Ve Vierde
foort.
ßorl.
kihfcorsdesaaii'
g&irukke»,
enlege»
gcfptoktH.
I ÜucbvM
dcoSchry.
i'cr duur
8 8 D' A M B O I N S C H E
ger lang, en een dwars vinger breed, dikker en zwartbruinder dan de voorige, ook
beter naar eene klauwe gelykende, bochtig en Icheef ; aan de bui tenzydegrauw, binnen
donkerbruin, en de eene kant is mede verbeven, rond en plat, hat overige laager
en rimpel ig, daar hy'aan \ vleefch gezeten beeft. De Maleijers noemendezenin
'c byzonderIPäöw Caßuri, dat is, O u j x mofchatay omdatby, naarhunnemeeninge,
zoeter van reuk is, dan de voorigí j daaromhy ook meer gebruikt word totwelriekendè
zalve, dan toc reukwerk op koolen.
I I I . Onyx minima ^ mojchata. Mal. Vtiam Cafluri y heeft de grootte van eenen
vinger nagel , en is mede bochtig en krom ; komt van de kleinder foorte des voorgaanden
Murex rarmfus, welke valt in d e Eilanden v a n / i r » en iwi - f i i i^/ ; deze word
voor de beile van alle gehouden tot reukwerk.
I V . Onyx quarta , deze behoort mede onder de Blattas , en is het dekzel van de
BuccinaTritonis i gelykende een b reed b lad, y duimenlang, i • breed, een
ilroohalm dik, weinig bocht ig, maar meeftvlak; debuiten zydeisgrauwenkalkacht
i g , de binnenile honigverwig , lichter dan de voorgaande, en de eene kant ileekc
ZOO niet uit ; aan reuk w ykt hy de voorige foorte, en wor d maar by gebrek van dezelve
gebruikt.
V . Onyx quinta^ is mede een 4 duimen lang, entwee breed, aan de beide
einden toegefpitft, donkerbruin, en zuiver, in de midden met een keep, fchaars
een ilroohalm dik; deze is een Buccina Aruanay en worddenaaftevoorgaande
voorgetrokken ; doch is weinig te v inden, omdathynergensvalt, danop^r«
en Mova Guinea y daar hem de Malei jers en MakkaiTaren van daan haalen.
V I . Otijx fexta , is dun en plat , en heeft de groote van een duim nagel ; aan de
buiten zyde is hy geribt, metuitfteekendekringen, hy k omt van d e twee voorgaande
Múrices i Hauflellum en Trihulus ^ gemeeninAmboina, en w o r d maar gebruikt b y gebrek
van anderen.
V I I . Onyxfeptma^ de z e heeft de grootte en gedaante van den On'^x tertia, doch
is dunner en platter ; komende van de wydmondige kleine Pimpeltjes, en zyn mede
goed van reuk.
V I I Í. Onyx oänva , deze is kleinder en ronder dan de voorgaande, doch dikker
en aan de buiten zyde ruiger; hy komt van den Murex minore en is i lecht van waardye.
I X . Onyxnonoy isecngeheelanderilach, komende vaneen i lekke, dienietinzee
maar in de moeralTige ryilveldcn wai l , dun en p lat , fchaars een Ud van een vinge:
lang} aan de buiten zyde grauw enkalkacht ig, aan de binneni l e zilververwigblinkende.
Deze llekken vind men meei l i n deryílveIdenvanAía^ii<?/r<2r, ontrentü/<zr«j, en
worden aldaar Sip genoemt, in 't volgende hoofddeel befchreven ; doch dezen Vn
guis is flecht van reuk , en word niet veel gebruikt. Dit flach maakt eenigzins waarf
c h y n i y k het geen ©¿o/wriátj fchri ft, Lih. z. Cap. 8. à^xà&Conchìlìay,waar uit hyzynen
Unguis odoratus haalt, inlndien zoudengroeijeninzoodaanigemoeralTen, daar de
Naräus wail, dien deze flekken zouden afweiden , en waar van haaren Onyx zynen
goeden reuk zoude bekomen ; hoewel my tot noch toe niets is ter ooren gekomen van
zoodaanige moeraíTen, daar deiSTi/rd'^jzoude waiTen, waarvanintegendeeleenpaarig
getuigt word, dat hy diep landwaarts in, en op het gebergte groeit: immers dit kan
dienen, op dat men de fchriften der Ouden zoo terllond nietlaaken, ofmetleugem
b e l i c h t en moet , als meneen zaakterilondzoodanigniecbevindgelykzyzebefchreven
hebben; daar dagelyks dingen voor den dagkomen, die lang onbekent zyn geweefl.
en men echter in de fchriften der Oude n v ind, dewelke dikwils niet recht veri laan worden
: zoo kan men den geheelen text van Diofcorides verdedigen , als men hem bchoorlyk
uitlegC ; voor eerfl, als hy zegt, dat Onyx een dekzel is van een Conchilium,
h e t g e e n e gelyk, waar mede de Purperf lekbedektword, zoo moet men daar doorniet
d e fchaal of 't huís verf laan, maar het dekzel ofhetfchüdje, waarmede veelehoorentjes.
