Cavum còncamerationis Limbi, in quo aèr
movetur,. rotundum veluti arcum five palatum
format, inde oriundum, quod membrana fe contra
tcftam expandat. Vcrum hoc co tantum uf-
que obtinct, donee Cochlea fua in tefta haeret:
quando enim illa inde protratta eft, mox Limbi
membrana in partes fubjacentes dclabitur j quum
nullo amplius fulcimine contra teftara applicata
fuftineatur, utpote cui fui tantum muci ope ad-
hacferat. Quod fi tamen ifthaec membrana per
foramen fuum aèriferum rurfus infleturj tunc
pulchre admodum videri poteft, quomodo ca ic
contra teftam expandat. Cavum hoc, in dextro
corporis latere ,juxta inteftinorum ipiram expor-
rigicur j in finiftroautem lacere, ubi Cor fitum
eft, fecundum Hepatis convolutiones procedit
hujufque flexuras fèquitur, uique ad tcrtiam fè-
cundamque gyrationem interiorum corporis.
Praeterea in hoc Limbi Cochleae fornice,pro-
Tab. v. x^me Cor ejufque Auriculam, pardcula quae-
fig. ir. t. damoblonga, triangularis, collocata cernitura,'
c. cui Cor c. adfixum eft, 8c intercedente iuo Pe-
Tab IV ricardiö unitum. Extrinfecus autem ea per cu-
fig. i. ». tem extuberat n: quod potiflimum in Cochlea
g l ir.o. cotta, fua ex domuncula protratta o, confpi-
cere datur j in qua defuper fimul detegitur,
quamnam tunc figuram adfeifeat corpus ; quo-
p. modo Jecur gyretur p , 8c quonam patto Lim-
q. bus q. ièfè contrahat. Color illius particulae
eft qualis grifei cineris, cum aquamifti. A po-
ftica parte quam firmiflime ea connettitur /,cum
parte quadam Inteftinorum 8c Hepatis. Ula autem
ejus pars, quae per extimam membranam,
corpus ambientem , transparet, vafis pcrtèxta
cemitur. Ab uno latere’ color ejus paulo magis
f». aqueus eft m -, quam ibi lo c i, ubi guttata, 8c
it. cinereo-grifea,cum Pericardio cohaeret k.
Primum quidem arbitrabar, iftam particulam
Lienem efle: quum vero accuratius perluftra-
rem, animadvertebam, earn fefè in làtis amplum
exonerare duttum, qui, juxta Inteftinum re-
Tig. it./. ttumf i deeurrens, meo quidemjudicio,in hoc
ipfum fernet aperit. Quapropter hanc ego particulam
pro corpuiculo glanduloib 8c Sacculo
habeo, cujus ope materies iànguinis calcaria e
corpore derivator, atque in Inteftinum rettum
deponitur : prout etiam materiem ejufmodi
quandoque cum exerementis ibidem miftam
eife obfervamus. Quodfi particula haec diflètta
in aquam reponatur- glanduloiàm ea fabri-
cam oftendit : at quoniam calcario humore, gri-
feo, fcatet ; hinc aquam ièmper turbidam reddj't.
Tab. v.
fig. V. /.
De holligbeid, die men in bei verwuljjel van de
Lìmbus bemerkt, en waar in de lugt bewoogen wort
die maakt daar als een ronde boogh of verhemelte|
dat Jyn oorfpronk neemt, om dat bet Vlies tegens
de boom fig uytfpant. Dan dit be eft n't et Ion et
plaats, als de Slak in fin hoornken is , want defiu
ve daar uytgenoomen finde, Joo valt bet vlies van
deefte Lirnbus op de onderleggende aeelenneer, om
dat bet geen ßeunfel me er tegen de fthaal van de
boom beeftt, waar tegens aan bet door Jyn ßym fig
vaß kleefde. Dan als tuen bet door Jyn lugt-gat
weer opblaaß, kan men het feer bequaam ßen, bot
bet fig tegen de boom uytfpant. Deefe holte ßrekt
haar uyt längs de regt er Jyde van het lichaam, vol-
gens de dray der darmen; en aan de linker Jyde daar
het Hert ley t , fio volgt Jy de loop van de krinkelen
der Le ever, welkers bogten fy volgt, tot de derdt
en twee de omdraying van het inwendige des li-
ebaams.
