i
i Ï
D ' A M B o I N s C H E
Opmerking
entrent
hit
jchooa
maakfu.
IFelie
foortentot
fpyzeè ^ -
qmam
zyn.
Raaduid,
1 1 4 -
ken 200 veel uichaalende, als men kan, en het overige met denfcliaalaaneenenfchaduwachtigen
plaats leggende, daarzenochregen, nochzonbereiken, en zoo laat men
z e van de Mieren uìteeien : Men moet ze in geen verfch water Icggen, zoo lang'er iets
v a n ' t vleefchinis, want een nacht daariijblyvepde, zuUenzcverbleeken, ookmoet
het doode bloet van d' eened'anderen nìetraaken, waardoorze medebederven ; om
het tweede of derde jaar moet men hun te drinken geeven, dat i s , eenen halven dach
in zout water leggen, met verfch water uitfpoelen, en dan weder in de Zonne droogen;
uit den fchaal maakt men tabaksdoozen enlepels, maarbydezelnlanderszynze
in geen gebruik, behalven dat zommige arme Luiden, door den honger geprangt , die
op koolen braaden, en eeten; 't wel k hen zomtyds zoo qualyk bekomt, dat zommig
e het met den dood moeten bezuuren, en zommige worden ter nauwer noodnoch
geredt : D e z e gedenken niet aan den gemeenen Grondfpreuk, by d'Inkndersvaft geftelt^
dat onder de Zeehoorntjes al *c geene giad en blinkende is , of 't geene niet dan rood
e f p i k k e l s h e e f t , totdekollnietdeugt: Daarentegen, datde ruigeenfìeekelige altyd
beter zyn. Wanneernuiemantonvoorzichtighiervan mogtegegeetenhebben, zalmen
ßhaJIelyk. hem tcrftond rykeiyk fuikerwater, of eenigen dikken fyroop in g e e v e n , om het worgen
rhorval
'tgetK
dooJclyk,
Dfi'^
foort . af.
gíhttidí
op dezehe
pUasiy
l(nerß.
ne
fiort .
6ee:dtéy
lester C.
De
> r f , Oy
UlterL,
Dt6''
fiori, hy
kiier F.
• E i a ander.
fim
byUiter
G.
De
te beletten, dat de keel niet toetrekt; en daar na tot tegenbaat het zwarte Calbakaar
(in 't Xllde Boek van onzen H e r b a r i u s befchreven) met water gewreeven, ingeeven,
't w-elk die fcbadelyke koft door braaken uit w e r p t ; dit moet veerdig toegaan, om het
geneesmiddel in de maag te brengen, eer de keeltoetrekt, in welk een geval het niet
helpen kan ; gelyk in 't jaar 1664. aan een Vrouw op de { > a s Baguala bezogtis, die
door t' nuttigen van dit Dier is geßorven, dewyl 't Calbakaar te laat aanquam, en de
keel al toe was.
II. T o r c e l l a n a montofa, is wat kleinder dan de voorige , en doodfcher van glans,
bleekwit van fchaal, daar op veele hoeken en heuvels met rofle ftreepen ftaan, als of
men van verreeen rond geheuvelt gebergtezag, gelyk menhetEiland^/i-ew/ö» fchildert:
By de onze word het de Caap genaamt, beduidende de Caap de bonEJperance %
maar is zeer zelden te v inden, en in Amboina genoegzaam onbekent.
I I I . Concha i e ß u ä i n a r i a . , Karet , is langwerpiger dan de voorgaande Caap', opden
rugge fchoon gepiekt , gelyk men aan Sch{!dpadshoorn,of karet z iet , envoortsfpiegelglad;
certyds qualyk genaamt Caa ^ f a l j d - , doch uu hki ze K a r e t , en word onder de
raarite gerekent.
¡jA IV. Argus, dit is een langwerpige?'£jr£-e//<2«Ä, bruinverwig van fchaal , doorgaans
aardig gefchildert, met witte oogen , elk oog is uit 2 of 3 kringen gemaakt , gelyk
men den reus vir^«/fchildert; Zy worden ook zeer zelden gevonden, omdatzezich
heel wat diepin zeeophouden, en zomtyds in de bobbers kruipen, of door een aardbeeving
opgeworpen worden, gelyk in 't jaar 1674- by den hoek C i e l y op klein K e r a m ,
g e b e u r t i s ; doch de raeefte daar onder zyn doof van kol eur ; en de blinkende heel raar.
V . Slangekoppen, groote; deze zyn plat vanbuik, enhebbenrondom eenen fmallen
kant aan den buik, een vinger breed ; boven de kanten zyn ze rondom zwart of
donkerbruin. Winkende als een fpiegel; derugis mettaneite plekjesgefpikkelt.
V I . Slangekoppen, kleine ; zyn van het zelve fatzoen en verwe, doch kleinder ,
niet boven een lid van een vinger lang, mede zeer glad en b l inkende; Zyzyngemeen
op ileenige ßranden, gelyk die van L a r k q u e en N u f a t e l l o zyn. Men vind hier van
een raar flach, op den rugge blauwachtig, met eenen g e e knade r , ' t welk men blauwe
Slangekoppen noemt.
V I I . Witte Jamboezen, zyn van grootte en gedaante de voorgaande gelyk, doch
ganfch wi t , gelyk zeker flach van witte wilde Water-Jamboezen; dierugheeftoverd
wars eenen uitßeekenden kant, en by de twee einden ziet men een bleekwi t korreltje,'
in een kring ftaande, als en ingevatte paerl, en daar by een lichtroodplekje, 't welk
met ter tyd verbleekt; het Dier is mede wit, en dun doorfchynend, met zwarteilipies,
en word weinig gevonden.
