RARITEIT-KAMER^ II Bock. 109
M hehoortook onder àfX^elveJoch -^wrâvanandercnàekVmmQnàQ'Lçen^-TooXgehèetenyomhaare
vlakjes .die'jjelLeeuwtjesgelyken ; '•^•ordenomhaar koleurook^-^el
Schildpad-Tooten^f»^Ä»7i, dochdan^ alsx) grooter gevlakt%yn-, dus v erre van de onçemeenfie
en uimuntenße looîen.
X X I X H O O F T D E E L ,
AlatA : Amh. TaîalUn.
y.
M
.1
h:
Etnegendehoofdgeilachtbehelildiegeene, dißwy^lata noemen, datis,^^^;^^^^^'^
gevleugelde, om dat d'eene lip altyd breed uidoopt ; in 't Amboiafch Tatallanen
Talatallan^ naar degelykeniiTederuicgefpreide vleugelenaanden
vogelW««» dienwy Scheervogel noemen; zy hebben een gemengt fatzocn
van een Buccitinm en Vûlittii\ want hethoofd loopt fpits toe, aïs aaneen¿acrimm\.
maar het iyfislangwerpig, alsQQnVoluta, met eenenlangenfmallen mond : Tot w •
cen byionder kenteken van dit geflacht, hebben ze aan den mond een lang beentje,^'
van verwe en fubilantie den Onyx Marina gelyk, aan de buitenzyde fcherp gezaagt,
beneden fpits, en boven aan een hard vleefch vaft. 't welk een handi'e gelykc, waar e»
mede dit Dier niet alleen zynen gang volbrengt, van plaats tot plaats zieh voortflootende,
maar ook geweldig daar mede,als met eenzwaard.fchermt, en al, het geen hem
tegenis, wegftoot; inzonderheit een zekere foort hicrvan,de Wyzersgenaamt,dat
rechte Schermers zyn.
De Jlata zyn van tweederlei flach ; want de uitloopende lip is aan zommigen in verfcheide
takken verdeelt ; aananderenis dezelve effenenglad, beftaande na malkander-oa»
in de volgende foorten.
I. Harpagoy Bootshaak, of Duivelsklauw, is de grootße onder dtf geflacht, een hand De
of een fpan lang, als men de takken mede rekent ; het lyf is eea platte Voluta , wiens ^s^Mdt •
hoofd in een fpitze Twbo eindigt ; de rugge is overdwars geribt, met buken be2ec,en
met bruine, of zwartachtige plekken gefchakeert 5 maar aan den mond zyn ze licht roo- bj Uuer
zenrood ; aan den rand hebben ze 6 lange takken, binnen hol en fpits toelopende.-
waar van de achterfte, die om den turbo ßaat, delangfteen de rechile is: de twee
naafte, ter wederzyden daar aan volgende, zyn naar den voorigen gekromt: dedrie i» ko-,
overige zynkorcer, en zoo krom als een haak, zoo dat menden Hoorndaaraanhan«^^*'"'
gen kan ; waar van de twee aan 't voorße of by de fnuit ilaan, van malkander afge- omflM-,
keert, als twee Buöelshoornen ; en naaft daar aan heeft de fchaal aan d' eene zydeeen^f^J^;^;
wyde kcep ; de voorile lap van'het Dier, die men in den mond ziet, is week, dun,
uit den groenen en Witten gefchakeert, en dezelve heeft zyneuitwaaffing, die naar alle
takken loopen. Men verdeelt;ze in mannetje, en wyfje ; waar van het mannetjefmal-. z/^ hn'
le en dikke takken heeft, meeft toeverwulft, aan de pude ook maiTyf zonder holligheit; '^^¡¡¡^ J""-
de plekken zyn meerbruin ofros, danzwart, en zyn itomper, en wydergeopentals/««'-bÏ
een geut ; maar het wyfje is dun van fchaal, zwaar gefpikkelt. Daar is ook noch een -¿ie de
byzonder flach, met een breed hoofd, en 't lyffchielyk fpits toelopende, zonder takken '4beeUi»g
ofuitlopendelip, genaamt Stomyjes, maarmeteenen dünnen, gezaagden, en alsuit-c/^ÏTr
gebrookenen rand aan den mond, voorts over 't lyf mede zwart gefpikkelt, en men'^J^Tf^
ïouze voor een onvolraaakte Harfago aanzien. Ik oordeel, dat deze Hoorns by TU- 'h^uZl'
genaamt worden î'fKi^i/iîiÎ;//, datis, Vyfvingers, omdat ze, miflchien in de ^'W/fi
Middellandfche Zee, niet meer danj. takken hebben. Demooiftehiervanvindmenin
deBandâfche Eilanden, alsookveeleop5£j«ö/2,en Afiî®;/,^; doch die zyn zeerbegroeit si^m»-
met zeegruis, 't welk moeijelyk af te neemen is, en dikwyls de fchaal met gaatjes door.
vreet. In Banda en in de Zuid-Ûofter Eilanden word het Dier tot de koft gezocht,
bradendc den omgekeeîden Hoorn op koolen, enflaande daarna de fchaal in'flukken.
0 3 ' II. Cor.
1 !
!i «vi