iS J O A N N I S S W A M M E R D A M M I I
quae inNymphSis pullulane five gemmant, non UeltfiUtrDierenJewel!" ineinVofkenoytUiten
a. Tab.
xvi. fig.
li.
b. Tab.
xxvil.
XXXIV.
m II.
& Tab.
XL IV. fig
-ofte uytpuylen: foo is H daerwe de voornaamfte ver~
ßhiilentbeid neemende, ons gemerk op de Wurtnkeni
die voeten, ende andere die geen voeten bebben, al*
■bier fidlen afbeeiden. Alfioo bemerken wy dan dat
'onder de Dierkens, dewelke de ¿eftalte van een Pop*
ken ofie Gulde-popken, aameemen; eenige geen
beenkens a, andere fies beenkens b , ende de vordere
vre er der beenkens bebben c. Ende gelyk wy het verficht}
folum notabilis, fed 6c infinita defcriptuque diffi-
cillima detur varietas: hinc, praecipuam dunta-
xat heic exhibituri differentiam,' ea confidera-
bimus, prout vel pedibus fixnt inftru&a, vel iis
carcnt. Obfervatnus igitür, Infe&orum, quae
Nyraphae vel Chryiallidis figuram induunt, a-
liacfleapoda'*, alia fex pedibus *, alia pluribusc
gaudere. Atque uti notatu perquam dignum eft
iftud difcrimen inter apoda,hecpoda,6cpolypoda,
fi ea inter fefe conferuntur: ita haud minor oc-
currit ratione numeri pedum differentia in tertia,
polypodaiv videlicet, ipecie. Inter omnes tamen
liofce pedes, fex antici maximam in pcdatis Ver*
mieulis atque eXa&iflimam mcrentur animad-
verfionem- in apodis autem ilia praecipue corporis
if. Tab.
Xu.No.
pars,- quam aliis in Animantibus Thoracem
adpeliamus.
Ut autem ratio quoque fiat manifefta, ob quam
iftud prae aliis difcrimen Infeétorum , quo in pedata
Se apoda diftinguuntur, proponamus ; id
qùidem fcitu perquam dignum eft, quod in Ver-
ìmcitlis apodis illa , quam Thoracem vocavini
us, pars nunqùam vel mutetur vel transloce-
tur; in Vermiculis vero vel Erucis, quaepaucis
pluribusve gaudent pedibus, fex pedes anterio-
rcs nunquam amittantur , aut notabili quodam
modo locùm muteht futi quidem pfaetef omnem
Ventate-m nobis perfuaderé conatuseft Goedartius.
Di6E enim illi pediculi in plurimis, ne dicam in
omnibus, àb'fqùe minima loci mutatione, nunquam
non aflervantur. Imo, quod maximam me-
fetur admirationem, in plurimis Vermiculoftim,
quibus fex funt pedes, eo tempore, quo in Nym-
phas pullulanti, adeo parvi eft momenti pedicu-
lorum mutatio, ut eanec cognofei,nec animad-
Verti ulio modo queat; quales etiarn cuilque me-
tainorphofes fuo in cerebro cuderint omnes,- ne-
mine, quantumfcimus, excepto, Philòfophi.
Quemadmodum ergo haétenus memoratae ex-
perientiaCjoricntisinftar Solis, tenebrofammeta-
morphofium illarum umbram dimoventes clara
8c alma nobis luce affulgent ; ita* hanc ipfam fi
prefib pede ièqueremur grati, facili iàne negotió
indeliceret addifcerc, quanam ratione obfcurif-
fimae Infeétorum pedibus carentium mutationes
patrentur. Quoniam tairìen per modum indu-
étiòni§ aliud ex alio concludere aiit demónftrare
haud conftituimus jhinc potius juxta diiétum éx-
perimcntorum tìoftrorum progrefiuri dicemus,
quod
der geener, die geen voeten, f i s voeten, ende
mecrder voetkens bebben, bet fielve met malkander.
vergelykende, feer aanmerkelyk bevinden: foo is 9t
datwe in' de. der de fioorte, die voeten bebben, geen
i minder verficberdentbetd, ten aanfien van döfilve koo-
| men aan te merken. Van al welk getal der voeten
nogtans; de voorfte f i s de meefte-ende nauvskeurigb-
fte opmerking inde gevoete Wnrmkens verdienen :
ende in de Wnrmkens fintier voetkens dat deel van
haar liebaam, ^t geen wy in andere Dieren de Borft
\noemen.
