j o A N N I S S W A M M E R D A M M I I
mina ( vermes ab Arifiotele eli fl a ) , quae initio im-
perfefla edita, fibi viBum quairunt, indeque nu-
triuntur ò ' augentur, de Eruca in Aureliam, de ovo
imperfeBa in perfeBum ovum & fernen. Quibus t-
quidem verbis non modo cum Arißotele Chry-
lillidem perfectum ovum appellat, quod juxta
Eundem nec Eruca nec Papilio eit ; verum &
fàlfac Moujeti opinioni videtur adftipulan, qua
Is Chryfallidem mediimi quid ínter Erucam &
Papilionem effe afferit. Quin & eadem verba
indicant, Ipfum vel Infeüa, quae abfolute mox
ex ovo, nunquam vero e Vermículo aut Nym-
phaprodeunt, minime cognita habuiffe; velfal-
tem exiitimaffe, mutationem, quam fubeunt,
in ipfo ovo jam contingere ; adeoque generatio-
nem hanc illi prorfus effe fimilem, quam in Gallinatum
Dieren, aldus. Talia quoque (fegt hy ) funt la-
fe&orum femina, (vermes ab Ariftotele di&a )
quae initio imperfedte edita, fibi vidum quae-
runt, indeque nutriuntur 8c augentur, de Eruca
in Aureliam, .de ovo imperfedo in perfedum
ovum 8c fernen. In welke woorden behalven dat
hy het Gulde-popken een volmaakt Ey met Ariftotc-
les noemt, 9tgeen by den felven nog Rups nogte Cappel
ovis fieri deferibit, aut £c illi, quam
Lii) deaafeentibus ex ovo Infeitorum Vermiculis“
Gener. A- praedicat, utpote, juxta Ipfius ef&tum , cum
generatione pullorum exrovo ad amufiim conve-
nientem.
him. Ex-
CÏC. LY I I
b. Lib.de
Gcner.
Anim.
Exerc.
X V I I I .
Veruni ut lit Cl. Harvcus Chfyialìideni perfetti
nomine ovi infigniat, haud taraen ftatuit,
Infectum ex eo , tanquam ex interno 8c non
conipicuo principio, oriri -, qua ratione ex o-
vo gallinaceo pullum nafci alTerit : aut In-
iettum ex altera iftius ovi parte fabricari
ex altera vero incrementi materiem haurire j id,
quod pariter in generatione pullorum fieri affir-
mat. Imo vero folidior multo Ejus eft hac de
re fententia j quandoquidem b cum Arifiotele
pro rato habet iftud axioma: E vermena fita -
nlmal, ut non ex ejus parte, Jicut ex ovo, fed to-
tus ere(cat, & art hit latum animal evadat. Quae
quidem verba, ab Harveo ex Arifiotele deprom-
pta, fi, nulla habita ratione, quodlaudatus A-
riftoteles Aureliam ovum appellet, ipià cum re,
utiquotannis a Natura nobis exhibetur, confer
rentur; veram profe&o Nymphae indolem quam
Exerc proxime exprimerent : quum autem Harveus c
i x x i i . de Cum Arifiotele d metamorphofin praeterea heic
mie.*' fingat, quam unius rei alterandae in plurés ali As
3c Gen*1 * diflributioncm vocat, alibi vero * hacce periphra-
Anim. c. fidefcribit : In generatione per metamotpbofin, quafi
1 Exerc fei1^0 impreffo vel proplajbtate concinnata finguntnr
xiv. de materiafc. tota transformata : hinc a ventate non
nim. folum abfcedit quam longiffime ; fed & genu-
inam naturalis mutationis indolem prorfus adnl.