V I II. Tal-
R A R I T E I T - K A M E J R . II B o e L 115
V i n . een Mo l , deze is langwerpig, rond ais of het een rolle w a s , zwart üe-í?'
of donkerbruin aan den buik, en aan dezyden; derugheefttweebleeke, en tuirchen{7,«;
beiden eenen roíTen band: 2y worden by delnlandersveelgebruikttothet gladmaaken
van de Piffangbladeren, daar z e de tabaksrolletjes van maaken, en hebben de koleur
en gedaante van een Mol.
I X . Carneólo t Maleitfch B i a d a g i n g , is mede langwerpig ais de v o o r g a and e , dochyj,^'^^'
aan de einden ronder, daar de voorige een kuiltje hebben j eenpaarig lichtrood , of
vleefchverwig.
X . V o r c e l l a n a f a l i t a ^ Zoutkorrekjes, dezezynkorte , ronde íParí-W//?»^, omtrent^C^í
X duimen lang, op den rug grauwbruin , met witte droppels, die eenigzins uitílee- /«»«rL.
doch
by
ken> ais of'er korrels zout op geñrooit waaren; op denbuikzyn zeroodachtig
beíterven meeítbleekgeel; hetWyíje hier van is dun van fchaal , metweinige engeen
zins uitfteekendekorrels. Zyzyngemeenopalleftranden, endaaromveracht.
X I . TorcellanaL'itterata ßveArabicay Le t t e r h o o r n t j e s , ofArabifche Hoorentjes
zommige houdenze voorde Muzykhoorntjes: 2y zyn plat van buik, met eenen dikken'/^ífr'rví
kant rondom, die wat ui t í leekt ; op den buik zwart acht ig, en aan dezyden met zwarte
droppels; de rug is getekent met taneite of rolTe ftreepjes, en ftippeltjes, 't Arabifche
fchrift zeer wel gelykende; doch andere maaken 'er een tabulatuurmQt Mu z y k n o -
t e n v a n ; menkan'erook eenigevanonzeLetterenuit befchouwen. Een tweede flach
hier van is ligt van fchaal en koleur , in plaats van fchri f t , heeft het veele verwardeßort.
ftreepen, ais of het Landfchappen waaren ; zie de kluchtige íiguur van een Muzicaalhootrxhy
Roche f o r t H i ß . A n ú l l . L i b . i. Cap. 19. A r t . 9.
X I I 'Porcellana. l e n t i g i n o ß i , Kakkerlakjes , zyn ruim een lid van een vinger lang,^^'^'*
en hoog gebult; op den rug volroíTe, zwarte en hooggeelefpikkeltjes. waar tuírchen/««frN.
lichtblauw loopt: Men zoude meenen, dat het de Jongen waaren van d' eerfte foorte,
doch deze woorden niet grooter, en hebben toteenbyzonderteken aandenbuikeenige
uitfteekende ribben, van 't eene einde tot het ander: De W y fjcs z yn ligter van fchaal,
• zonder ribben aan den buik, eenparig met ros gefpikkelt, en zoo l igt , dat men ze^'í»"» '
van haar plaats wechblaazen kan.
NB. Ais w y in 't verhaal dezer Hoorentjes van Mannetje enWyf jefchryven, moet*^''-
men niet meenen , dat onder dexplve in dcrdaatzul k een onderfcheid van geflacht z y , king,
maar omdat , naar de gemeenegewoonte, voor'tWyfjegenomenword, het geene t'
ligfte, en't gladfte is.
' ^ I W . V a r i o l a i Mazelen, zyn weder wat langwerpig , en van-tweederleiflach: Z).
J"'
H e t e e r f l e en grootíle heeft aan de zyden groote zwarte droppels, geiykzeeker flach
van kínderpokjes, die de Maleijers, Lnte lute bejßt datis, "^ferpokjesnoemen; Het
ander ílachis wat kleinder, en heeft aan de zyden purpere droppels, gelykdemazelen
(?«£?r¿i//¿:) beide zyn ze op den rugge verwart gefpikkelt, metrosentaneit; doch
de laatfte zyn de mooifl:e.
X I V . O v u m , M ú e k í c h B i a of Sipot Saloacco i deze zyn van gedaante ais een Eendei,
of wat langwerpiger; de tip van den mond is langer dan het geheele Hoorn,
rO,
De
gekartelt; de geheele fchaal is fpierwit, fpiegelglad en bl inkende, behalven de d i k k e Q -
Jip, die aan zommigen geelachtig of vuilwit is; van binnen is de fchaal violet, en het
Dig: vanbuitenpikzwarc, gelykhetookineenzwarteninktverfmelt. Deze witte Ei jers Haare
zyn in groote achting by de Alphooreezen > of wilde Bergwoonders van K e r a n j y
Wiens ftranden zy ookmeeíl vallen; wantmeraantonderhunmagdezeHoorentjesaan^«yb'^.
den hals, of in de tuit van 't haair draagen, dan hunne Voorvechters en die eenigeí/eora^«;
hoofden van den vyand gehaalt hebben : Ais men ze in llukken ílaat, en met Qypen^f¿Zf¿>,
op een ñeen daar uit ronde, langwerpige, of van andere gedaanten ftukjes formeert,
worden dezelve gebruik, om de lange fchilden Saloacco genaaint daar mede in teleggen,
't welkhuneenengrootenfraai j igheitgeeft, omdatdezeftukjesfchynen, ais of ze^J^^^'^^^
Witverglaaft w a a r en, enfraaiuit-fteekenop die zwart e fchilden, diemetrood en g e e l g e - y S » ""
. i f i
l í i ' 1 . 1
' i í í
i ' !
I