t
r
- > 1 f
naming •
reede»
; Getalva.
Waar,
von den
SUwfchi
Zeeappth.
Ferßefoorl.
f n y d e n
woräta.
2 Soorl.
Haut ge
¿a^nU,
En vtrfchäde
finnin.
Ondervlnd^
»! 'ùan
dinSchry-
7ie de
Uitcr A.
3 4 D' A M B O I N S C H E
wyze \ en hebben nauwe kerven , waar mede l y aan malkander hangen > en vallen
de gedroogde derhalven ligt van malkander, of raen moet ze met draaden t'zaraen
binden. Hetbovenitegat,ofd'uitgangvandeExcrementen, heeftrondomnoch s raindei
e gaatjes, en de fchaal aldaar is van veele kleene ftukjes gemaakt, die ligt van
een vallen, waarom de geheele Tholus, of Slotfleen van dit verwulf, ge.
meenlyk heel invak, nalaatende een grootcr gat, 't welk mcn qualyk beletten
kan. In den mond ziet mcn aan de randen ook niet meer dan vyf ooren, doch niet
zeer gegaat, daar de banden doorgaan die de Kroon vail houden ; deze is als aan
de voorgaandc; zie bcneden.
Plun naam in'c Latyn is Ecb'mometra 'Digitata Secunda. In't byzonder OWiZnV
Mauri; Belg. Moorfche T a l b a n d , om dat de fchoongemaakt e fchaal niet qualyk een Arnbifche
of Mogolfche Tulband gelykt, die met paerlen of Edelgefteenten is bezet ; by
de Amboneezen heeft hy geen byzondeve naam.
Als hy volkomen is, heeft hy 6o vingers in 't algemeen , in l o ryen ilaande > daar
, onder omtrent 2 8 o f 30 groote, en 10 heele kleene. Om ieder groote vinger ftaan
20 kleene pennen > digt aan de groot e leggende, om hcm in zynen liant te houden. H]
heeft, als gezegt is, $ naaden, die paarswyze in malkander fluiten,- fyngczaagt alseer
futnraoraniii doch ieder deel laat zig weder int\ve6nfcheiden, die watvafteraanmal'
kander klceven.
Men vind hem by de eerde, op de kuft van Hitoe, als mede in den Ambolnzen In
harn, da'ar groffteenige ftranden zyn, doch zyn beide nergens zoo veel dan die in hec
voorgaande Hooftdeel Zy worden weinig gegeeten, en de vingers hebben ook gecn
bekend gebruik, behalven dat ze de vrouwtjes n^emcnonxiiejy^t-jesiißJi5i)X£-B£perkoekjes
te drukken; maar de fchoongemaakte Tulband is in allemanieren waerd, dat men
hem onder de fraaifte Hariceiten bewaare , en zoo hy van malkander valt, kan men.
hem met een dünne lym weer t'zamen zetten , die dan vafter houd dan ze te voo"
ren waren.
Siamfche Zeeappels zyn een flag van deze twee foorten, doch grootcr rond, dikker
van iubftantie, en de korrels ftaan ordentelyker. Deze weeten ze by den mond uit te
van binnen te verlakken, of mst dünne zi lverebl ikjes tebekleeden, waar uit
z e dan fraai jedoosjesendrinkkopjesmaaken, die redelyk duurzaamzyn.
D e voorfchreve Zeegriifen worden ook gebruikt tegens het bort , als men dezelve!
inneemt in water gewreven, met een weinig gember, dat het even de fmaak daarj
van krygt.
De twecde of ronde foort, heeft noch eenlge kleenderefoorten, waarvandeeerile
mede rond en kaasvormig is, bezet met lange en dünne pylen , ruim een vinger lang
en ZOO dik als een zeilnaalde, de achterile helft is ruig en met knobbeltjes bezet, de
voorfie helft ruig of fcherp, eindigende in een ftompe fpits gelyk een Syringa. Andere
pyltjes zyn gladder, dunder, en eindigen in een fcherpe fpits gelyk een naald,
Een andere foort is mede rond, platter dan de voorgaande, recht als de wervel van
e e n f p i l , zyne voeten zyn een Hd van een vinger lang, cngekartelt, de kroontjes in
kringen boven malkander gezet, aardig om tc zien. Een van de eerfte foorten, in eene
der regcnmaanden, Auguftus, gevangen, haddc omtrent 60 vingers zoo groote als
kleene, welke alle in 't water zonken en platneerlagen; dies te onderzoeken ftaat, of
zulks deveelvuldigeRegenveroorzaakte,wantvandeuitgeverite en gedroogde begondcn
'er veele naderhand over eind te ftaan ; zoo dedcn ook de vingers van de eerfte of tweede
foort, die gevonden wierden in de maagen van eenen grooten Opblazer. De kroontjes
in den mond van eenZeeappel,beftaan uit a j of 30 beentjes, die van malkandergaan,
waar van de 10 grootfte de vyftanden uitmaaken.
