282 D' A M B O I N S C H E
X X X V I I I . HOOFTDEEL.
Lardum marinum. Zeef^cL Ikan poenja monta.
Lardum
mariaum,
ZceM- O Nder de foorten van Amber wÜ zieh indringen een ander vuil en fmeerig
goet je, Ket w e lk wy Lardum marinum noemen, dat is, Zeefpek en Ztt~
o n g d , in 't Maleitfch, Ican poenja monta. Het is buyten twyffel een recht
uitfpouwfel van den Walvifch, word met groote en kleine klompen gevonden
, bleekgeel, vuil als oud ende garitig fpek, de banden fmeerig maakende ,
van binnen is het ganfch haairig en draadig, zoo dat men het qualykvanmalkanderen
trekken kan, maar w e l door fnyden, van een vetten en traan igen renk en fmaak, op koolen
noch fterker en onliefelyk , gelyk traan of oud fmeer, zoo dat het een geheele kamer
met l y n vuilen renk vervult, die ook lange duurt: In 't eerft is het witachtig of
vuilgeel, maar binnen weinige jaaren word het van buiten gryzig en zwartachtig,
met 'er tyd verdroogt ook het meefte vet, zoo dat by na niets dan de grove vexelen
overblyven; op het vuur gefmolten en door een doek gekleinft word een dik ongel
daar van. _ . ,
»'^«»«r, In 'r jaar 1ÖÖ4. is het alhier eerft bekent geworden; wanneer een groot ItuK op
Manila aangedreven was, liggende in de zonne te fmelten zonder dat 'er iemant opworden
igj^e tot dät een jager, met zyn honden daar omtrent körnende en ziende, dat de
honden daar van aaten, het zelve opnam: Omtrent dien tyd wierd ook een ftuk op
mifnteUo gevonden, en dewyl het onder den gemeenen man onbekent was, maakte
men malkander wys, dat het een foorte van Amber moefte zyn, gelyk het ook rede-
Ivk d u u r verkocht Wierde: Men bragthet op JavaA^-^x deverkopersuitgelachtwierden
leerende van de Javanen en Maleijers dat het een veracht goedje en hetuitfpuigzet
v-n een Walvifch was: Zy wilden het egter noch wel hebben voor een germge
prvs om dat het dienftig was voor die zieh met viffcheryen geneeren; want het zelv
e wat warm gemaakt, en de deur van de Serijen en mond van de vifchfuiken of
Robbers daar mede gefmeert of berookt, lokt de viiTchen aan, het welk dan [ZOG
veel my bekent is] haar eigentlyk en eenig gebruik is; hoewel andere dit goed aan
hunne Serijen ni.t geerne hebben, dewelke quaade beenen hebben,
xweeringetixuUen v^rei^ccu v au gocd gcnfcacciC. Men zoude
moaen eiffen, dat de taaijc vezelen van het Zeefpek haaren oorfprong hebben van
h e t t a a i j L n h a a i r i g e vleefch der Zeekatten, het welk hard om te verdouwenis, en
miiTchien dit mengelmoes in zyn maage maakt.
AH amai,'
Diamant,
X X X I X . HOOrTDEEL.
l^aamen njan eenige Eâelgefteenten in V Maleitfck
Tfamas, een Diamant, in 't Maleitfch Intam : De Maleijers maaken drie
foorten van den Diamantî i. Intam Bun, dat is, water-of donker-Diamant,
dewelke donkere wateren geeft ; deze word voor degezontfce geachtomtedraagen:
i.IntamJfi, ofvuur-Diamant, dewelkeeenroodachtig
water heeft, en het Hchaam wat geel; de/e verhit het bloed te zeer, en word
voor ongelukkig gehouden : 3. Intam Poeti of witte Diamant, van heldere en blank
e wateren; deze zyn de mooifte om te draagen, dewyl ze verre van zich-fchitteren.
Aile drie vallen op Succadana ende in de Landas. Diamant Met in 't Smeefch Suanu,
en
R A R I T E I T - K A M E R . Ili Bock. 183
en is in Sina niet geacht, alleen maar eenige kleine koopen ze om glas dáar mède te
fnijden en te graveeren.
Canjang is een bailaart Diamant, wiens wateren op den grond blyven zitten, en nlet '^ßfj^*
uitfchieten, miiTchien zynde onze Clabbeken: Clabbeken vallen in Sina, zyn hard 6ny¿ii/í,
moeijelykteílijpen, enhietenaldaarr^Wj/W, datis, Waterfteen,omdatzehetvuur
van een Diamant niet hebben.
