32o D- a b q i n s c h e
aan de klaarfte eti ^ e e f t verheveiie zyde ook het witte zonnetje I aan beide ziet men ,
zomtytsheel'kleineenfynefcheiirtjes, dienietdiepingäänendenSceengeenzinsflimmer
maken: Wanc de w y l de Sreen in eene geduurige vochtige iubftantie groeit gelyk
hat binnenfte hol van een Calaj>jfUs-nootis, zoo kaf i 't iiiet minder zyii of de Steen moet '
fcheurtjeszetten, wanneer hy aan de droogeluchtkofnt, het welk men öok ziet gei
beuten aan den Vmiilicus Marinus, als men den zelven varfch van zyndieräilnyd.
Hoc ze in de Cala^i'us-lioten groeijen, heb ik van een ooggetuig geleert, zynde een
l'aandrig, dewelke in' t jaar 1672. naärdeZüid-OoßereEilandengezonden, aldaar
onder a n d e r e f i een Gt/d;:?«-r-nootoopeiide, daarinhetpit welvolwäiTen. doch noch
•i^^bääJ niet bard was, aan het zelve een rood plekje gewaar Wierde, eeh Weinig buiteh
j^gt ander vleefch uitpuilende, en daar intweewitteplatteSteentjes, dienochweek
warenenaandefchaalnochvaft: De Inländers zeiden; hadde die noc h
twee maanden aan den boom mögen blyven, danzoudendeSteentjesryp enhard ge^
worden zyn.
• W'ijr In de Amboinfche geweften vind men ze niet, hoewel daar zoo veelduizent oude
öOten geopent worden, cm olye daar uit te branden, doch w n Kerams Noordkuft
worden veele gebragt naar het zeggender Inländers in hunne Cala^j'us-noten gegroeit,
daar ik mede aan twyifele, dewyl my niemant voorquam, die zezelfsdaär ingevondenhadde.
De meefte vind menop C^/i^iJ en il^a^-^aiT^r, het land vande^öi^;j,
Cajeeliy en op j^ffeiö«; het fchyt i tdat die Landen een e igenfchaphebbeh, datzemeer
fteen7.apinhaarevruchtenenboomenftieren, dan eiders g ebeur t ,daaromook demeeße
^ff/ifi? van die piaatzen komen.
De proeve dezer Sceenen gefchiet gemeeiilyk metfcherpeh Azyn o fLimöei izap, als
¿ S i m e n een weinig daar van in de band gietendenCa/a^/aj-ileendaarin legt, zoo moet
dezelve daar in teritontkokenofbol letjesrontomzichopwerpen, endiedatnietdoeE
Word voor ondeugend of doot gehouden; maarikhebmeermaalsdezeproefverworpen,
dewyl de Steen daar door zynen glans verlieft en eenedoodfcheköleur krygt
al wafcht men hem terüont met water. Üokdoen ditalle w e e k e , donkereenporeuze
Sceenen, in welkers [iPöri] gaatjesde A zynofUmoenzapindr ingende deingeflote
lucht uitdryft, en daar door bobeltjes veroorzaakt, gelyk men in Ssro/'Ä ook ziet
geheuren aan den Laps V'tBorialis of Jßroltex, dewelke zig in den Azyn ook beweegt.
Detweedeproefzaldeze zyn; alsmenhemopeenmatte legtendaatröntona
rys of Tady ftrooit, zoo zai geen hoen derven een korrel daar van eeten , zoo lang
de Steen daarbylegt; dochditheeit my niet willen gelukken, wanthad ik den Steeri
niet weggenomen, de hoenders zoudenhem met den rys opgei lokt hebben, en nochtans
meende ik, dat ik den regten hadde. Dederdeproefisnoehongelaoflyker, de^
welke ik van eenen ouden Malabaarfchen Empricüs gehoort hebbe; als men den Steett
aan den ftatn van den Calappus-hoom bindt, zoo zouden alle de noten afvallen, "t
welk ik niet in 't we r k geftelt hebbe."
'Plinius op de voorfchreve plaats fchryfc zyflen D^ndriüs die eigenfchap toe i dat hy
onder de wortel van een boom begraven, diemenomvellenwil, debylnietlaatftomp
worden; het welk men aan den voIgendenTJiw^^WiiJin'twerkftellenmag. Delangwerpige
heef t ook grote gelykeniffe met ¿twChamites van d' eerfte foort
e , doch daar in te onderfcheiden, dat de Chamites gemeenlyk een paerlachtigen
weerfchyn maar geen zonnetje heef t , ook in Limoenzap lankzamer en weiniger kookt
dan de Calappns-itetn: Metter tyd door 't draagen word de Calappus-iit^n ookfmodd
i g , vuilwit en ddodfch van koleur , den welken men weder zuiverenmoet op deze wy-
Atitrt
prfcf.
Derde
ro'f'.
rreemi
TtV'ielett
M^Pliolvis.
