T ra tfa tu s feculìa ris de C u l i c e , qui
p a r ite r ad primum moàum T e r t i i
O r d in i s naturalium M u ta tiom m y
N ym p h am d iftum , pertinet.
|Uemadmodum Formicae, Apes Se Sca-
rabaei Naficornes e vifibili quodam O-
vulcT“ ita generantur , ut intermedius primum
ex hoc Ovo Vermis prodeat j ita haud aliter
nafcitur illc Vermiculus, equoCulex originem
ducit. Atque uti membra Vermium, e quibus
tria modo memprata Infcèta oriuntur, paulla-
tim fub cute increfcunt, 8t pofitis tandem
exuviis foras in confpcètum producuntur \ ita
haec omnia pariter locum habent in Verme &
•Nympha Culicis. ld tamen heic. notabile da-
tur diferimen• quod,dum Nympha Formicac;
Apis, atque Scarabaci Naficornismotu caret,
neque de loco in locum ièmet transfert, contra
haec Culicis Nympha motu gaudeat locali,
atque in aquis natet : ut adeo hanc ob ra-
tionem magis ad Secundi, quam Tertii, Ordi-
cis Nymphas accedere videatur.
Vcrum re probe examinata difficultas ifthaec
sparvi eft momenti. Nympha namque Culicis
reverá aeque parum fuos movet artus, quam re-
liquae Teitii hujus Ordinis Nymphae: neque
enim unqtiam cernitur,quod ca Caput, Tho-
racem , Cornua 5 Alas aut Crura fua, vcl mi-
nimo motu agitet * quemadmodum tamen contra
in Nymphis Ordinis Secundi omnino obfer-
vatur. Propterea , quam vis Culicis Nympha
adco notabiliter fefe de loco in locum mo*
veat, haud tamen id obliare poteft, quo minus
ea omni jure ad Tertium, nequáquam vero
ad Secundum, Ordinem referatur.
Vera autem ratio hujufce diferepantiae in eo
lita ell, quod mutatio,quam Cauda Nymphae
Culicis fubit, haud adeo infignis lit, ut ideo
Nympha hanc movendi facultatem amittat.
Sola hinc cauda eft, cujus adminiculo Nympha
ifthaec locum mutar. Membra autem,
quae ipíi noviter accrcverunt, acque fane immobilia
ferità ac quidem in Nymphis Formi-
carum, Apum atque Naficomium. Atqui vel
hae ipfae etiam Nymphae vi Caudam fuam
movendi pariter haud penitus deftituuntur.1
quemodmodum liquido patet in Nympha Naiìcornis
; utpote quae motu caudae fuae fernet
in terreftri fuo cavo invertere atque tantillum
di-.
Particulière verhandeling van d e MUG GE)
die meede onder de D er de O rder
der natuurelyke veranderingenopde eer-
île \vyfe, onder het VOPKEN\ behoort.
G Elykerwys de Mieren, de Byen, en de Neus*
hoornige Scbalbyter, uyt een ketinclyk Ey g e-
booren worden , en dut uyt dit Ey een Wurm voort-
kovit : foo g tat bet ook toe met het Wurm l en, daar
de Mug fyn oorfptonk uit neemt . En gelykjie Wurmen
van de drie vorige Dierkens metter tjt haare
leeden ander bet vel aangroeyen , en dut fe defelve
uiterlijk vertoonen, als fe haar bujt afgeleyt beb-
ben ; foo van gelijken beeft alle dat Jelve meede
plaats in de Wurm, eil bet Popken van de Mug :
maar met dit merkelijk onder/eheit, dat duar het
Popke van de Mier, de Byen, de Neushoornige
Scbalbyter onbeweegelijk is, cn baar van de eene op
de andere plaats niet en legeejt; foo is , dat hier
in teger.deel het Popke van de Mug f g plaatjelijk,
bevoeegt, en in bet water fwemt : foo dat hy door
deefe reeden veel meer met de Popkens in de Twee-
de Order fchynt ever een te koomen j als met die
in de Derde Order.