Maar bm nu reeden tegeeven, ixaarom nvy voor*
naafneritlyk de onderfibeidenheid , belangende dat
eenigtf Beeskens geen voeten, ende andere voeten bebben,
voorfteilen ; fio is bet feer naukeurig te viee*
ten, dat inde Wnrmkens fionder beenen noit dat
deel, bet welke ivy de Borft genoemt bebben, körnt te
veränderen, ofte verplaatß te werden: ende in de
Wurmen ofte Rupfen, die vieynig ofte veel voeten
bebben, dat nimmer de voorfte beenen verhören
werden, ofie metkelyk verpläätfti gelyk de Heer
Goedaert tegens alle waarheid onsgeern fou willen
wysmaaken. Want de genoemde Beenkens in meeft,
fio niet in alle, finder bet geringhfte verplaatft te
werden, eeuwig ende altyt blyven. Ende bet geen al*
le verwondering verdient, is, datwe in een feer groot
getal van Wnrmkens met f i s voeten, aljfe in Popkens
körnen uyt te boiten d, de verwijfeling der beenkens
vanfio weinig onderfiheyt bevinden te weefien, dat
defelve t*eenem aal; wat voor vervormingen dat alle’
de Wysgeeren, geene datwe weten uitgefindert, ook
in haar inbeeldingcn fmeeden; onkennelyk ende onop-
, merkelyk is.
Gelyk nu deefe ondervindingen , als een beldere,
finneboven de kinimen defier duyftere verwißelingen
verficbeenen, ons een beider ende klaar licht aanbren*
gen ,foQ is*t ftndien wy bet felve dankbaarelykfinden
Volgen, dat bet met feer weinig moeite ons verklaarert
fiukitnnen, höe bett inde feer donkere veranderingen
der voeteloofi Dierkens toegäat. Dan naädemaal wy
door optelling bet een uyt bet ander niet willen be-
fluyten ofte bewyfen: Soo is ’/ datwe, onfe ondervindingen
liever volgende , figgen füllen dat de voeten,
vleugelen, boomen, en.de fio voorts, dewelke een
1 . ^ - findet
B i B 1 I A N - A T Ü R A E .
qti'òd pedes, alàe, antennae, reliquaeque partes ,
quas Vermiculi non pedati,poft-pera6tam muta-
rionemveirca Thoracem adipifeuntur, nequaquam
fub celerrima mutationis periodò-, autj ut verius
loquantur, iub repentina illa-membrorum pullu*
latione- vel ;gemmatione nafcantur ; ied quod
caedem’fenfim, per modum Epigenefios, diéto
loco, fub cuce , una cum Vermiculo accreve-
rinc* : ita ut, dum memorata cutis, in capite aut
dorfe VermieuliTupta, dehiicit, diótae illae paites
turn demum in V ermiculo feiè manifeftent,V ermr-
culumque hac ratione figura Nymphaeinduant.
Inde ctiameft, quod facili admodum negotio
pediculos iftos, alas, antennas, Sc reliqua, fub
Vermiculi pedibus membrifve carentis cute deli-
tefccntia, oculis exhibere valeamus : quemad-
modum id ipfum revera pi-aeftitimus praefente
Nobiliflimo D. Tbevenot, Viro ob inufitatam in
ornni Scientiarum genere eruditionem omni laude
majore; cofani quo Api'culae vermiculum in
Nympham *4piGulae tranfmutavimus, cuticula
circa caput difrupta, partes fubtus latitantes in a-
pricum producendo. Et poftmodum, praefen-
fcibus Illuftri D. Laitrentio Magellottt, curiofifli-
iho Naturae arcanorum Rufpatore ,eodemque fu-
pra laudato D . Tbevenot, omnia Papilidnis membra
clare Sc diftinéte in Eruca demonftravimus.
