• I • •
94 D ' A M B O I N S C H E
foort, Z'e
dizelve
pi not ietter
Haare
ienanthg.
Gedaantt.
Kolear.
F H g root
te omßun.
Jig hefchrevea.
Hoe zt
gezaiverc
warden.
Waar zy
zieh UUPhoude
».
7yn heel
Jierk.
Eu worden
de hoO'
tern tot
ttompeiien
geh) uikt.
Warden
ook kink,
boo'en •
ginaanU ,
en ' j j M f
«m?
Uoch tegcn
gejpro.
kin.
Zy zvjee
len ùy regen
ichiig
VJe.r,
ïht -/nen
dczelve
IjKg goed
k-.n bthoueen
körten tuit maakende, achter met ecn kort e ßaerc of fnuit ; over 't geheele Hchaam
is z e fchiliFerig of gebortten, wie en zonder glans ; het dekzel is een dunne Blutta.,
Jangwerpig en zwartbruin, word onder de befte Onyx gerekent, boven Hooftdeel
X V l l . Soorte V. vermeldt.
II. Buccinum Tritotüs-y is naail de voorgaande de grootile er\ fchooni levan deTarbinât
a i die e i g e n t l y k d e naam t o e k omt van Bia Trompetta-t Krang Seroney en Kima
tahuriy geîyk men de TV/Vôâîj , of Watermannen fchildert : onze Ouitfche noemen
dezelve Kinkhoorens; andere ^ô^\^¡^zx%TurbomagnllsX zygelyktmeernaar eenTario
dan naar een Buccinum -, zyi s rond en dik van lyf , in een langen tuit eindigende, zonder
ßaert, efFen en glad van buiten, doch de bovenfte randen van de gieren zyn ge.
kartelt, als of ze met verfcheiden fnoeren van 'Taternoflers belegrwaaren: over't geheele
lyf zyn ze aardig gefchildert, gelyk Hoender-veeren, of noch nader gelyk Turkfch
papier, en daarenboven fchoon blinkende; de mond is w y d en rond, zyn rand aan
de rechter zydegekartelr, en met tanden verciert ; van binnen zyn ze fchooniicht,
of vuurrood, glad en blinkende aïs porfellein; het Dier heeit een grof llerk vieefch,
ter dikte van een arm, rimpeligals de hais van een Schildpad , bruin enrosgefpikkelt,
waar aan vaÛ is een langwerpig fchiid , ^duimenlang, 3 breed , eneenmesdik, het
welkisdeOa^Ä-, diebovenHooftdeelXVlI. SoortelV. llaatbefchreven.
De grootile van deze foorten zyn ruim 1; voet lang, 6 of 7 diiimen hoog , haare
fpits is meell een weinig afgebroken, en over 't lyf bezet met wicte en roode grove ftipj
e s , diemen mer een pennemes affchrappen moet, na datzyeerilmetfterkwatervermurwt
zyn. Deze worden onderdevoornaamßeRarireitengerekent, enzoozyzuiver
zyn, gelden ze gemeeniyk zelfs in deze Eilanden hefftukeenRyksdaalder. IxiAmboina
zeit vind men ze wdni g , maar zy komcn meeft uit de Zuidoofterfche Eilanden ;
zy houden zieh diep in zee, en kruipen zomtyds in de Vifchfuiken, gelyk ik'er een
op Hiîoe gekregen heb van 't grootfte Ilag, die den hals uicftrekt 200 dik als een been ;
en als ik het fchild wiîde affnyden, trok het Beeft my de hand en 't mes naar binnen
toe.zoo dat ik genoeg te doen hadde, dat harde vieefch te doorfnyden. De Alfhorex^n van
Ceram gebruiken deze Hoorens tot hunne T rompe t t en, maakende in de middelfte kring
een gat, daar in zy blaazen, welk geluid zeer ver gehoort word, en op welke denabuurige
Negor-yen t'zaamen moeten k ome n, diergelyke hoorne T rompet ten gebruiken
ook de lartars in hunae Legers, gelyk men vind by Vader in z v n e n T a r t a -
nichen oorlog, en': w d k my uok vau dcCIi inefchcu vcrliaakis.
Hetdierheeft achter een roodachtig vieefch, oflievervet, bequaam om teceten,
maar het voorfte is te hard; in de maag vind men ftukjes van fchulpjes, koraalenkeifteentjes.
De naam van Kinkhooren hebben ze gekregen, om dat ze kinken of^een fuiiTen
veroorzaaken, aïs men ze met den mond regens de ooren houd, de gemeene man malkander
wys maakende, dat dit een vaft kemeken van deoprechteis, quanfuis om dat
men daar m hoort het fuiiTen van de wilde zee: Evenwel loopthier een misflagonder,
,want dic fuillen word men nier aile dagen of aile uurengewaar , maaralleenoverdag,
wanneer de lucht bewogen word door wind, regen, of ftemmendermenfchen; daarentegen
by fülle nachten , zal men geen fuiiTen vernemen, en niettemin zyn ze van
de oprechte. In Europa maaken ze malkander ook wys, dathetvoorkoorizigemen-
•fchen gezond is, water uit deze Hoorens te drinken. Noch hebben zeeenezeldzaame
eigenfchap, ¿ochmeteenigeandereHoorensgemeen, daczebylangduurigregenachtig
weer zoodaanig zweeten , dat er de druppels op fcaan , 't geen ik ervaren heb aan
zoodaanige. die ik al over de 16 jaaren bewaart had ; en dit gebeurt t' elkens al weder,
als de regen komt , fchoon men ze zelfsdagelyks droog afveegt
Omhiinnenlevenden glans te onderhondcn, moet men ze zomtyds , immers aile
twee jaaren , eens in zout water eenige uuren laten leggen , 't welk men noemt : de
Hoorentjes te 4rmhn geven j daar na moet men ze met verfch water a f fpoelen, in de
zonne
-xmzr.
.1