terat, & tenebris involvit, utpote fi&itiam il lam
isi foo is 9t dat hy ook fchynt het onwaare gevoe-
len van Moufetus toe te fiemmen ; het welke het
Gulde-popken iets ttiffen een Rups ende een Cappel
te jyn fiaande houd. . Toonende vorder in defelve
weorden, dat hy o f die Bloedeloqfe Dierkens, die on-
middelyk uyt een Ey koomen, ende nooit nyt een Wurm
ofie uyt een Popken, niet gekent en heejt ; ofte dat hy
gewilt heeft, dat haar verandering, in het Ey fei-
ver van haar ondergaan foude werden. Ende dat
dan die teeling niet anders en fou weefen, als de felfi
de, dewelke hy, ontrent de Hoender Eyeren te ge*
heitren, voorfielt s ofte ook die, dewelke a hy, ontrent
de Wurmen van de Bloedeloofe Dieren uyt een Ey
te gefchieden, voorgeeft; ende dewelke hy hem met de
geboorte der Kuykens uyt een Ey geheel overeenkomti
Vordere hoewel de. Heer Harveus het Gulde-
popken een volmaakt Ey noemt, foo en is nogtansJyn
gevoelen, niet, dat het bloedeloos Dierken daar uyt,
als uyt een inwendig ende onfigtbaar begintfel, Jyn
oorfpronk fou neemen, gelyk hy een Kuyken uyt
het Ey van een Hoen, op die manierfegt gebooren te
werden, o f dat het uit een gedeelte van ditEy foufa*
men gefielt wer den,ende uyt bet andere toeneemen-,als
hy meede ontrent de teeling vande Kuykens voorftclt,
ncen: maar Jyn gevoelen is hier ontrent veel Jcherpßn-
niger,houdende in Jyn^Boek vande teeling der Dieren
met Ariftoteles voor vafi, deefe geloof-fpreuk. E
verme ita fit animal, ut non ex ejus parte, ficut
ex ovo, fed to'tus crefcat, 8c articulatum animal
evadat. Welke woorden vün Harveus uyt
Ariftoteles voortgebragt, indien fe , fonder opfigt te
neemen, dat de genoemde Ariftoteles het Gulde-
popken een Ey noemt; met de faak felve gelyk Je ons
alle jaaren in den aard der dingen voörkomt, ver-
geleeken wierden-, de waare gefchapentheid van een
Popken ten naafien by fouden uytdrukken i maar al*
foo c Harveus nog daar en boven een vörming met ^
Ariftoteles hier komt by te verjieren, feggen die te
fyn. Unius rei alterandas in plures alias diftri-
butio. Ofie c als met een otnjchryving. ln generatione
per metamorphofin ; quafi figillo impreflo
vel proplafmate concinnata finguntur: materia fc*
tota transformata. Soo ifi dat hy niet alleen Jet?
verre van de waarheid ajdwaalt: maar ook niet mag*»
metamorphofin, feu imaginariam transformado-\ tigJynde, deefe gedroomde gedaante verandering ,
nem °fiß
nem ita, Ut dare intelligi queat, nequaquam
valens explicare*
Ut autem Harvei de trànfmutati'òne Infeófco-
rum opinionem, quantumvis ne vel corticem
ipfius rei attingat , perquam tamen ingenio-
fatn y tanto facilius intelligamusj fimulque in-
notefeat, quam mifere illico 8c graviter aberre*
mus, ubi, neglecfcis argumentorum , quae ab
experimentis rerum fuppeditantur -, ponderi-
bus, iolius noftri ratiocinii dudum fequi-
mur : ipfiifima verba , quae totum Ejus de hac
tranfmutatione commentum comple&untur,
de huc tranfcribemus, prout in Libro Ipfius • le-
• guntur.
IVI. D
Duplici modo, ait, ali quid eie aliquo ( tanquam
ex materia') fieri ', idque tam arte, quam natura
ac praeciptie in generatione Animalium, obfervavimus.