Maar als men de faak, regt inßet, fco is deefe
fvaarigheid van kl een g ewigt : door reden dat het
Popke in de Mug aljoo weynig ßjne leeden bevoeegt,
als de andere Popkens in deefe felve Order haare
leedemaaten niet en beveeegen : voant men ßet noit,
dat hy fyn Hooft, Bcrß, Hoornen , Vleugelen o f
Bcenen in het aldei mtnße kvmt te roeren: gelyk in
tegcndeel in het Pcpien van de 2 vocede Order onder-
vonden viert. En daarem foo behoort ook ket Popke
van de Mag , met alle reeden onder de Derde
Onlcr, eh niet onder de Tiveede. En dat niet te-
genßaande hy ßg fco merkelyk van de eene plaats
op de andere btgeefi.
Waar van dit de waare reeden is , namelyk, dat
de verandering, die in fyn ßaart gefckict, foogroot
niet en i s , dat hy daar door de bevoeeging in de-
felve kamt te verliefen , en foo is het ook alleen
door middel van de- ßaart , dat het Popke ßg ver-
plaatfi. Maar fjne nicuioe aangegroeyde leeden j
die ß jn alfoo onbeweegelijk , gel/jk die in de Popkens
van de Mieren, Byen en de Neushoornige
ßjn. En aldaar merkt men van gelijke, dat Jy
meede eenigfins haare bevieging in den Staart behänden
, dat feer kcnnclijk is in het Popken van den
Neushoornige , die ßg door middel van defelve in
fyn (tarde holleken kan omkeeren , en een weynig
vcrplaatfcn : dm dat ondefvint men in de Popkens
dimoveie vaìet. Attamen in Nymphis For
micarum & Apum id haud prius obfervatur,
nifi poftquam adultiores faélae, 8t cutis muta*
tioni proximae funt> Amota igitur hac diffi-
cultate, profeélo haud contemnendaj quando-
quidem imperito* in dubitationem adducerc
polfet ; jam progredior ad exponendam hifto-
riam particularem Culicis & Nymphae ejus rat“
que fic ea omnia, quae modo in prooemio dièta
funt, explicatiora Scintellcétu faciliora eva-
dent.
Culex e minimo nafcitur OvOj quod a Cu-
lice matre,cum haec cjaculandis Ovulis fuis occupata
eft, in aquam exponitur, atque poft a•
liquot dierum intervallum minutiflimos Vermi-
culos in lucem profert. Culices ex aqua provenire
primus me docuit Vir perquam curiofus
atque eruditiflimus , Duijfenus , Salmurii
Galliis Verbi Divini inter Reformatos Mini-
iter vigilantifiimus, qui id in viridario fuo ob-
iervaverat; quum ibi pofita ellèt pelvis lapidea
aquam contincns, e qua illc Culices prognafei
videbat.
Poftea cum in Hollandiam reverfus fuiflèm,
Vermem Culicis in aqua natantem reperì atque
delineavi. Undc fàótum eft , ut, quando
cundem deinde in ftupendis Micrographiae
Hook'tanae icoriibus videbam, is mihi ilico ibi
notus fucrit; quum eruditiflimus ifte Anglus
eum fumma accurationc depingendum curave-
rit. Attamen videtur mihi modo laudatus Au-
étor cauaam hujufce Vermis haud iàtis curio-
iè examinalfe : praeterquam quod & animadver-
tam, Culicis Nympham aliquo modo minus
reéte conftitutam ab eo exhibitam cfle: nifi
forte alia quaedam Nymphae Culicis fpecies
ipfi ad manum fuerit; quandoquidem uti mul-
tigciios Culices, fic varias etiam Culicum
Nymphas, in rerum natura invenio.
