i - '
i' í
I3S D ' A M B O I N S C H E
afheeldìfigen, r-Ci? van àie de Hr . V i n c e n t , ah die ondcr ons berußende z jn, vertoonen]
lite ver der mogtfwyfelenaan 'tverßeenen van levende eni^ellooze zaken, die leeze
Kircherus Onderaardfehe Weereld in 'i fjjeededeel 'tachtßeboek., daar hy omßandiq
van dexelve en van de ßeenfappen fchryft : £?; hoe die in 't die^ der aar de, en binnen de
bergen wordengevonden, s^e in de aanrekeningen gemaakt de Nederlantfihe Ontheeden,
en wel insonderheit, in V uitmuntend wer\je genaamt 'sWeerelds Begin en
^Xxià&^doorden Engelfcben Godgeleerden en Hattmrkundigen de R a y bcfehreveni'tgeen
in V Nederduitfch in 8. is gedrukt.
De Chama
Lsvis
befcbreven.
X X X , H O O F T D E E L.
Chama L(SVÌS.
E gladde Chatna of Gapers zyn veel kleinder dan de voorgaande ruige, als
hebbende de groote van eeji gemeene Schulp, meeit rond, en van een
d i k k e f c h a a l , waar in zy van de Ti?///»^? v e r f chi l l en, dewelke alle dun van
f c h a a i , en langwerpi g zyn : 2 o o leggen ook de Chama, of b loot op den grond,
of n ietdiepinde modder , maar de TellinavciOtimtvi uit ' tZand en onder de iteenen
uitgraeven ; doch in dit Hooftdeel zullen wy mede begrypen zommige Schulpen , dewelke
waiffelen tuiTchen de Chama en lellina^ zoo dat men ze 200 wel onder d'een
a l s o n d e r d'andere kan rekenen. Zy beflaan in de volgende foorten.
I. Chatna Lavis eigentlyk zoo g enoemt , of gladde Gapers , 'zyn rondachcig, of
uit den ronden dryzydig ; hebbende achter by den weryel een ftompe.n haék:,. maar 't
v o o r f t e deel loopt rond , dik van fchaai , ganfch'glad en effen ; zommige zyn van buit
e n bleekgeel ofvaal; zommige ftaalgroen en bruinachtig, doch alle aan d'eene zyde
zwart ; het vleefch is w i t , en onder anderen het zoetfte van zma ak, daarom men ze
niet onbillikvoor de Glycytnerides van Tlinius mogte houden, menvindze .in zuiver
Zand, of daar fyne modder onderloopt, weshalven haar koleur ook naar den grond
De ifi'
fooit, h
l;erbieldt
op den
plaat
XLII. h'
Jener G.
i / w gefchikt is ; Zy zyn weinig in ^^/»¿ö/W tevinden, en demeef t e b y ' t d o r p Jö^/ i ; meer
op Keratns Noordkuft, daar 't lange Zandftranden heeft , en in de 2uid-Oofler Eil
a n d e n , inzonderheit o^Tenetnber: lederheefttoteenwachtereenkleinkrabbetje, in
den groot t e van een nagel aan een vinger, vierkantig van fchild, uit het geflacht der
g e e n e , die w y in' tvoorgaande ^otk Curfores oiHi^fi genoemt hebben, dewelke,
200 ' t fchynt , daar in zoo lang woonen, tot dat ze zoo groot geworden zyn, dat
ze zelfs buiten den Schulp könne n leeven : Dewelkehier telandevanen,zynnietboven
2 of 3 d u imb r e e d , maar in tnChina zyn ze me e r dan een h a n d b r e e d , dewelke
d e Japanders van binnen vergulden of verzilveren, daar op boomtjes of eenige figuur
e n fchilderende, zoo dat men ze voor doosjes gebruiken kan , maar zy gebruiken
z e tot eenig fpel , miiTchien om daar door te looten, wat voor een figuur iemant krygen
zoiide, in manier als men anders met de kaarten doet ; want van buiten zyn ze
malkander allegaàr zoo g e lyk, dat men ze niet o n d e r f c h e i d e n o fwe e t e n kan, wa t daar
in gefchildert zy.
W y noemen ze Chama Uvis Glycimeris Indica. Maleitfch, Bia Lebber enBiaTenember.
MakkaiTarfch, Judo. Neerduitfch, Gladde Gapers 5 maar degrootenoemt
Ihar he-
Tiaming iit
verfcheide
tau le n.
De
foort is
ve I beeide
men Japanfche Schulpen.
I I , Lh ama Lutar ia tn Coaxans. Neerduitfch, Quakkers. Maleitfch, BiaCodock-
Deze zyn van d e zelfde gedaant e metdevoorgaande, ruim eenhand breed, en gebult,
gevondt/t
luordcn.
Hebben
mede een
VJ ach ter.
Dienen
in China
voor ceH
Jpeehuig.
opdezeht doch van buiten ZOO glad niet, fiaalgroen of modderverwig, zonder glans , en wat
feturB. ruig wegensdelappenvan 'tgroen vliesje, waar mede zybe lde e d zyn, en'twelke hier
Wäar die e n daar fcheurt. Men vind ze in flyklge piaatzen, meeft aan den uitgang van groote
worden^ Rivieren, daar zebyaf loopend water ontdekt worden, en door het openenenfluiten
^ l .
i