H A R I T E I T - K A M E R . Ii Bock, sp
t j c s ; inxonderheitalleil/wrim, hunnenmond dichttoefluiten, welkfehildje z y boven
hun neus aan' t voorhoofd vaft hebben: waar doorN/colausMirej?Jicusookkmi\zmde
g e h o u d e n worden,dewelkeoordeelt,dat Onyx eenbeentje uit d eneus v ane e n Purpurl lek m¡-
is; het zeggenvande AW/wr y k k epo e l en, kan men tweezins veri laan; ofdarboven"^'^'"''
aan den Ganges in der daad bergen z yn, die de NarJas draagen, en aan w i ens voeten zoodaanige
moeraíTige velden z yn, in welke diergelyke Siekken of Hoorent jes g roe i j en, die
een O n j x hebben, 't wel k wy zoo even met het voorbeel d van MakkaiTar b ewe z e n , en
waar van de beile {oonhyX^io/coriíks, NardusGangitishygenoemt wo r d ; o{T>ioßO'
rtdes kan dezen misgreep van den gemeenen man gevolgt hebben, die het MaUbathrum
toenmaals ook Nardus noemden , 't wel k , naar zyn fchryven , in moerailige piaatzen
groeijen wil, zynde hedendaags in Europa onbekent , hoewel de nieuwe kruidkenners
de bladen vandewi ldekaneeldaarvoorhouden. Over den reuk moet men niet
v e e l h a a i r k l o o v e n , o f d e z e l v e w e l r i e k e n à , ofilerkriekend moet overgezet worden ; w ant ^
wy hebben boven gezegt, dat hy van zieh zelf, en alleen'gerooken , niet zeer
genaam is, en dat vandeiTelfs reuk naar't verfchil der neuzengeoordecltword: want"íWí.
hy zal den eenen zwaar voorkomen, m^vCafiorrumy ^ifafis^« ofgebraadeGarneelen
t r e k k e n d e ; andere (gelyk meeit onze Inländers) houden hem voor l ief lyk, en vergelyken
hem by Caßuri, dat is, Muskus.
D e namen van deze s welriekende Nagelen , zyn in 't Latyn Vnguis odoratus,
Onyx marina, en Cónchala Indica, de platte dünne foorten in 't byzonder , met etn^^lZZ'.--
nieuw Gr iekf c h woor d Blattion Byzantion, cn in de Apothe eke n Blatta Byzantia : in 't f f ^ t
AtíiMái Jd f a r o tibi, ofnaar de gemeenen uitfpraak>íí^^r5/r¿¿¿, datis, welriekende ¿»ty^^r.
Klauw. By Tlintus Lih. 31. Cap. 10. vind men ook Oßracion, naar d e gcIykeniíTe v an een
p o t f c h e r f : hy à&Uéyrt^n Schechelet\ m\Múéx.íáiVnam&nVnamCarbou: in ' t MalíkaíTaarfch,
't w e l k ook Maleitfch i s , Amhelau ; in' t B o e t o n f c h Lacca nuga:m \ Amboinfch
hawoamatta: in ' tChineefchZe/ienißt i/e; andere noemen dien in' t b y z onde r r^ß^^
nü^da, den kleinen Oi/yx, tn Ambe lau oiVnam Car bou den WttSchecbekth,
Éxod. XXX. v i 34. zynde een van die vier dingen , waar uit het heilige reukwerk gemaakt
wierd,. wor d van meei l alle d e Overzet ters vertaal t , Onyx ; het w e l k my ook het
waarfchynlykile voorkomt: echter heef t het den geleerden ¿"««««i^/Sof/járí^j, in zyn
HierozoicoLib.v.Cap,%o.p.^o%. be h a a g t , het zelve over te zet ten. Bdellium, uitm^.«^.-
inzigt ZOO het fchynt , om dat de Jonge Rabbynen , die meeil in Europa geleeft heb- "
b e n , t'xclvc ¿"c/W^t'/e'/; hebben gehouden voor een wor tel , oficts, datvaneenplant
e k omt , gelyk het de Hoogduitfche Joden noch noemen Nagelwortelen, ziende op
het kruid Caryopbyllata-, oo k heeft hy in Galenus geleezen, dat het zwart e Bdellium
zommige witte plekken heef t , die hy wegens de overeenkomil met menfche nagelen,
0 » y x n o e m t ; waar uit ^öfÄ^riffj beíÍuit, Schechekt, Bdellium zyn i maar
dewyl men nergens leeft n o c h hoor t , dat Bdellium onder r e u kwe r k gebruikt w o r d , waar
t o e , daarentegen, by alle OoÖerfche natien de Onyx marina gebruikword, zoodoet ' #
men veel beter, dat men by de voorige overzet t ingblyf t . Menbehoeitookgeenezwa- Bemffem
righeit te maaken , waar vandaan de Ifraeliten in de Woei lyne dezen Onyx gehaalt
hebben, die zoo verre uit zee k omt , daar z e het Bdellium en Laäanummi het naai le A ra- de» opge.
bien genoegzaam konden bekomen : want uit T>iofcoridus ,op d ebov eng enoemde plaats,
blykt alrede>dat debeileOsyArquam uit het r o odeme i r , ende k l e ine zwarteuiiBabylonien,
werwaarts h y gebragt wier d uit B a f f o r a en d e Perfifche zee; en dus h e b b en z y dien immers
van w e d e r z y d e n können k rygen. T o t bewys hier van dient inzonderhei t een plaats uit ^„^„i
caßiino, in zyn Traktaat van de Waterdieren, in'tHooftdeel vanZf^r, gelyk hy dezen
Vnguis noemt, die zeer overeenilemmende met den text van 'Diofcoridesi%. Bo'
í/jarí.p. 806. Avicenna\n\'Hoo'íid<¿t\vzn JpbdaroíVnguisodoratusna da t h y de woorden
van Uiofcorides verhaalt heeft, doet by 'er van het zyne noch dit by : dat de beile
Dngues komen uit het R o ode meir van Mecha en de Zeehaven Judda, die goed van
r e u k zyn, en de gebruikelykfte in de Geneeskuníl. Vervolgens haalt hy noch meer
M and e r e