Vermem, e quo Culex exerefeit, Tabula
XXXI. fig. iv. advivum depiètum exhibeo.
Is ipfe vero infuper, icone v , microicopio au-
étus repraefentatur, ficque Peétoris atque A-
bdominis fui conftruétionem oculis exponit. Si-
mul etiam heic cernitur, quomodo is, caudae
fuae adminiculo, ad aquae fuperficiem fernet
fufpcndatjtum & quanam ratione in Caput, Pc-
ètus, Ventrem, 8c Caudam làtis diftinète divi-
datur.
k- In C apite , quod fubter aquas demerfum
pendet, varia demonftro : praeièrtim vero Oculos,
M.Cornua, & Oris partem inferiorem. Oculiaa
nigri funt, plana ¿c acquabili fupérficie donati
nec
van dé Mieren eu Byen niet ¡eéŸ, voor dat ß Wal ott*
der zyn geworden, cn nu tot haar vetvelling nade*
eren. Deefe dißculteyt, dte niet gering i s , daA
opgelofi ßnde , alfoo fy de onervaarne einige twyj
felingßu kunnen haaren s foo begeef ik my nu tot
de particulière Verhandeling van de Mug en f i t
Popken: dat alles, wat hier als nu vooraf gefegt
i s , feer verligten , en te verßaar.elyker maakeA
m
De Mitg ñeemt fyn oorfprùnk iiyt éen feér klceri
Ey, het welk van het Moeder-Muggeken, wanneef
het haare kuytqfEyeren febiet, in het water uytge-¡
legt wort, waar uyt dan na eenige daagen fe e /
kleene Wurmkens te voorfcbyn körnen. Dat dé
Muggen uyt het water gehooren Worden , heiß
my de eerße maal gecommuriiceert de curieuße eit
doorgäleerde Heer Duiflènus , yvrig lecruar van
de Gereformeerde Godsdienß te Saumur in Frank-
ryk ì dewelke geobferveert had in fyn lufihof »
alwaar hy, een f t eene hak met water bebbendt ¡al*
daar de Muggen uyt ßag voort grotyen.
Naa die tyt in Hollantgekeertßnde, foo heb ii^
de Wurm daar van in het water Jwemmende bc*
vonden, en die uytgeteekent: dat de reeden was, als
ik defelve naderhant in dt verwonderlijke afbeeldin-
gen van de Heer Hooke, in ß n eMicrographie, quant
te fien , dat ik de Wurm daar terftont kende, door
de groote nettigheid, waar mee die geleerde En*
gelsman defelve had (loen a f beeiden. Egter. oor-
deel ik , dat de. genoemde Heer de Staart van dé
Mugwurm niet naukeurig genoeg onderfogt heefit.
behalven dat ik ook ondervinde, dat het Popke eenigfins
mtsftelt van Hem is afgebeelt geworden:
f e n ß möge lyk dat hy een ander fo r t van een Muggen
Popken by der hant heeft gehadt, alßo ik veel-
der ley Muggen , en ook verfcheyde van hare Popkens,
indeNatuur ondervinde.
Het Wurmken ,daar de Mug uyt vergroeyt, dat
vertoon ik op de eenendertigfte Plaut, in de vierde
afheelding, naa het leeven: fijnde dit het felve, dat ik,
daar booven in de vyfde af beeldinge in het groot
vertoon, en fio als men de ftru&uur van ß n Borß
en Buik aldaar kamt te befpeuren. Soo dat men
ook met een de manier ß e t , hoe het aan de vlakte
van het wat er, door middel vanßjn f t art, komt te hangen:
als ook hoe het in Hooft, Borß,Buik ende Start,
redelijk dißintt verdeelt is.
In het H ooft, dat om laag in het water hangt,
worden verfcheyde faak en van my vertoont: als befindetly
k de Oogen, de Hoornen, en de Mont van
onderai. De couleur der Oogen is fiuart à a , haar
T t t t ftru¿