Het is geen wonder,'indien men hedendaags de Diamanten zoo hard niet vindt, Ann^trgelyk
d'Ouden daar van gefchreven hebben, zoo 'c waar is, dat in deGolkondaalfcheSóViy.
mynen binnen zoo weinige jaaren de Diamant weder aangroeit, daar men te voren®""-
gegraven geefr. De hedendaagfche winzucht enpracht willen zeinzulke menigte hebben
, dat ieder ambagtsman dezelve draagen mag, zoo dat de fteen geen tyd
heeft om oud genoeg te worden, daar hy te voren miiTchien i of x duizetit jaaren in
zyn myne rull hadde gehad: Immers het outile gewag vind men daar van by Mofis-,
die den Diamant onder den naam van Jabalón, dat is, Hamerfteen, eerít in den heiligen
boríllap gezet heeft; toen de waereid al 25-00 jaaren geítaan had: of Tubalkain,
de werkmeetter in koper cnyzer, al voor denZondvloetdekonílgevondenhaddeom
Diamanten te flypen, is onbekcnt.
Rubiiitis een Robyn, de grootfte, die wy voor een Karbonkcl houden, noemen
de Maleijers Gómala, de gemeene Robynen Manicam en Vermatta mera ; want Termatta
is in 't gemeen een Edelgeüeente, ais of men zeide Ter metj matta ^ dat is,
iets dat fchoon in de oogen is; De Maleijers maaken ook geen onderfcheid tulTchen
de rechte Robynen, dewelke vuurrood zyn ; J^Jnel/í'n h.^ogrood ; Lycbnis gecíiood is ver
en Baléis lichtrood, of witachiig; Hier van zyn zommige zo wie, dat men ze
kryftal aanziet, maar in 't neigen toonen ze eenige roodigheit, het welkfraai flaaten fanklLr,
dit is ¿'Erißalis of beter ErytrylU van Tlinius Ltb. 3 7. Cap. i o. Alie Robynfoorten bieten
in' t Sineefch J'/« L/a«^'?, datis, Graanaat-korrels, en worden van hun zeerdiep
uitd'aarde gegraven; de vrouwen draagen ze in de haairílekers> maar geen mannen.
.Jwára^^in'tFranfchEfmaraude, Maleitfch ; deze word níet veel g e v
zien in dezeLandltreek; SmaragdenkomenuithetSinefcheLandfchapJí^m'/2«,daar®/^•Z"'"''-
men ze in zekererivieren víndt digt by hunnen oorfprong, daar ze uitdekiippen komen
: Men vind 'er fíukken van een hand groot, egter zyn ze weinie en dier in
Sina.
baphyi-; inV Axabi fch^i/^, Mi^tiüchNiUrn qxx Permatta biroe.
Granaat; in 't MaìèìtTch Bidji de tirria^ roozevcrwig van koleur en gedaaante, d t fcSo^"
korrelsuit den rypen Granaat ganfch gelyk, daarom ik giíTe à^tìi'^ Kargedonius^^"'"''^'"'^
van Plìnìus of Grenater der Ouden geenzins zyn kan, dewelke hoogrood en vuurig
zyn moet , daar de gemeene Granaat veel meer onder de Baleifen gehoor: ; Deze \ith~ f fhl tTZt
ben hun naam geenzins van een Paleis, als of hy het huis of moeder van den Robyn
was, maar van de Volkeren Balukes of Balots]es ten Weiten van de rivier Indus woonende,
daar deze ileenen veel vallen: ik heb ze de Inländers zien gebruiken om het
donker gezicht te verklaaren en verhitte oogen te verkoelen, op een harde flyplleen
met water ZOO lange gewrevcn, dat'er even iets afkomt, en het zelve in d'oogen
gedaan.
Amethiflus is bekent aan zyne purperverwe ; dezeis hard, glad, blinkende doch Ammhiii
niet zeer doorfchynende, aan den kant Üomp en vetachtig van aanzien ; voor de beite
houdt men dewelke de koleur van Amorellen-wyn heeft; Men vind'er ook, die zoo^'"^''"'
licht vankoleur zyn, dat ze naar 't paarfch kryital gelyken, en zomtyds met violette aderen
daar door ; men draagt ze niet in ringen wegens hunne ilegtigheid , maar aan Brazeletten
en Paternoßers.
Snrdius, een Carneóla deze komt veel uit het roode meir v^nMocca^ en word W y «
by den gemeenen man onder den Agaat mede betrokken, en ook genaamt
V i : ;
t f