r - T
"h" •
..i
I ! . r
R A R I X E I T - K A x V l E R . III Bock. 21 9
fonte ffwavelachtige en andere deelen, daar zy mede vermengt ^y» ; /« dit •tvaier eenttreßoff'e
geworden of bygevalinkomende, zvorä van 'i x^he voort doorgedrangen en ver-
''teert, waar in de^ deeltjeshlyven^ en degedaantens verbeeiden van de ingcwor"
fe faaksn ; doch rimwer, alfoo kprße en h}was aan ^tfelve grocit : Wy bez^ttten veele'
van defe, x^vnde alle van byfondere kokuren gedaante ; wäar van 't on s goet dacht eenige
hier teverheelà(-nof deplaat'\-\. Dteby ìso.ó.aangewefin, iseenruu-^'e klomp^
doch fchoonglinßerendvankoleur. No, 7. HeeftdegedaantevaneenBoksvoefje,enbo'
ven aan een knobbelejklomp van een andereßofen koleur als de klauwfjes 8.
is eenßuk, door welkers midden een tak loopt, aan de einden nitkoomende, V isjelk
vermoedeneen'worteltjetetiiin^ ''tgeeninMzxdaziix.^verandert ^ etiwaarom de om~
:i^yndekorß door defelveßof is gegroeit. No 9. is een klomp, geelder'uan koleur, en
•wolkachtig ;. het xelve aanßu\k,en geßaagen, zietmen datalle derisive metßraalen
iiit eenmiddelpuntnaar huiten/chieten. NQ.IO. is een geheele ronde Bai, buiten om
eemgxins ''^'olkuchtig, en inwendig mede ßraalsgewys uit een middelpunt voort körnende.
No. 11. /"j een diergelykebai, %cbrondom metfcherpe nitßeckendepylpuntenomzet.
N°. II. is eenlankwerpig Keißeentje, voor eengedeelte met een kprfl Marchaiita
omgroit. N 0.13. zj- een ruuwegroote klomp, hebbende de gedaante van een kaperen
deur.hlapper : Wy -x^uden veel meerder foorten hier by können vaegen , namentlyk.
Hoorns i Schulpen, en andere gedaantens, alle met de~? ßaf amzet ofwei geheel
verändert > maar meeneti genoeg gedaan te hebten eenigevan dczelve tevertoonen.
X X . H O O F T D E E L .
A r g y r o d a m a s . Batu goela.
An de Zuid-Weft-zyde van Boeton in 't gebergte en op ilrand, vind men De Argyeen
flach witce Keifteenen in de grootte van een kop ofeen vuift, van buiten ro'i^as,
vuilwit, oneffen > vol fcheuren en hard gelyk een gemeene Keiileen > maar
als men daar opflaat, zoovalt hy in i tukken, en dezelvekan men deelen
in 2,00 veel kleine brokjes a!s men wil, waar van zommige de figuuren älsdobbelfteentjes,
andere van placce tafelrjes hebben, en dezelve laten zieh al weder in andere
kleindere fchilferen; zyzynwic, doorfchynende alskryilaU doch boven ophun
vlakte geeven ze een weerfchyn, als of ze verzilvert waaren of als zilverfchuim: Zy ^"iV''
jyn week van fubilande, flaan geenvuur, en lichten geenzins by nacht, als men zefS^ri^
tegen malkander ilaat, gelyk Kriital en de Keifteen doen. Ik heb dergelyke ileenen noic
meergezien, ookby geen Autheur iets daar van gevonden, egter oordeelik> dat
men hem voor den Agyrodamas van ^linius mag houden, te weeten een llecn die een En voor
Diamant gelykt, en een zilveren weerfchyn geeft , waar van zie Lib. ^7. Cap. 10. rochmas
In'c Maleitfch noemc men hem Batu goela., dewyl hy zeer wel gelykt naar de b r o k j e sP' ' *
van Candy-zuiker, in 'c Latyn Saccarum cantium, en niet candidum, vermits cantium huaum.
een nieuw Grieks woord is, beduidendekantigenzuiker; Menzoudehemvooreen
Lapis fpecularis zzmien, maar men kan hem niet tot kalk of gips branden, gelykhy
00k wel zwaarder en harder is d ane enigLa^w^f f a / i im. Indat gebergte, daar men ^"'"'f'^
hem vind, vlueit hier en daar een adertjevanzwart^ß/iaizji?/, welk inzeekomende
hardword, ende vreemdelingen voorzwartenAmberverkogtword, hierdoor
kan het zyn, daq ,deze Üeen geen harde en maffive fubftantie gewinc, noch tot een
volkomen Keifteen worden kan. In'tjaar 1666. wierden myvan.ßci-iciweenigemanden
vol van deze fteenen gebragc, dewelke ik toen nietachcede> dewylik daar aan
niec zien konde, 'tgeen die v^n daar van opgaven, te weeten, dat hy veele En waar
fchoone koleur^n zouden van zieh geeven, alsvanzilver, paeden, enregenbogen,^®^^J"^
daar men anders niet aanfag als een onfatzoenlyken Keifteen , weshalven ik ze v^Qgbeßaai
fmeet; maar als ik i ojaaren daar naby geval een groote klont daar van aan ftukken floeg,
bivondik, dat hy van binnsaveel fchoonder en raaderwas, danikgedagchad, en
f 3 doe
: , ; Li ili
•. M II