• 'f
.1 l í?: :
II I
n..
.íi'l
9 S D ' A M B O I N S C H E
De i(5A
fuart, it
getektHt
by Utíer R
Van dex.e
!(.yn vteit
ftioriin ,
tn ver.
f e he i de ge •
kuteurt.
Ce 2oA
foort, is
afgeèecUt
by Utter S.
¡/an deze
zyn nog
tneerder
foorteH.
De li.if'
foort, met
letter T.
He ilfi'
foors, met
letter V.
foort.
Dc
fiort, met
letter W.
Be 2^.1'
foort, aM
gevi'z.en
met letter
X.
De 2ÍV?.
foort, is op
de zelfde
plujt
XXIX.
met letter
Y . aange-
VJezen.
Waar deze
ondea
^worden.
DeTsjai'
ke befehle-
V!H.
Is kel
Z&aar
^ u n j h f .
Van deze
•worden
liYmrin.
gen gent
a.¡kt.
•XIX. T n r r i c u l a ^ hct Torentje. Mal. B i a hidji gnemon : Dit is eenbyzonderfat
7oen onder de B u c c i n a , langwerpig, onder en boven toegefpits, waar vandeonder.
fle gier zoo lang is, en meermaalen langer dan de verdere t u r b o of fpits; de fchaalis
dik, aan den rand van den bovenften gier een weiniggeplooic, enoverdwarsmetzee;
kleine voor.en: zommige zyn res of geel over 't geheele lyf: zommige hebben- roode
en zwarte banden: zommige zyn doorgaans een weiniggeplooit, met en zonderba.
den. De kleinÜe foort daar van is wederom effen, of aaa de randen een weinig ge.
plooit, en zwartachtig van koleur; de mond is langwerpig; nauw als een fcheur, ec
het Dier heefc geenbeen noch dekzel.
XX. T u r r i c u l a p l i c a t a , geplooide Torentje, deze is dikker van lyf en fchaal
raeelt grauw, mec uitfleekende plooijenalsruggen, enoverdwarsgevoorent, zooda
ze ganfch rimpelig en ruig zy: doch hier by komt noch eenfoorr, die wat flechter is
maar delTeifs ruggen loopen fcherper toe, en hebben gemeenlykbanden: deMaleije:
noemen deze tweede foort , B i a b i d ß g n e m o n , naar de gclykenis van Gä^mök, Koi
reis, diebyons de olyileenen gelyk zyn. Deze hebben veeleveranderingen, diew
alle echter onder deze twee foorten brengen.
XXI. T n r r i c u l a filis c i n ä a , deze is ronder van lyf , omgeeven met zwartofbruii
achtige en uitlleekende ribbetjes, als met dünne yzerdraaden.
X X 1Í. T n r r i c u l a granulata , deze is noch kleinder , waar van de eerñe gier hi
meeile lyf ui tmaakt , rondom en dicht met kleine korreltjes bezet : D' eene foort
lichtgrauw: D'andere heefc ecnige banden van roode , zwarte , enblauwekorrels, a
of het T a t e r n o ß e r s wäaren, gelyk men ze cok wel noemt.
X X III. Buccinum angulofum^ fchynt mede geplooit te zyn , doch de ruggen zy
fmallerenfcherper; zeisdunenligtvanfchaal. eenpaarigdonkergrauw.
X X I V . Buccinum fcalare, het WendelCrapje, is een raar, klein, en wit Hoon
t j e , buitenomgeevenmetveeleplekken, diedwarsaandegierenilaan,alsfchubbetjes
en m ordre opgaande als een wendeltrap.
X X V . Buccinum fftrak, zynde de alderkleinile van dit geflacht, is fchaarseenlú
%'an een vinger lang, grauw ofbruin, ruig, en gerimpelt. Deze noemtmeninPortU'
gaaleigentlyki?£?rw, C't welk echter een gemeenenaamis van alle Buccitta^ZQ^oi
den veelin de klooflers verkocht, waar uit de Nonnen, tot tydverdryf, kraníTene
hoedbanden maaken.
X X V l . BuccinumfolioriiT/i, zyndeiiicdcvauacklclnflclluumcjcö, iluiivanfchaa!
uiteenen ronden gier fchielyk toeloopende in eenfpits, zoo fcherp als een naald; lang
de gieren is ze iyn geribt , groengrauw van koleur , met zwartachtige flipjes; de:
mond Üuit ze met een dun rond dekzeltje. Men vind ze by meenigte aan de bladerer
en takiicn van zoodaanige boomtjes en heeliers, die op denflrandwaflen, inzonder^
hútofi\íiíMangÍHmfrutÍcans. De Inländers neemen de grootfle, kookenze, eneetei
ze.
Dit zefde geflacht heeft ook fyne §ni sqml i^, of kleine fchorrimorri , vanverfchd'
de gedaanten, die men hier en daar op ileenigc flranden vind j welkers gedaante uitwyll,
dat ze onder de Buccina behooren.
7 f j a n k o van de kuit gebragt, komt met geen van de Amboinfche Hoorentjes overeen;
behalveneenigzins rrittá&Tfeudo-furpira, uitgezondertdatzegeenbulten, nocli
doornen heeft, maar rond toeloopt in een ftompe fpits , met een dikke fnuit: deie
Hoornisfchaarseenfpanlang, zeerzwaaren dik van fchaal, teweeten, ruimeenfchafc
dik; de buitenfte huid isonzienlykvuilgrauw, met geel gemengt, hieren daar geborfíen,
en met afgefprongene fchilfFers; binnen in den mond iszeOranje-geel, dochal
lenxkensnaar binnen wi t ter, maar nietPaerlemoeraciitig; aan de flinker zyde van den
mond ziet men drie uitfieekenderibben, die wendeltrapswyze binnenwaarts omloopen
haar gebruikis om'er armringen van te maaken, alsmenzeoverdwarsinftukkenzaagt.
Zy hebben een Koning, zoo men in' tgemeengelooft; dochbynadsronderzoekheeft
men