i /V
t'r^
t/
366 AM B O I N S C H E
a f . Alle paarlem ocra enti ge Hoornen, die buiten eenen ruigen fchaal hebben, moet
men een nacht in eeìjen lauwen, doch flerken loog wecken, 'cwelk de koleuren en
plekken mooi voor den dach moet komen.
z6. Met de Schulpen behoefc men zoo veel ffioeite niet, men legt ze op 't droog
yem'moä zoolanghecn, totdatzegaapen, dan moet men met een fcherpmes den T^ai/öfnedig
in Ìlukken fnyden, waar door ze belet worden den fchaal weder te llüiten , en als
<Ìan kan men met gemak het vleefch daar uitneemen.
iT^rwi- 27. Nagelfchulpen, Jacobfchulpen, en alle die van buiten ruigz'yn, als hetvleefch
^Mf««--daar uitis» moet men in varfch water, ofin den regen leggen, tot dat de aankle-
^'Scbtii. vende vuiligheid'er a fweekt , en daar na moet menze fterkborilelen: De gcbrokene
Nagels moet men met een vyl of iteen rond vylen.
j ) g Hartjesenwitte Aardbezicn moet men een etmaal of meer in varfch water
weeken, 200 kan met het vleefch daar uit ilingeren , achter met den vinger haar vali
houdende, dat de fchaal niet van malkander breekt; daar na moet men ze in regen
e n z o n bleeken, en ten laatften zachtjes borftelen.
X9. Zommige Hoorntjes of Schulpen zyn van buiten met korteborftels ofhaairtjes
bezet, gelyk de gedroogdc peeren, Aurh birfuta , Buccinum filofum , en lell'ina
faxatìlìs: Dezelaat men weekenmethaareborf tels, zoo die noch vail daar aanzyn,
wordende ilechts maar in den regen gelegt, en zachtjes geborilelt.
30. Eenìgedunfchaalige Schulpen,inzonderheitde en-deSwaluwt jesmoe t
mengeenzins indenzon droogen, maar in denlucht, want door den zon fcheuren
haare kanten.
fhcrKt» 31. De fchoongemaakteHoorntjes, diemenwechzenden wil, dienennietmetkattoen
of diergelyke warme ftofFe ingepakt te worden, om dat door die broeijen haar
verbleekt, maar het moet gefchiedenmetfynekiftemaakerskrulien, enChineefch
of ander w e e k papier: Het doornachtig goed, of datfyne nagels, maar geene
zonderlinge koleuren , heeft, mag men in kattoen bewaarenl Die men in'thuis
voor zichzelfs behoud, mag men maar bloot over malkander leggen.
Uoemtn Zommi g e Liefhebbershebbeningebruik, datzy om het tweede of dardejaar
i r / - ' de Rariteitcneenstedrinkengeeven, 'twelk gefchied, als menzeeenetmaal in zeet
Z water legt, daar na met varfch water uitfpoelt en weder droogt, want het fchynr,
dat hier door de koleuren wat levendtg w o rden, als körnende weder in haar element;
immers zoo 't niet veel helpt, zoo fchaadt het ook niet.
Env^aat Zommi g c Hoomtjes hebben dien natuur, inzonderheit de Nautilus major.en
t^TLnrn Buccina Tritonis, dat ze by langduur ige regen-maanden in den k ame r leggende zweet
e n , ZOO dat 'er droppels water opftaan, daar men op moet letten om naarftig afte
droogen, op dat ze het omieggende goedje niet bederven, ,
E I . N D E V A N 'T T W E E D E BOEK.
•¿¡i'oQri,
Vinder.
Et» vieréitS.
B ER
A R I T E I T - K A M E R Ii Boek. 167
BESCHRYVING EN VERDEELING
Der
AMBOINSCHE
HOORNEN en SCHULPEN.
Door den Heer S I P M A N , Do^or
in de Medicynen, enz, cnz.
AMBOINSCHE RARITElT-KAMER , beftaande
in verfcheiden ioorten van Hoorntjes en Schulpjes , m
't Latvn Oßracoderma, of Scieroflrea^m^^ml, m'c Nederduitich,
H a r d c SchaalviiTchen, dezelve vcrdcelen^
d e in drie Hoofd-ioorten o f Claßes,
HET EERSTE GESLACHT
Van de Eenfchaalige
Hoorntjes y 'uan hinnen
hlinkende»
N Autilusmajorßvecrajfus. Mal. BUM' d a . word gevonden in alle Molukkifche
Eilanden: By Tiinius, Nautilus Tomptkn, cni\ra«//i»jgenaamt.
X. Nautilus tenuis major. Maleitfch, Biagorita. Neerduitfch , Deekhuvven
kmh. RtkaWawutia. Dezei s wi t van kol eur met eenen nauwen mond, van
de Inlanders niet we! te b e k omen, om dat hunne vrouwen zulke op de banden draagen.
alsxvophaareFeeftdaagenhetLcgi'. /^¿-^danzen. Eenkleinderllach hier van, in den
Amboinfchenlnhamgemeen, isookwit, maar heeft eenen wydenmond.
, Cör«« Hammoms. Neerduitfch, Pof thoornt jes, w o rden, hoewel qualyk, gehouden
voor een Schepfel van den Nautilus Major-, deieaandeklippenhangende, en
door een fterken Noorden-wind deiee ontilek xynde, koomen van deklippengeilaagenaanftranddryvcn.
Amb. Taymanufimal. d . t i s , Meeuwen-drek.
4 Carinaholothuriorum. Neerduitfch, Quallebootjes. Syn enkel van fchaal, benedenblauwachtig;
hetDier, dezen C-ri«-. bewoonende, is eenilachvanQuallen,
overeind ßaande als een lid van een v inger ; wanneerzyinzeedryven, zynze Ichoon
enklaaralseenkriilalletje, meteenblauwengknseenaangenaamenwe^rfchynvanzig
seevende, beftaandeuitenkelflym, enmet eenhuidekenomgeeven; menmagzeonderdei\
rinf^rekenen, dewelkemenvindindenMiddelandfchenzee,vanhunfwemmen
zoo genaamt: Men viud z^^t im^omi tnlBoero^^Manipa, en hebben derhalvengeen
InlandfchenNaam.
H E T
il
il!
Ì!
ü :ì