r
Im
i ;
I 2 g D ' A M B O I N S C H E
H.i dl
de
Vifcbir
£
teloosg
niiinkt
vjorde,
het Beeil daar in i s , zoo men zieh niet bezeeren wil. In de Molukkifche en Papoe."
khe Eilanden, daar wel de grootfte vallen, heeft men ervarenop onzeChalouppen,
als de Matroozen het anker lacen vallen, en hetankertouvv by geval indezegaapende
fchulpkomr, dat ze toenypende t'zelve a fknappen, als of het afgekapt was: lemaot
zoude gevaar loopen om een band te verliezen , die het gaapende Beeil wilde aanraaken,
ZOO hy niet ietstuffchen den ichaal lag, omvoor 'tlluiten bevryd te zyn: De Vif.
fchers haalen ze aldus voor den dag: Een Duiker maakt een touw daar om te brengen
als een flrop, welken zy dan met alle man ophyfen, daar na maakt men met een mes
of parring door den opening aan de zyden te dringen , en den tendo of pilaar door
W ^ - t e fnyden , waar in alle de kracht van 't Beeil legt, en dan gaapt de fchulp van zelf,
en kan niet meer iluiten; op welk manier men ook alle Dieren en Menfchen verloil,
die aan dezen fchulp vait raaken.
Op den grond als gezegt is, gaapen ze raeeft altyd, inzonderheit om de kleine
viiTchjes te vangen, die in meenigte daar in zwemmen en fpeelen, tot dat ze al 't zaamen
fchielyk befloten worden, en dan tot voedzel van 't Beeft dienen : Dit plompe
Beeil heeft altyd een Kameraatje by zieh, 't welk hun wachter is, zynde een foorte
vanGarneeltjes,hier boven in' t eerile Boek onder dennaam van TiKf!oUresh€khreven,'t
welk den fchulp in 't vleefch nypt , als het ziet , dat 'er veel prooi in haar huis is,
waar opde fchulp dantoenypt , en mengelooft, dat het Beeil niet leevenkan, alsdat
Pinnewachtertje by geval daar uit raakt, dewyl het Beeil zonder gezicht is, en zieh
voor de roovers niet wachten kan.
Daar is noch een ander flach, dunner en platter dan de voorige Littoralis, en meer
ineenkringgeformeert, ydel van fchubben, die niettemin langzyn; zommige lichtgee!;
zommige lichtrood van Ichaal, met noch andere veranderingen; doch de mooiile
en beile om te bewaaren zyn niet boven een vinger lang, zuiverwit en vol fchub^
ben ot nagels: by onze Amboineezen zyn ze niet zeer gebruikelyk tot den koft^
daar ze by andere voikeren zoo veel meer zyn : De Inwoonders van Borna en deP«-
pei-n zyn zeer graag daar na, en ik heb'er gefien , die met grooten zmaak het rauwe
vleefch, inzonderheit hetgeele vet opaaten: De Badjfs ( zynde menfchen die geftadig
op zee zwerven, en hun met viffchen geneeren) vangen de grootlte, neemen 'er het
vleefch ui t , en rooken het zelve als rookvleefch , T>enäeng bia genaamt, 't welk zy
Ihe zy
haar •voj,
zcl va„.
gen.
JJ^cft ,
VJaebcer
by zUb.
Zander
weih» het
nie: leevea
kan.
Een
dere foort
belehre.
Werden
van d" invjoonders
gegeten.
Insonderheit
_
•vaa de / if
febe
d zeh. Makkafar en Bima te koop brengen; een lekker koftje voor yzere tanden en
d i k k e t o n g e n ; ilimmer als gedroogde Zeekatten, doch t'word meeft by den Thee.
bak opgefchaft om daar van te peuzelen. In den Tendo of band of den omliggendeo
Jn dezeL Spondylo worden zomtyds eenige mooije fteentjes gevonden den fteen Calapites oiCa-
ve war de.
vonden de
Calappus
g'lyk.
Doch mt.
dii o^derfcheid.
" " /-ä//ßj-zeer gelyk, te w'eetenals Alabaft; zommige fchoon wi t ; zommige vuil ofgeelwit;
zommige ook met een paarlachtige weerfchyn , en by den eenen hoekhalf door.
fchynend als \chaat: van den fteen CalapfusV^xi men ze hier in onderlcheidendat
de fteen Calappis of gelyk en eivormig is als een HagediiTen-ei, gemeenlyk met eeo
donker hoekje, 't welk de wortel is, waar mede het aan den CaUppns dop vaft gezeten
heeft ; ofLinzevormig, gelykdiemenin'tappeltjevind. DaarentegendezeSchulpfteentjes,
dX^w^Chamites, in'tMaleitfch , zyn oneffen,hoekig,
en meerendeels geelachtig. In de Amboinfche vind men ze weinig, maarmeer
in de MakkaiTarfche en Papocfche, zelfs in het gerookte "Dendeng heb ik kleine half
ChamU
tes.Meft
ca bia ga
ru.
Dat zs
w ' doorfchynende gevonden; want die niet boven een erwete dik zyn, zynde zuiverfie
' en witile, maar die de grootte van een knikker hebben, zyn hoekig en vuilwit; die
Ä i met viiTchen en fchulpen haar koil moeten foeken, draagen deze ileenengaarnbyzich;
•'''' Anders onze Amboineeze zyn wat bygeloovig, om deze groote fchulpen in haare vaartuigen
Over zee te voeren, zeggende dat ze wind en onweer ontmoeten fouden : Men
brengt 'er evenwel zoo nu en dan een aan van 't grootile ilach om in de erven by de
getnove
dit zy
ittltl- huyfen te zetten, en de hoenders of ander tarn gevogelte daar uit te laaten drinken,
UhK der 'c u'elk zy voor die vogels zeer goed achten om gezond te blyven, ennooit leizel aan
¿eiffutkt.
