num & acui fimile emittit filamentum, quod in
tunica Oculorum retiformi definit : iplà autem
haec tunica ad Nervum & Cerebrum terminatur.
Ut adeo Animalcula haecce alio penitus modo,
quam nos, videant. Nos enim radiorum intra
Oculum colleétorum adminiculo videmus:
Ilia autem vifum perficiunt ope colle&ionis fi-
lamentorum nerveorum, quae, quo tempore
vifio fit, per fpecies vifibiles, lucifque radios &
colores, leviter tantum in prominulis fuis extremis
afficiuntur atque commoventur: quem-
admodum in meo de Apibüs tra&atu hanc
rem prolixe defcripfi atque ieonibus exprefii.
Quantum ad alteram Cutis Ephemeri mutatio-
iaem, quae continuo, abfque intcrmiflione, pri-
tnam fubfequitur ; notandum in ea eft, quod
Ephemerum, femel vernatione funftum, haud
ullam faciat loci ele&ionem, in quo tranquille
confidcns alteram fuae cutis mutationem fubire
póflit. Imo omnis ipfi placet, quemeunque inter
volandum invcnerit, locus: atque perinde
habet, an lignum fuerit,lapis, terra, arbor,
cymba, navis, beftia vel homo. Videtur in-
nocens Animalculum ad quaecunque indiffèrens
elle ; modo alicubi conquieicere ipfi detur , ut
alteram fiiam pellieulam queat exuere. Hanc
yero hac ratione exuit.
Primo Ephemerum Pediculos fuos, acutis
Unguiculis inftru&os, quantum poteft, firmiter
& rigide defigit : deinde veluti perfri&ione &
tremulo horrore corripitur ; moxque tunc medio
fuper Dorlb, in ipfo ilio, quod ibidem datur9
exiguo fcuto, cutis ejus dehifeere obfervatur ; qui
hiatus paullatim verfiis anteriora eoufque iemet
aperit, ut Ephemerum Caput fuum ex ilio queat
exferere. Hoc faófco Pedes id fuos de cute pro-
m. trahit a -, dum interea Unguiculi,exuviis pofitis
“ adhaerentes, firmiter adhuc fuo loco infixi
& x iii. funt: quod equidem plurimum fecit ad reli-
quum corpus cute fua exuendum.. Praeterea
probe heic animadyertendum eft, quod Caput
& Pedes ablcedente fua cute fimili modo orben-
tur, quo nos pedes noftros e calceis, caputque
e piieo ar&iore educimus. Verum de reliquis
partibus, primo nimirum atque fecundo Alarum,
pari, ea ratione abftrahitur cutis , ut interna
bujus facies extrorfum, & externa intror-
fyrti obycrtatur ; quemadmodum nos chirothe-
<jas noftras invertimus, ut digitorum interior fu-
perficies extrorfum producatur. Eo tempore,
quo cutis pro parte dimidia de Alis abftra&a e ft.
AniJ
heeden gevonden: maar van yder klootsgeixyfe ver-
deeltng derfelve gaat een fesboekig en naalts-ge.
wys draatke ; het welk op het nette-vlies deefer
oogen eyndigt, en dat op de Senuw , ende de Her-
fenen. Soo dat het gefigt van deefe Beeskens , 0p
een heel ander wyfe, als in ons, toegaat. Alwaar
bet door een vergadering van ßraalen, binnen in het
oog gefcbiet. Daar bet felve alhier door middel
van een vergadering van fenuagtige draut kens toegaat;
die op de tyt,als fy fien, maar eeven op haare
verheeventheeden, door de fienelyke hoedanighee-
denen ßr aalen van licht ende couleur, geroert en be-
weegt worden. Gelyk als ik dat felve wytloopig heb
befthreven,enajgebeelt in mynboek van de ondervin-
dingen der Byen.
Wat nu het tweede vervellen van het Haß belangt:
het geen dadelyk en fonder on der lauten op
het eerße volgt. Daar omtrent is wel aan te merken,
dat het eens vervelde Haß, in hetfoekenxan
een ruft-plaats , om ten tweedemaal te vervellen,
gantjcb geen verkiefing maakt. Want al bet geen
dat bet Dierke al vliegende ontmaet, dat is hem
aangenaam ; geen onderßheyt mackende tuffchen
hout, fieen, aarde , boom, fchuyt, fcbip, becß.of
menfch. Alles fchynt bet onnofel Dierken onver-
ßhillig te ß n ; als het maar een ruß-plaats mag
vinden, om fyn tweede velleken af te ßroopen; dat
het op deefe. wyfe. doet.