Altér efi, cum ab aliquo exifiente fit j velùti ex
Ugno, le Bus i ex lapide, f i atua : cum nempe tota fu turi
opifìcii materia jam e'xtìterit, ante quam in formarli
producatur, aut operis a li quid inchoetur. Alter]
autem modus efi, cum materia Jtmul & forma-
tur, & fit. Quemadmodum igitur opera duplici modo
ab arte perficiuntur ,• altero nempe, cum materiem
jam paratam artifex fecat, dividit, & detrahendo
quodfuperfluum efi, imaginem relinquit, ut fiutaa-
rius facere folet: altero autem, cuin figulus eandem
imaginem ex luto addendo five ungendo, Sfigurando
format , fimulque materiam parat, praeparat,
optai, & applicai ( atque hoc palio imago potius
fiali a quam f ili a dicitur) : ita pariter in generatione
Animalium-, quaedam ex materia prius coBa & auBa
jormantur, & transfigurantur, omnefique partes firn
ttl per Metamorphofin oriuntur, ac diftinguun-
tur, perfeBumque Animai enafeitur: quadarn vero
feBa parte una prae altera, ex eadem materia pofiea
fimul nutriuntur, augentur, & formantur: habent
fc. partes alias aliis priores ac pofieriores, eodem-
que tempore & augentur & formantur. Horum fa-
brica a parte una, tanquam ab origine incipit, ejufi
que ope reliqua membra adfeifeuntur : atque haec per
Ep l
ofte iiigebeelde vervorming uyt te leggbi, ende ver-
ftaanbaar te maaken; Joo ifi dat hy de natuurelyki
verandering, foofe inder daad is i f eemimal ver*
donkert ende verva/fi.
Dan op datwe fyn gevoelen van de vervorming, dat
feer aardig is, hoewelfelfs niet overeenkomende met
de fcorfe der faaken, te beeter verfiaan moogen; ende
ook met eenen fien hoe ellendig ende grof wy koomen
te dwaalen, alswe de overredende ondervindingen de?
faaken verlautende, alleen ons vetfiant koomen te vol*
gen: foo is 9t datwe Jyn gantfehe gevoelen, ontrent
deefe verandering , hier hy füllen fteilen, ende het
fetve tot voldoening van onfe lantsgenooten, van
woort tot woort vert aalen, Sy ne woorden dan luy*
den in Jyn boek van deTeeling der Dieren, aldus.
’ Op tweederhande manier (fegt hy ) hebbenwy on-
” dervonden iets uyt iets |gelyk als uyt een ftoffe) te
werden, ende dat foo wel door de kunft als door de
natuur, voornamcntlyk in de teeling der Dieren.
De eene manier is , als 9er iets Wert uyt iets dat
voorweefent is s gelyk als uyt hont een bedftede^
uytfteen een beelt: wanneer r.amentlyk de gantfehe
ja ftoffe van9ttoekomendegebouvoorwejentgeweeftis,
vaor al eer het tot fyn gedaante gebragt wert, ofie
eerdatter iets van91 werk begonnen wert. De andere
99 manier is* wanneer de f t ofie tegelykgedaante ver-,
krygt, en wqrt. Gelyk dan op tweederhande manier
” door de kunft de Werken volmaakt werden; door de ee-
99 nenamentlyk,als de kunftenaar de bereideftoffeJhyt,
ende afirekkende wat overvloedig is,het beelt daar
uyt overig laat, gelyk een beelt-houwer pleegt te
doen: door de andere manier, wanneer ten potte-
bakker, o f boet-Je er der, het felve beelt uyt kley ±
daar by doen de, ofte het vermeerderende, ende ge-
99 daante gevende, boetjeert o f vormt: ende te gelyk
99 deftoffe maakt, bereit, voegt, ende toepaft ofte
99 verwerkt ( ende op deefe wyje wort het beelt bequa-
99 mer gefegt gemaakt teJyn, als geftalte endi fatfoeA
99 gegeven:) Joo van gelyken in de teeling der Die-
99 ren; fommige worden uyt een ftoffe te vooren be*
99 reyt ende voltoit geftalteniffs gegeeven , ende ver-
99 ändert van de eene gedaante in de ändere; ende al dt
99 de eien worden te gelyk door vervorming (Meta-
” morphofis) gebooren, ende onderfcheiden, ende
9 daar gtoeit een volmaakt dier uyt: maar andere
99 Dieren, het eene deel vervolgens naa9t andere ge*
99 maakt fynde, die worden namaals uyt defelve ftoffe
99 te gelyk gevoet, vermterdert ende gedaante gege*
55 ven; Jy hebben namelyk eenige de eien, die vroege?
99 en fommige die laater gemaakt Jyn als de andere,
99 ende op defelve tyt wordenfe vermeerdert en de ge*
99 daante gegeven. Deefer Dieren timmeragie bi*
G | H l