R A R I T E i T - K A M E R . II Bock. 129
aeoogen te krygen ; doch dan beilerft de yvoore gladdigheid van binnen ^ en word
grauw; men moet ook de fcherpe kanten als dan wat afwryven, op dat zieh niemanc
Lar aan bezere: Ikheb 'er ook gehad, die van binnen aan den onderilen fchaal een
uitwashadden, zeerhoekig, en karteiig, fchier als een haanekam . v^xx fubflantie
als de Chamites. ^ .
In de Papoefche en Keramfche Schulpen word noch een andere
gevonden, langwerpig als een klein vingertje, beneden met een rond bolleken,
voorts toegefpits; het bolleken is donker roodachtig, dochmeteenpaerlachtige weer-^^'"^--«'
fchyn; het vingertje zelfs fchoon wit; zomtyds gelykt het naar een fluk van een
vinger, af<^ebroken en fchilferig, doch daar aan ziet men altyd wat paerlachtig ; dit
mag men Chamites digUdis noemen. Noch eenander gebruik van defchaal; opden
ilrand vind men zomtyds ilukken van de gebrokene Ichaal, van den buitenften rulgen^.r^
fchorfze door ' t fchuuren gezuivert, glad alsyvoor, enzoohard,datmenzevoorkeifteenenzoudeaanzien;
onder deze heb ik zommige zoo verileent gevonden, dat men
'er eenigzins mede vuur kan ilaan als met de rechte keitteenen 5 ook bewaart men ze
tot eenig gebruik in de geneeskunde; tot dien einde neemt men de grootile ilukken,,^:^^^;
en üaat de buicenile ruige fchorfze af, t' overige wryft men op een ileen met
tot eenpapje, dit zmeert men rondom de groote bloedzweeren om den brand enden^,«,^,. ^
pyn te verminderen, defgelyks op zweerende oogen: En zo iemantdezelve wildegebruiken
ZOO binnen als buiten t 'lyfby gebrek vznCalbakaur, ofwit koraal, .die zoude
myns oordeels niet dwaalen, hoewel ze wegens haare iz^^t ßdfiantie moeilyker te
wryven zyn, als een gemeene fteen. _ 1
Men vind ook, dochzelden, onder de Inwoonders van ^«^¿c./»^ en eenige jJ^'y^P«^^;^
ronde fchildekens omtrent 7 duimen breed, en aan de kanten een haive vmger , maari.^^.^-^
in de midden een duim dik, aan de buitenzyde een weinigbuikig , aan de binnenile
wat hol, enaldaar in de'midden met een verhevenheit gefatzoeneert als de nave--^./-
(modiolus) van een rad, en in deiTelfs midden een rond gat, daar qualyk een pink
door mag: Het is een.ileenharde fubßantie , vuiluit als. gebezigt yvoor, met veelei^r^.
witachtige äderen, die bochtig en dwars loopen, te kennen geevende, dat het een
ftoffe zymetveelelaagenovermalkanderaangegroeit ; wantnatuurlykfteenkan'tmet
zyn, om dat het na mynen gewoonlyken proeve by nacht niet vQurt, gelyk andere "
Idaare keifteenen doen} daarentegen in zuur Lemoenfap gedaan zoo kookt ' t , 't welk d^tge^fiten
fteenennietdoen;waaruitikafneeme,dathetvancemgegrooteSchulpenmoetgemaakt ''
iyn, teweeten, uit den voorfchreven Cbama Telagia-, zynde de geheele breedte des
fchilds, uitwyzende het beloop van de äde r en, uit de dikte dezer Schulpcn gemaakt,
waar uit men afneemen kan, dat ze aan zommige plaatfen van ongeloovige dikte moeten
vallen; als men zetegens dendaghoud, zoo zyn ze omtrent de kanten half doorfchynend,
doch d'eene meer dan d'andere. De Inländers weetenniet tezeggen, d o o r / j « ^
Wien, en uit wat Itof zy gemaakt zyn, alleenlyk verklärende , datter in oudetydengr/
eenige weinige in deze Landen gebragt en duurverkochtzyn. Haargebruikis,omze^r«^~
aan de geveften van haare zweerden te zet ten. omden hand daar mede tebefchermen, '^~J'»-
gelykanders de Amboineezen op dezelve plaats een rond tafelbordje van hout \\eh-^^^¡'¡J^^
ben, en het geveit met loot begieten om de noodige zwaartte in de vuiil te hebben. De
vcornoemdeSchildekensechtermagniemantdragen, danhunneheldenofvoorvegters,^.«^
die ze Bram noemen, geloovende, datniemant herhertheefttegensiemanttekappen
ofte te llaan, die fulk een Schildeken aan zyn zweerd heeft ; doch zedert dat de Europeers
bezitters van deze Landen geworden zyn, willen ze de Schildekens als tekenen
van haare oude dapperheit niet meer draagen, om by d'onze niet in 't oog te raaken;
weshalven zy nu dezelve zomtyds aan d'onze aanbieden i Namaals ben ik wat zekerder Nader
bericht, dat deze Schildekens door dejavanen van in deze L ande n zouden ge- ^^^
bragtzyn, buiten twyfFeld'Inlanders wyfmakende, dat het dingen van groote waardy^/--^
v/aren, en dierhaiven aan haar Lieden duur verkocht wierden. De Bantamers nu «„y^^^
-.bt,djt
•ze do$r
i - i M