Vorders fiet men in dit verwuljfel van de Limbus
des Slax, naa/l aan het Hert en Jyn Oòrken, een
langwerpig driehoekig detlkengelee gen e, waar aan
het Hert c vaß geheght, en met fin Harte-fakje
vereenigt is e. En uytwendig ptiylt het door bet
vel uyt n , dat befonderlyk in een gekookte Slak te
fien o is , dewelke uyt Jyn hoomken is getrokkent
Waar in men ook ontdekt, wat voor een gedaante
het lichaam dan neemt ; hoe de Lever fig drayt p,
hoe de Limbus q fig famentrekt. De couleur van
dit deelken is als grauwe afeh , die met via-
ter gemengelt is. Syn connexie van agteren 1
is Jèer vaß , met een gedeelte der Darmen en
Lever. En fin gedeelte , dat door het buytenfie
vlies, dat het lichaam omvangt, heen fchynt,. dat
is met vaten doorweven. Aan de eene Jyde is bet
wat wateragtiger van couleur m , als op die fy
daar het geßippelt en afe hgraauw is , en met het
Harte-fakje geconneBeert k wort.
In bet begin foo oordeelde ik dit de Milt te fynt
maar het nauwer befiende,fio bevind ik , dat het fig
ont loft e in een redelyk wyde canaal, die längs den
regten Darm f loopt, waar in ik oordeel, dat het
fig opent. Om welke redenen ik dit deelken voor
een klieragtig lichaam en beursken neem , dat de
kalkagtige deelen des hloets uyt het lichaam afvoerti
en in de regt er Darm ontIoft : gelyk men ook fiet)
dat daar diergelyk een (Ioffe met den ajgank fini'
tyts gemengelt is. Als men dit deelken opent, W
in het water ley t, fio vertoont het fig klierag-
tigh , maar alfio het voi kalkagtige gradii-
we vogtigheid is9 fio wort het water daar al-
tyt troubel van. Aan die f i daar bet tegens de
Darm gekeert is , vertoont bet Jig wat glantfig vxn
math*
dit. Ab eo latere, quo Inteftino obverfa c&fmaakfel, en glasagtiger , en ook hier en daar in het
paululum lplendens apparet, & quafi
magis vitrea conftans: id, quod &'hinc inde in
ejus medio obtinet ; ubi veluti in glaream &
granula, quaeiubtus traniparent, diftinttavide-
tur. Sapore cinerem in ore detcntum refert.
C A P U T V II.
fie Hepate, Bile, Ventrículo, Intefiinis>
¿r Vaßs Salivahbus Cochleae.
| v .
H L
■ v.
IVI.
UHk.
TTEpar, pro maxima fui parte in Teftae po-
i l fterioribus collocatum, cum Inteftinis
ibidem corporis fpiras abiolvit a : Uti vel extrinfe-
cus etiam videri poteft k. Porro diverfimode
irt Lobos dividitur bbb, pro vario curili inteftinorum,
quae totidem illi foveas imprimunt, quot
ibidem in finus & gyros contorquentüi*. Cae-
terum pleniffimum eft váfis Jecur, tam majori-
■ bus,quam minoribusi undique per id difperfis*.
, Gaudet & pcculiaribus fuis duttibus Choledo-
'■ chis a, abfque intermedia Fellis veficula,in Inte-
íliña féfe exonerantibus ; quemadmodum & in
Equis locum habet, & in Columbia, aliiique
Animantibus , quae Bile carere contra omnem
veritatem perhibéñtür. In Bile Cochleae iiota-
bilem quandam amàritudinem haud potui pèrcijnidden,
daar bet fig vertoont, als in gruys en greint-
kens verdeelt, die daar door fchynen. De Jmaak
is , o f men afch in de mont heeft.
