Ii,
104. D ' A M B O I N S C H E
Hehie«
verfc heidi
beaamintu
wa:ir.
«w.
De Zß*
faort ,
verhe'ldi
op dezehe
plaat met
teuer K.
Haar
gednanli
en hleiir.
lUe die
van haar
•vleefth gC'
zuiverc
•Wimen,
De
U3H dezt
foort, //
uerhee!dc
op dezelve
plant hy
leuer L.
i e
hy ¡euer
U.
IVaar
dcze zieh
houdca.
VerfcheUe
EH vjunneer
ze gl
vnii^eti
wurden.
•De
fvort, is
verbeeldt ,
op äezelve
^aat by
leiur N.
Ihar gednante,
Koleur,
hl 't
JUir omjiandig
kefcbrc»
VCß.
onder 't hoofd, om voor het nachtelyk verfchrikken en fchreeuwnn bevrydt te i y n ^
noemende die in hunne taal Droomhoorntjes ; in Mal. Bia mmfi; by anderen 00k
Bia baduriy datis, SteekeligeHoorntjes, welkennaam00kgegeevenworddenTri^ö-
/«j-, hier boven vermeldt. Zommige Amboineezen noemen 2e 00k Mak'tijnhorün\tw
men vind dikwyl s aan de klippen, daar ze woonen , een bosje van witte en hoekige
eijers hangen, doorfchynende als y s , en metfmal l e halzen aan malkander hangende,
niet ongelyk de eijers van een Zeekat s doch men houd ze voor de eijers van deze
H o o r n t j e s , en doen niet tot de voorteeling, gelyk alle Meliceravzxi Hoorntjesniets
anders zyn , dan een overvloed van nering. Zy bieten op 't ßoetons Cantaruga, om
dat ze, als boven gezegt is, droomen verwekken, en de kinders geruftdoenfiapen,
als men ze hun onder de kulTens legt.
V III. Harpa, de Harp, is ook een wydmondige Voluta, we! de mooiite van dit
g e f l a c h t , van buiten verziert met breede en uitileekende ribben, die boven eindigen
in fpitze doornen, cn verbeeiden de fnarenvaneenharp, loopende de doorntjesdoor
den geheelenkrul} de ribben x ynvi e e f chve rwig, de ti.irchenplaatzenwatbrmnder,met
Witte kerkvenilers verzierten getekent; in den mond aan denbuikzynzezwartjhet
Dier heeft veei hardenknarsbeenigvleefch, aardig gefchildert, metlichibruinengeel,
boven op met ilerretjes. Z y hebben een fluk vieeich voor aan, zoogroot, dat het niet
wei in de fchaal kan, 't welk ze los können laaten en wechwerpen ; doc h wat daar uit
g r o e i t , is onbekent: immers men vind'er veele, die dit iluk niet hebben, enalsmen
t ' ßuk afruk, vind men daar onder eenige witte korrels, ajsofhet eijers waaren.
Z y zyn van natuur itraks fchoon, maar men heef t mo e i t e , om'erhetvleefchuittekryg
e n , want als men ze k o o k t , en laat verrotten, krygen z e doodevl ekken, te weeten,
overal daar het doode bloed raakt, waarommenhetvieefchmoetuitfnyden, zooverre
men kan, en het overige de mieren laaten uiteeten. Zyheetop' t Amboinfch.r/^iiia^»/,
C 't wel k ook den Sibor beduidt) en haar vleefch word voor fchadelyk gehouden.
D e tweede loort is k leinder, maarfraaijer dan de voorgaande, om datzemooijer
geichildert is, als met bloemtjes en roode vlekken; de ribben zyn met zwarte ftreepen
gelireept, en aan den mond hebben ze fcherpe tantjes, die de voorgaande niet
h e e f t ; deze i.oemt men tdele Harpen.
De der der ioort is klein , en langwerpig; waar van de ribben maar b l inken, ende
tiiiTchenplaatzen zyn doodsgrauw, met kleine venileren getekent. D'eerÜe en derde
foort vind men overal in Ambon: maar de tweede valtin deLiaiTerfcheEi landen. De
L i e f h e b b e r s geeven deze Hoorntjes verfcheidc niiamen , naar hunne zinlykheit, om
dat ze de voornaamfte onder de Rariteiten zyn ; de Maleijers noemen ze Bin farajfay
naar de mooije gebloemde kleedjes alzoo genaamtj by d' onzen bieten z e ook Amouretjes
, van de Liefde 5 andere noemen ze in 't Maleitfch Bia bafaghit of ba/igi^ dat
i s , 't hoekige Hoorntje. In de maand May methet begin van den regen ^l/öa/w, wer-
' den de meefte gevangen ; als dan bevind men ook devoorfchrevenikfc/Ävan zyn Dier
afgevallen, geformeert als een hart, aan de buitenfte zyde bultig o f r o n d , en met goud
e iterretjes of bloemtjes getekent, aan de onderfte zydeplat , witachtig ,metpurpe.
r e droppels, als mazelen, daar ze tegens het ander vleelch gezetenheeft, 'twelkin't
c e r f t mede witachtig is, maar allenxkens verändert, bloemtjes en ftreepen gewinnend
e , ook is deiV/£)/«a!tydliardervan v leefch, dan het overige van het Dier.
I X . Folutamarmorata, in ' t Neerd. Marmerhoorntjes, in ' t Maleitfch, BiaTsjints'.
j i n g t dat is,- Ringhoorntjes, van't voigende gebruik; deze zyn kegel förmig, aan de
kanten van d' omloopen gekartelt of getandt , en een kort fpitsje aan het hoofd in de
midden , over 't geheele lyf gefpikkel t , met groote witte plekken onder de zwarten
g r o n d , recht als dat flach van marmcr, 't wel k men Leucoßieion noemt, 't welkhun
een fraai aanzien geeft ; de mond is fma!, daar in het vleefch van 't Dier bloot legt,
behalven aan den bovenften hoek , daar het een kleine nagel heeft, gefchildert met
geele en zwar t e ftreepen , cn by de fnuyt fteeken ze een fmalle tong ui t j met geel of
lichty
r
I ii Ii
m