In den jaare 1689, den 19 van Sprokkelmaand, heeft een Noordweften ftorm die
8 dagen duurde, de Moor fche Tulbanden in menigte opgeworpen, die men anders in
den Amboinfchen Inhamzelden ziet. Wanneer een vinger gebroken word, groeit
het
H A R I T E I ^ T - K A M E R . I Boek, as
het overlge ilòmpje aan zyne wratte vaft, beweegt zich niet meér. Zommige vingers
zyn voor aígeAeten en worden krytachtig, waar mede men dan op een lei fchry-,
ven k an, ais met een griffie.
De Echinometra Digitata Priim i fiaut verheeldt op Je Plaat N". XÚl . N». I. en 11 » de zche, mi
zyne pennen of voeten, in hunne omlerrcheide (oorten ofgebeeldt met de letteren U , D , D.
D/Echinomerra Digitata Secunda, of tnveede foort, dtemch womMyker ts ais de voorgaande, isverbeeldt
op de zelve Plaat met III , en IV. is de zelve ¡net hunnepennen of vocten , waer van drie Joortea
zyn aangeixezen met de letteren E , E , E.
X X X . H O O F T D E E L .
Van den Echinometra Setoja: iBcek BaU^
Eze Zeeappel is kleender van fchaal dan de beide voorgaande, anders van gédaanteals
de EchinometraSecunda, ook dunder en platter vanfchaal , en kleender
vanwratjes, waar tulTchen'er noch veele ftaan dieminderzyn. Degrootííe^'^'^^-
fchaalen zyn ais een vuiíl ofhandkaasje. overal bezetmet lange pylen, van
tot 6 en7 duimen lang, indediktevaneenNaainaalde, dochvoorzoofpitstoeloopende^'. V.
ais een verkensborftel. Andere tuffchen beide korter , en zoo dun ais haairtjes. Zy
zyn zwartbruin, zommigevuilzwart, regt>ílyf, dochzoobrokkelig,dat,zoodramen
'er tegeii floot, ¿y afbreekcu : nancJeayclcn 2yn van onrleren totbovenoverdwars gek
e i f t als eenfynefchroeve, en ruigin'taantaflen. HyheefcgeenezonderlykéEyeren,¿JJ®f^.
en word voor onbequaam tot de koft gehouden.
H u n n e naam in 't L a t y n is Echinometra Seto fa ^ o f Echtmis Setofus, Maleits Bulu^y» ¡'(«a.
Babty Amboins Hahuru en Hahulu, alie naar de gelykeniíTe van Verkensborftelen : op wrfchiide
Leytimor hiet hy ook Maccariwan, dat is, iets 't wel k een gelach verwekt ais hy íqJ""'"'-
mantraakt; doch meer by de omftanders, dan by denlyder.
Z y houden haar op vlakke zandige ítranden, daar weinig fteenen zyn, en zomtyds s«'
met troupen by malkander, inzonderheit ais ' e r , by afíopend water, eenige vlakke kui len worden.
in 't zand blyven ftaan. Dit fnoode ongedierte maakt de fcranden overal zorgelyk,
inzonderheit voor die hunnen koft , by aflopend water, daar op moeten zoeken ,
en omtrent een voet diep in't water gaan, voornamentlykby nacht, wanneer men on-^y«^^-
voorziens tegens dit dier aanloopt, of daar op trapt, meenende dat het een fteen is. J^fii^í'»;
AVant zoo dra men de fcherpe pylen aanraakt, df den voet flegts daar op begint te
zetten, zoo heefc men de fpitzen van de pylen in de huit, die dan ftraks afbreeken,
en groote pynverwekken. Het ismyzelfsgebeurt, dacikbyMaanefchyn in'tZeewater
wandelende, en eenige Rariteitenonder de klippen zoekende, daarik nochal wel
op ditongedíerteverdacht was, endieshalvenzagtjes voelde onderde klippen, echter
twee of drie van deze pylen in myn hand kreeg, fchier eer ik voelde dat ik iets aanraakte,
want ze ftaan rondom het dier uitgerekt, ais aan een Egel o fYz e r v a r k e n dat
zyne borftels opzet. De heeling van dez e fteeken is, dat men het gequetfte lidt zagtjes
kloppe, dat het half befterve, en de ftukken van den pyl ganfch gemorfelt worden
daar na het lidt over't vuurwarm maake, zooheet men het lydenkan ; of, zoo gy't
hebt, fmeert een papje daar op van de grauwe Crußa Accarbary , 't welk de pyn verdooft,
maar het lidt moet men evenwel kloppen om den pyl te vermorflelen. De
doppen worden niet bewaart, om dat ze te bros zyn : zomtyds bewaart men de dikfte
pylen die de dikte van cen Zeilnaalt hebben, en onder aan mooi gekartelt zyn
met kransjes, doch de langfte fpits moet men afbreeken, en dit z yn dan Zcenaalden.
Over dag kan hy zyne pylen neérleggen, onder water ais de Zonne fchynt; dit doet//.í
hy ook ais hem een hand gcnaakt, die met gewreeve Gember beftreeken is, dat men^J''"^"''
E a hem