Syn Beenkens, die met fpitfche nagelkens verfien
zyn, defelve fet het voor eerft foo vaft en fchrap,
als het mogelyk is. Daar na, als van een koude
fcbudding en trillende beeving bevangen wordende,
foo fiet men bet vel op het midden van de Rüg recht
tnhet ßhiltken, dat het daar heeß , open fplyten.
Dit ontfluyten van het vel fiet men na vooren allengskens
foo ver van een wyken, dat het Jyn hooft
daar buyten kan ligten. Dit gedaan zyride a fio
trekt het ß n Beenkens buyten het vel; terwyl on-
dertujfchen de Nagelkens van het vertaten huytken
nog vaft op haar plaats gehaakt blyven: want dat
felve doet feer veel tot de vordere vervelling van
het lichaam. Alhier moet men nu wel aanmerkem
dat het Hooft, ende de Beenen, uyt het afwykende
vel ontbloot worden. Even al eens, als wy onfe
voeten uyt de fchoenen , ende het hooft uyt een
klemmende muts trekken. Maar de vordere leeden,
als bet eerfte en tweede paar Vleugelen, daar
ftroopt het vel foodanig af, dat de inwendige ßden
buyten, ende de buytenfte binnen komen; opdeivyß
gelyk wy onfe handt-fchoenen omftroopende, de tn.
nenfte fyde der vingeren buytenwaarts trekken. P
deefe tyt, wanneer als het vel half van de Vleugelen
v xnI Aniraalculahaecveluti captiva atque conftriaa «.geh« afgefiroopt is , fio fiynfi even als gevangen
L „ funt; uno per aiiquod etiam tempus fine nota- en gebenden. Ends ook eemgen tyt finder merkely-
r bihmotu haerent, Reliquum corpus per alte- ke bcweegmg. Het vordere lichaam trekt fig door
ram hancce cutis mutationem iridem multo Ion- dit tweede afjlropen van bet vel meede merkely-
gius exteildicur; Caudaeque adhuc tenia parte ker uyt.- ende de Starten worden nor een derde deel
fiunr Iongiores, quam in prima mutatione eva- langer, als in de eerfte vervelling gefibiet is. Soo
ferant, Ut adeo Cauda Pedefque, fub prima dat de Staart ende de Beenen, die in ’t eerfte afftroó
cutis mutatione, terna parte Iongiores redditi, pen van het vel een derde gedeelte langer eewordel
nunc altera vice itemm tanwndem elongenmr: ßn , voor de tweedemaal een derde deel langer uyt.
quod tarnen circa Caudas magis, quam circa gerekt worden. Het geen evenwel meer omtrent da
Pedículos,obnnet. Quum enim Cauda e cavis Starten als dePootkens plaatsgrypt. Want alfio
conftet annulis, qui diftraéti a fe mutuo rece-
. . ■ | P T'nr ^ i P 7 ’ ' — * Stxrt *3* boto, ragtime, die alrekkende van
dunt;' -pmc exportólo x ^ ejus j ----------— multo —
magis con- een fihuyven, beftaat: fio is de uytrekkìng daar
uurna ftfr. nimm in r is i i van veel fichtbaarder,» n , . als in de Beenen ; die maaP
lpicua eft, quam quidem in Pedibus : utpote qui
tantum complicati intra cutem haerebant, nunc
vero faltem aequaliter extenduntur. Porro circa
Caudam.animadverti—tu r>, qu--o-d-- -P-i-l-i- -e—jusr, jq—u i"»j'Kzni,aie m net Aas bcel aigt aan eeì
m Ephemero Verme quam denfiffime confiti e- ftonden, nu vorder in het Haft van malkanderen gem
i , in eodem volante a fe mutuo remotiores plaatft fijn, ende ook fiubtielder en dunder fijn gèifiinnt
t , fiìimmiuillnqiuine fubtiliores & ten ui• or es ev. aciè r•i nt; ®
quandoquidem pariter binis vicibus exuvias po-
punc, atque ex abicedentibus pilis, tanquam e
vaginulis, in lucem pródeunt.