Quin vel Erucam in Ghryfallidem pro lubitu
mutare callemus-.
finder voetig Wtmnken ontrent de Borft verkrygt naä
fyn veranderingy niet in de fihielykheid der verande-
ring, ofte, om eygentlyker te fipreeken , inde fnelte
vande nytbotting, ofte uytpuyling in leedemaaten $
gebooren werden : maar dat defihe van tyd tot tyd ,
een toedoening van deelen, ter genoemde plaatfi, onder
Verum ut fationes atqiie mòdòs nàtùralium
tòutationum tribus quail verbis, 6c fimilitu-
dine quadam palpabili illuftratos demus ; pau-
cis id velim animadverfum, quod Nympha five
Cbryfallis (de Animalculis non pedatis tantum
Iiic agemus; quandoquidem, ut poftea audiemus.
mutatio in reliquis adeo manifefta e ft, nulla ut
egeat explicatione) aliud nihil f i t -, quam Vermi cuius
, qui temp oris progrejfu accreiis Jua fub cute
pedibus, alis, reliquifque membris, audits, deposita
jam jam ditta cute nudas bafce partes omnes dare
& diftintte oculis exponit. Quae quidem mutatio,
perperam Transformatio, Metamorphofis.
Mors 6c Refurreétio ad pellata, haud fane quid-
piani involvit mirabilius, magifve eximium aut
abftrufum, quam quod vilis quae dam pedibufqtte
conculcata camporitm berbula, fenfim bine indè laxe
frotuberans, inque globum, folliculum -, gemtnam,
eelyeem, oculumvè turgefcetts , hot tandem dèbi-
fiente venuftum flotem benefico f io Cultori grata
efferati
Imo
bet-vel met bet Wtirmken aangegroeit fyn a? f io
dat bet genoemde vel, op>bet. b.ooft, ofie op de rüg
van bet Wurmken apenbarftendc , de gefeide leeden
haar dan eerft in de Wurm koomen- te openbaaren, ende
defdve fio op die wyfi de geßalte van een Pöpken
doen aanneemon.
Hierom is V ook, datwe fie t ligtelyk deefe voe*
ten, vleugelen , boomen, cn fio voorts, onder bet
vel van een voete-of leedcloos Wurmken verborgen $
toonen kumien; gelykwe ook in de tegenwoordigheid
'an den feer Eedelen Heer Thevenot, om fyn f i t r
beerelyke kennis in alle wetenfihappen genoegfiaam
bdven alle roem, een Wurm van een Bye in bet Pop-
mn een Bye, bet velleken ontrent. bet booft doen-
de barften, ende de verborge leeden voor den dag doen*-
de boomen, verändert bebben. Ende naderband in
de tegenswoordigbeid van den Hoogeedelen Heer, den
naukeurigen onderfioeker der natuurelyke geheimenifi
fen, den Heer Lorenfo Magallotti, als ook in 9t by-
jyn van den voornoemden Heer Thevenot j bebben
wy alle de deelen van een Cappelleken klaarelyk ende
onderfcheidelyk in een Rupfe getoont, kunnende nog
daarenbooVcn, alswe willen, een Rupsin een Gulde-
popken doen veränderen.
Maar op dat we de gronden der natuurely ke Veränderungen
, ende de manieren derfelve, in twee drie.
woorden, ende met een taftbaare gelykenijfe. verlieht,
mögen voorft eilen: foo moetmen om kort te fyn al*
leen verftaan: dat een Popken oj Gulde-Popken;
(wy füllen 9t maar betrekken tot de Dierkensfimdervoe*
ten, na dein aal in de andere, alswe verder hooren fü llen
, de verandering foo klaar is , datfegans geen uyt*
legging van noden heefi) niet anders en is, als een
Wurm, dewelke metter tyd onder fyn vel voe^
tenj vleugelen, ende andere leedemaaten aange*.
groeit fijnde, nu uyterlyk alle defelve deelen heE
gencemd vel afgeftroopt hebbende -, klaarelyk
ende onderfcheidentlyk aan het gefigt kamt te
Veitoonen; Synde deefe verandering, verkeerdelyk
vervorming, gedaante aflegging, doot en opftandtng
genoemt, niet wonderbaarelijker, grooter, ofieduy*
ft er der; als dat een veragt ende vertreeden kruyt-
ke van den velde metter tyt hier ende däar löf-
felyk begint uyt te puylen, ende in een knöpken
opfwellcnde, met eencierelykehbloem, naa het
open barften van het felve, haaren milden Qiiee-
ker komt toe te laggen,
E z