¿^W.» inenlegthemeenhaIvendaginwatervaneenionge C3^tf//«J-, enwryfthemmet
« " . ' " " d e s zelfs liplap, of wafcht en wryft hera in water y daar men rysingewaffchen heef t ,
diemenkooken wil;
De Cala^pus-kt^n word onder de voomaamfte W^i^^-^getekent, die mendraagc
'^fS^omgezondheitofgoedgelukineenigvoornementehebbenento t veele andere dmgen^
R A R I T E I T - K A M E R . III Bock.
die de hiknders door bygeloof en inbeeldinge hem toefchyrven, als om gelukkig te^ W^-
zyn in koopmanfchappen, thuinen te maken, en in denoorlog iemantgezont enon,
quetsbaar te bcwaaren ; welk laatüe immers geen fchyn heeft, want wat heefc de vreedz^
Uid Jupiter^ waar onder deze boom behoort, met den Krygs-God Mirxce doen 5
He re re redenen hebben zy, de welke hem tegens de Koor t z engebr ulken, als men hèm in
water legt en daar van drinktom den koortzigen brand tebluüchen ; ook met water op^'
eenen fyncn ileen gev^recven en in d'oogen gedaan geneeit de verhitheic der zelver.
Ue mooilleen ronde worden in zilvere ringen gezct , want in'tgouc wil hy niet ilaan»
Degrootfteworden aan dekrillen gehangen ook met zilvere hoepen gcflocen. DeMa-
Inbaaren raaken ook oordroppcndaar van, diedevrouwcnaandeoorendragen ,doch
mec gouc ingevac, daar in ze nooit zoo blank blyven als in 't zilver. Het Iluk koopt marde.
men in 't gemeen voor een Ryksdaalder, doch de ronde en mooi geitraalde gelden
wat meer.
In 't jaar 1691. in Februarius is zekere meid by my gekomen, dewelkeeen oude verhaai
Calappus-noo^ gefchilr hadde , die op Bahuala gegroeit was : Üp de fchaal of Tain-'^^^J^^
foerongQn onder de buitcnile bolfter heefc ze een Calappus-i\cen gevonden, nie.i: aanCaiappuj
hetoog maar aàn d'eene zyde van de 7ampoerong in een vlak kuikje'ziiiende: In koleur
en fubfantie was hy de andere Calappus-iieenQVi gelyk, maar in gedaante verfchilde
hy ; want hy was in de grootte van een dubbelcje en gedaante van een vlak hart j
aan de onderile zyde plat, aan de bovenile bukig en aldaar een klein kuilcje, daar in
men iets,bemerken konde als eenvezeltjevandenboliler, enaan den eenen hoek was
cen'fchiUiertje uicgevallen, waar onder een klein quailje was. De meid hadde hem in
azyn gelegt, waar in hy gekookt cn zieh bcweegt iiccfn, doch- daar door iets van
zyncn glans verlooren.
LXIX. H O O F T D E E L.
Dendrites Calapparia,
En regte foorte van Vendritii uit een Cala'ppus-ho'oñx is gévónden op Ceiloii OiBenin
het hout van des zelfs liam, kort te vorcn door den donderomgciiagcn.j'^jjparial"
wanc 'sdaagsna dien flag gingen 2 Dukfche Officieren mcc hunne Haven^"'^«®;''
daar voor by; de Üaven Hepen naar den omgevallen boom om hcc palmyt uit
de kruin te haalcn, wanneer ze dit Sceencjein hechouc vanden ßam vonden ,dáar aan
men klaarlyk bekennen konde, dat het aldaar moelie gegroeic zyn ,om dat liet met
dat hout digc omvac was; zygavenhetaanhun Meelierden Kapkein,die het namaalg
in Amljoina.^^n my vereert heeft. l^it Steentje was rond of een weinig bukig, in de Haargegroóte
van een kriekje, hardengladals een keze!iieencje,niet doorichynend,dooir-^r͡r'
geel van koleur, daar opüonden rontomveelewitteoogjes ofKringecjes^binnenmet-/'^'^
een geelplcin, zommige groot, zommige klein, als of iegefchi ldert waren; het bovenile
oog was het grootlte, en hadde in zieh noch eenen anderen donkercn kring,
gelyk de Iris van een oog; van de andere oogjes liepen fommige door malkander, fommige
waren ook geheel wk, diergelyke kringetjes men byna ziet aan eenfoorcevan
den Lapit ViSlorialis of j^ftroites: Aan d'eene zyde zag men een wie plekje, doodfch
van koieur, alwaac men vermoedde, dathy van het blixem-vuureen weiniggeraakt
was: (De Kapkein verhaalde my, dat de bingalezen hem gezegt hadden, dat zulke
Steentjcs meermaals in 't Cfl/ö/JpHi-hout gevonden wierden i echter zy konden hem niet
een te voorfchyn brengen, noch daar van aanwyzing doen, hoewel hy doemaals als
Deßaue, dat isp Landdroitoverhun lieden het gezag voerde: Naar zyn giimg m o g - S ' j r