H E T VII. H O O F T S T U K .
Van de Lever, Gal, Maag, Darmen, en
van de Speekfel-of quylvaten des Slax.
D E Lever is voor Jyn grootfte gedeelte ag-
ter in het Hoornken geleegen, daar Jy
tnet de Darmen de drayingen van het lichaam maakt•
a. Vorders, dat men ook uytwendig fien kan, wort
Jy vefficheydentlyk in Lobos ge de eit bbb naa de.
loop der darmen , die haar fioo veele groeven in*
drukken, als Jy daar bogten en drayingen in ma-
ken. Vorders is de Lever vol van vaten, fio groote
als kleene, die daar door verjpteyt worden a. Sy
heeft ook haar bejondere Galpypen a, o f du Bus Choli-
dochos, die haar in de Därmen , fbnder dat daar
een galblaasken isi ontloßfen; als ook in de'Paarden,
de Duyven, en andere Dieren plaats heeft, die meti
tegens alle waarheid fegt geen gal te bebben. ln de
Gal van de Slakken heb ik geen merkelyke bitter*
j heid kunnen proeven.
Hepar ipfum minutis videtur confiare granu-
lis,aequaiiter difleminatis, magno Anatomico,
D. Malpigbio , in trattatu de Hepate, Glan-
dulis vocatis : cujus equidem Viri judicio per-
tnultum fané eft tribuendum \ quum paremfibiin
cognitione Anatomes vix invenerit. Color Hepatis
eft obfeure fufeus , pauliíper ad virorem
Vergens. Duñties vero atque materies ejus eft,
utì Lienis in Homine. Succo five humorc
abundat ex flaveícente viridi. Superna parte
qua in gyrum it Hepar, extima ejüs tunica, quae
minimis velüti punttis, albicantibus, granata
eft i magis virideícit. Internis lobis quam paü
ciíiimis gaudet. In Cochlea cotta íapidius ni-
hil eft, quam Hepar, quod digeftu perqüam
facileeílfc mihi videtur: cum contra omnes fèrc
Mufculi Cochleàe duriufculi fínt& tenaces; ex-
ceptis vafis Spermaticis, quae itidem comeftu
haud fünt injucunda.
Cochleàe Vemriculüs c. in cavo Colli 8c Ven-
tris fimseft, aeque acin Hominibus,tunicis tribus
conftans- utat perquam tenellus fit 8c tennis.
Numerofis praeterea Veáis Arteriifque inftruttus
eft,.
Het wefen der Lever felvé fcbynt uyt kleene e-
vengedeelde graintkens te beftaan, die de groote
Ontleeder, de Heer Malpighius, in fin traiïaatvati
de Leever, Klierkens genoemt heeft : en aan welkers
oordeel veel is toe te geeven, om dat hy Jèer Jwaar-
lyk. fins gelyk in de kennijfe der Anatomie f i l vin-
den. Dé couleur der Lever is donker bruyn, naa bet
groeneeenweynig trekkende. Haare hardte,enfubft antie,
is als die van de Milt in de Mcnftbcn. Sy is
vol fap of vogtigheid, V geen gtelagtig groen is,
Boven daar de Leever draayt, is haar uyterße vlies
meèrder groénagtig, dat als met Witte kleene flip-
pelkehs gegraint is. Sy beeft beel weynig inwen--
dige Quabben. Het geen dat het aider aangenaamfie in
een gekookte Slak /maakt, dat is de Leever , die ik
öordeel beel ligt om te verteeren te Jyn ; maar meefi
alle de Muftulen Jyn bardtagtig en tay, behalven de
ftatvaten : die meede wel om te eetenJyn.
De Maag der Slak C is in de holte van den Hals
en Buyk geleegen ; Jy beßaat, als in de Menfcben,
uyt drie vliefen, boewel Jy teer en dun is. Met
aderen en flag-aderen is Jy rykelyk voorfien. Haar
Hh 2, cou