• 1t
R A R I T E Í T - K A M E K . II B o c L 127
lelve een band lang , en minder van gemeene fchulpfatzoen , te weeten , uit den
ronden k n gwe r p i g , verdeeU in W y f j e en Mannecje : Hec Wyf j e is het gemeenlle,^,;;;j.^
W i e n s ichaa! verdeel t isin 4of jui t i leekenderonderuggen, tuil'chen beiden diepevoo-^« W -
ren maakende, die raet fcherpe kanten nauvvin malkander flaicen, behalvenaan de
eene zyde , daar z e eeñ nauwenopeninghebben, wienskantengekartekzyn, zoodat
d e i e fchaal op en neér gaac als zeebaaren, zoo wel binnen als buiten; op den rugge
fiaan grootekromme fchubben , der menfchen nagelen z e e r g e l y k , vanvoorenronden>»«^
fcherp, doch de meefte, inzonderheic de oude zyn afgebroken en gefchonden,
hoe volkomener dezenagels zyn, hoe beter Rariteic zymaken: Deze kleine foorten
zyn van buiten vui lwic, zonderglans, vanbinnengeelwitalsyvoorjdochaandeoudeis
de buitenfle fchaal zeer begroeit met mofch , kalk, en ander zeegruis, jamet andere
fchulpen, moffelen, en koraalboomtjes; 200 dat men ze eer voor een kl ip, danvoor
een fchulp zoude aanzien: HetDier daarin woonende, is yíTelyk van aanzien,
als men den gapenden aanf chouwt , ziet men niets dan een gefpannen vel , vol zwarce v^»
Witte, geele enloocverwige aderen, gefchildertalseen flangevel; de geheele fchulpis^'gj^
eenigzins driezydig; waar van de voorfte, daar zig 't Beeft opent , de langfce
de tweede aan des Beefcs flinker zyde, als het voor ons legt, is meef t geflooren, dien
w y den rugge noemen; de derde aan des Beef t s rechter z y d e , is z y n b u i k , daar d e voorfchreve
gekartelde openingis, in de Wyfjes zoonauw, dat men qualyk een mes daar
in kan k r y g en: Deze tweefraalle zydcn maaken een ftompen h o e k , daar de tvvee fchaalen
t 'zaamenfluicendoor een Gy^^/j'Ä^öw, te weeten, dcuitfteekende hoekjes vande
eene fchaal fluiten in de holligheeden van de andere , 2ynde daarenboven verbonden
met een dik huidje, 't wel k van buiten daar tegen aanlegt: In 't geopende Bcefc ^ i c t^o^-
men 00k tweegaten, naar de twee voornoemde fmalle zyden; 'teene naardeflinkery¿¿„w».
z y d e , is klein, en meeft gef looten, Waat door het Dier zyn overtollige vochtigheit
lofr, aan de rechterhandheeft het een grooter rondachiiggat, waar uit eenlangequafc
hangt van groove en taaijedraadengemaakt, 't welk men den baard Roemt; waar
de zy aan de klippen vafe hangen omniet geüingert te w o r d e n , doch in een zandgrond^í ¿/|,,-í»
maaken ze deze baarden 00k vaft, zynde aan hunne uiterfcen vermengt met fteentjes^^J_^
en andere zeegruis, doch het is niec waarfchynlyk, dat ze daar door eenig voedfel
t r e k k e n ; midden in de fchaal, doch deopeningnader, Itaateendikkepilaar, dieinde
groote een a rm, en in d e kleine een v inger dik is,zynde de tenäo van een taaidraadig vleefch
g 'maakt, aan beide ichaalen vaft, waar mede het Dier hunfchaakt'zaamentrekt , en
ZOO vaf t geflooten houd, dat men z e met geen geweit openen kan; rondom dezepilaar
legt een hardachtig vleefch , als een ronde fchyf, 'cwelk menSj^oa¿¡y¿umofeenwervQl
noemt, en het bef t e is dat men eeten kan; aan 't zclve is t ' ander witachtig vleefch vaft
met een groote geele klomp, als een dooir van een ei, 't welk des Diers vet is; daar
tinder legt een fak van een zwart flym, met land en fteenti'es g emeng t : Het Mannerje
is langwerpiger , in 9 o f 10 ruggen verdeelt, en op dezelve ftaan de fchubben dicht,
doch veel korter dan aan 't W y f j e , en d' opening aan d* eene zyde is veel grooter:
anders evenwel van t' zel fde maakzel.
De Telagia word van 5 tot 4 en j voeten lang op dezelfdc manier verdeelt, als de öe^Pebvoorige;
de fchubben zyn wel 2 mefl'en d i k , meeft ftomp en afgebroken van buiten
aan de bovenzyde zoodaanig begroeit, dat men ze qualyk fciioon kan krygen; de
onderfte is altyd zuiverder en e f f ene r ; de Ichaal is in de gemeene een dwars hand dik:
Menvind er , die over f voetdi k zyn, waar uit men ligt kan afmeten de zwaarte Haar
van dezen fchulp: Als men den fchulp in ftukken ílaat, zoo bevind men dat ze uit
verfchcide laagen gemaakt is, dewelke buiten twyffel van tyd tot tyd Over malkander
groeijen, 't w e l k men buiten aan de afzetzels afnemen kan, zoodaanig dat t'elker.s
de jongfte laage onder d'oudere voortgroeit, enhaarnavorentoeuitbreid, waardcor
h e t k o m t , dat de jongf telaagmeteendevoor f rei s , en7.00 fcherpe kanten maakt , die
als een mes fnyden; Hierom is hec zeer zorgelykdeze fchulpcn ic handelen, zoo u
l^^^bandJea,
\mm:i
ñ
ci