftria
& folhcitudine Formicae Operariae hofce foetus
curent, 8c quantoeos amoreenutriant: ftu-
penda enim eos affèaione fiiosinter dentesbaju4
lant, atque de loco in locum transferunt,ncque
Vel minimum quidpiam praetermittuntjquod ad
eorum nutritionem & educationem defideratur.
Quando terra, in qua habitabant, arefcebat,
obfervavi ,quod prolem fuarn in locum demiffio-
rem,16c profundius fubter tcrram detuierint-
at cum nonnihil aquae adfudi, ut terra htrmida
& uda evaferit, turn vero vifu erat mirabile,
Suomodo, amoris ftimulo compulfae, omnesin-
tenderintnervos, ut foetus fuos translocarentf
atque in ficcum deférrent. Quin animadverti
quod, poftquam majorem aquae copiam adfu-
diflem, collatis viribus omnesfuos foetus in e-
oinentiffimum 8c altiflimum faftigium bajula-
vermt. Quodfi vero aridam terram tantum
humeftabam, tunc prolem fuam eo quoque de-
ferebant; atque lie diftindlifiime videre mihi
6011-
S ,m Wcrk-Minken, en vmiUky
\‘he van hm Manneken. De Beenen kirnen haaft
j«ver een e e , geljk ook de Lendenen f ,en de Buyk g ,
hoeviel dte merketyk grooter is gemaakt geworden
om de Eyeren te (kaffen , dat altes nyt haare J
heeldtn^en ligt te kennen, is. O f m dit ontrent alle
foorten van Mieren foo gmdtneert i s , dat daar
veele Werk-Mieren, verfeheyde Mannekens ,en ook.
venige’ Wyfkens f i n , dat kan ik niet verfeekeren |
m?.arv>el dat dit foo van my geohferveert wort om*
tretet de aldergemeenße fe o r t, die men in Hollartt
en romfom Amßertkm, in de veldett ende lußbao*
venvind , daar ik f e verfheyde maal heb nyt di
oarde, en de wortels van het gras, van dann gegraaa
ven, en in tnyn kamer gevoet.
Om dit te doen f io gebmykte ik deefe konß i
ik nam een groote aarde holle fchootel, daar ik een
wal van viafch, omtrent v y f vingeren breet van dt
rant, op klee/de , en die. goot ik van buyten vol
water, om te beletten daf de Mieren binnen de m k
ragic my niet ontloopen finden ; voorts vulde ik
dfeßßhootel van binnen met üarde, alwaarik het ge-
Meenebeß der Mieren in plaatßet dewelke, dm binnen
eenige daugen daar in haare eyeren voartkweektcn ’
waar nyt de Wnrmkeus quatnen, die ik. befchreevett
beb, en die wen verkeerdelyk Eyeren noemt. Het is
otttttogelyk te bejebryven , wat voor fyrg ende ne(r-
ßtgheid de Werk,Mieren omtrent deefe jongen be-
fieeden, en met hoegroote liefde fy haar üpvüeden,
dragendeefideverplaiitfen.de die. tuet een groott te.
derheid tujjcben haare tmden; $aa dit, Ê S s het
aldergeringße niet naulatten, wat tot haare voediog
ende opbrenging van nooden is.
Wohnest de aarde, daar ß haar woniag in hatfc
den, droog wiert, foo,bemerkte ik ,dat fy haare Jungen
dieper en lager in defelve indroegen : maar als 1
ik daar Water opgoot, foo dat fy vbgtig en nat wier-
den, als darr was het verWonderlyk om aän te ßen
wat neerßigheidß door haare lief de geperß aanwen-
den, om alle diejongen te verplaaizen, en op het
drooge te draugett. Ik heb ook gemerkt, dat als ik
bet watet feer vermcmgvuldigde, dat f t dan alle
haarjongen, door een gemeenen arbeyt, op de al-
deruytßekenße ende hoogßeplaats torßen. En als ik
drooge aarde maar evett vogtig maakte, foo bragteii
fy haare jongen ook daar na toe, dewelke ik. daa
feer befcheydentlyk haar beb ßen beweegen, en de
E c cc i vog—
I B
¡ i i
i ;ili
.r i l l
I
1