JEphemerum, cuteiuapartim excuffa, partim invertendo
abiì:ra6fca,orbatum, denuo aquam petit ;
cujusinfuperficiefiirium,deorfum,lente,celeri-
ter, volando „atque palpitando, quam lepidiffime
ludit, iterumque ibis nixum Caudis quieicit,
Alas inter iè mutuo collidens. Dum Animalculum
hac ratione in aquarum fuperficie fefe com-
movet, laxeque Alis fuis ludit ;Cauda ejus ,quae
cava eft & pilis ftipata, quam facilliiue corpus
fuftinet: quum enim aerem illa in fecontineat;
ideo levis in undarum fummo fertur,neque fub-
ier aquam demergitur. Simile quid in aliis etiam
Infèdtis obfervatur; q,uae pariter ope pilorum,
intra & inter quos aèr detinetur, infummaaqua
nàtando quali fufpenfa manent : quemadmodum
in Vermibus, e quibus Culices & Tabani exere-
jCunt, locum habet. Interim haud tamen aer
lite perpetuo in caudis. Ephemeri permanet; fed
inde nonnunquam egreditur,, quando exficcandi
caufà acicula adiiguntur: tum enim plerumque
valdc corrugatae collabuntur. Eft & alia ràtio,
ob quam Ephemerum leviter in aquae fuperficie
Volitat; quoniam videlicet tenuem id intra cor.
pus fuum veficulàm gerir aere plenam: nifi cui
potius ftatuere placeat, quod Ephemeri Ventri.
bac re-certi nihil adféruero,; quum de ea mihi
ipfi nondum fatis conftet.
Ul-
kreukelig in het vel laagen, ende nu effen uytge-
fpannen worden. Nog fiet men omtrent de Start,
datfijne hayrkens,die in het Aas heel digt aan een
worden.- alfoo fe van gelyke tweemaal vervellen ,
ende uyt de holligheden van de ajwykende hayrkens
te voorßhyn komen.
Het Haft aldits fijn vel ctfgelegt en omgeftroopt
hebbende, dat begeeft fich wederom na het water:
op wiens vlakte het overaardig dan om boog
dan om laag, dan langfaam, en dan weer
gejwint, al vliegende ende wentelende komt te fpee*
len , ende dan weer op fyne Staarten rußende met
de vleugelen tegen malkanderen te flaen. Terwyl
het Dierken op deefe wyfe op de vlakte der watcren
wemclt, en loffelyk met fijn Vleugelkens fpeelt s fio
onderfteuntfijn Start,die hol en vol hayrkens is ,feer
lichtelyk fyn lichaam. Want alfoo defelve vol lucht
is,feoodryftfo makkelyk op de golfkens, ende fy
en finkt niet onder de wateten. Gelyk dit felve omtrent
andere Dicrkens meede wel gebeurt; dewelke
van gelyke door middel van hayrkens, daar fig de
lugt binnen ende tujjchen Jluyt, aan de vlakte van
het water, al fwemmende hangen blyven ; gelyk
dat in de Wurmen , daar de Muggen ende de Koey.
vliegen uyt voortgroejen, plaats grypt. Evenwel
fuo en blyß deefe lucht niet altyt in de fiaarten van
bet Haft,, alfoo defelve daar fomtyts uytgaat, wanS~
neer men fe aan een fpelt fteekt, om te droogen;
op welken tyt f i gemeenelyk beel kreukelig in een .
vallen. Noch een andere reeden ijfer, waar door
het Haft lucbtig op bet water vliegt , dewelke be..
. •*--------- r ---------* * ftaat in »d«avt-f j*e »ere*n. Jfiurubnttisetl ubtlnauaiKskCeHn mmeest lllulCcuhlt obmin--
culus eo tempore aëre inflatus fir. Attamen'de nen in haar lichaam hebben .- ten f i men fou willen
hac m . r p v n r u l l ì i neiip m o w « . __ __ J . • I /. ... r .... f. . m ,« . figgtn , dat haar Maag op die tyt met lucht ver-
yult was. Het welk ik echter niet fou kutmenver-
feckeren; alfio ik my felven daar niet gebeel in en
vo/doe. ■
V t t j Om