I li:
li
; ii'
5 8 D ' A M B O I N S C H E
Deefrß
firn m (;
VirtUth.
D^ifmt
w ^ gè-'
flathtfíf-
'vsrtíeck.
O» i fior t
ßathten
verdeelt,
fwc.
IVaarMe
mhcßaat.
ben mtVifchenHoorentjes. Echter ora de geheugenis te hulptekoomen.zuTletiwvI
z e m twaat Hoofd- foorccn verdceien mcc een den L e z e r waarfchouwende, zo hv on
der leder ioorten zommige vind,dieaangedaantewac veelvan malkander verfchkndatdaaraannieCgelegenis,
onderwatHoofdilukdat2eftaàn. Wynoemenzemerccflen
algemeenennaamHoorentjes, Zeehoorentjes en Zeeflekken, zonder onderfcheid
dewyl wy onze rariteiten meelt uìt de Zee haalen , of uit zoodanige plaatfen, diai
m i e r e n zieh m zee loiTen. De Maleijersnoemendit gediertemeteenalgemeenenaam
t^ia. De Javaners en andere Maleijers Qang, De Amboneezen Kima en Hmi. De
tweede orden word intweeHoofd-foorten verdeelc, waarvan de eerlte zoodaanio.
begrypc, die maar een buUige of verwulfde fchaaie hebben, en met de andere zyde
t e g e n s d e k l i p p e n z i f t e n, detweede, dewelkeeenenkeleongedraayde fchaal, endair
aantwee openingenhebben. De derden orden is verdeelc in vyf foorten,dewelkeon
zyn plaads zulien vefhaalc werden.' • ''
in decer f teordenlhataan te merken, dat ai die geene, die een i ìek.vormige, of
Jang gedraayde gcdaante hebben, aan den mond met een delizel b e f l o o t é f z yn, dar aan
her^leefch vaftis, het w e l k z y in't kruipcn op het hoofd draagen; maar als z e zieh int
r e k k ^ i , den mond daa^ mede 200dicht toef luiten,datmennietsvan het vJeefchzicn
kan. Qjt dekzel noemen de Maleijers met eenengemeenennaamA¿íZM,datis,Oogc^
de fpitze of dar deel, het welk aan hethoorentjefpits toeloopc, en onzeNatien vooj
het hoofc houden, is by de Maleijers deltcert, gelyk het breedlle deelby hun liedcn
liet hoofd, 'c wclk wyvoorhetonderltehouden, daar de mond is. Behalven de twee
hoorenrjes,diehetmeefledeélaallhethoofdhebben, en die in 'ckruipenvoorui t iteeken,
hebben zommige noch een of meer fnuiten , die zy doór een of meer takken,
d e u e l k e van onderen half hol als cengeatezyn-j uitíleeken, en-hierin hebben zommige
een fcherp Beentje, daar men zieh aan verzq^renkan, en waar mede zyzoo't
Ichynt iets dodrbooren können. Het vleefch van het hoofd is hard kraakbeenig en
quaalyk om te eeten, in wiens midde de maage fchuilt, en daar aan dedarmen! en
t geene men Papai^er noemt, zynde een dun zakje, daar in een groenachtige of
W a c h i } g e m o d d e r f c h u i l t , e n totheteetennietdeugt,. Dedarmenkrommenzieh om
het hoofd onder den hals, daar zehaarenuitganghebben, en devuilighciduicfmytcn'
Het ovenge vleefch, dat door dekronkelen des hoorens loopc, is geen darm, maaf meer
v o ö r e e n v e t tehouden,'cgeen ookhet belte is om te eeten. Het ander flag , 't welk
lankwerpig van lyf is, »met een langen fmallen m o n d , heefc aan den mond geen dekzel
maar bedekt z ieh, o f met een hard weerig [ callofa ] vleefch, daar aan men zomty ds noch
een beentje ziec, o f kruipende heel naar binnen toe, dat men daar van niets bekennen kan
Haar andere Eigenfehappen, dat zommige aan de küppcn bloot hangen, zommige over
den grond kriiipen,zommige in hetzandzich verborgenhouden, zullen wybv ieder
foorte in 't byzonder befchryven. • j 3
Manier ^an ^tgroeijen der Schaahijfchen^
Uoede^i- Hier Haan aan te merken driederlei Manieren, dewelke alle SchaalviiTchen in hct
HdríSr-. onde rhouden; Naar de eerite manier groeijen zommige SchaalviUchen door
een toezet van nieuwe íbfíeaan den mond van de fchaal, [per appofitmein nov¿ m-
Urid'] gelyk doen de Múrices qx\ Turbinata. In de Murexh ditophct klaarííe te zien,
Wiens voorlte deel der fchaal altyd dunder en zuiverder is dan de achterlledeelen. Deze
N^mmijt f tof word geteelt uit cen taaije quyl of llym , die het dier van zieh geeft, en zieh for-
•^"'"/"•''''"Aiicert in een dünnen fchaal, aan de öpening van den ouden mond, en loopt zoo
voort tot omtrent eeh vierde van den omloop, al waar ze dan ruíl en eenennieuwen
getanden of getakten mond formeert. De fchaal van den Murex fchynt we! driekantig
te weezen, zoo dat een ieder toezet t' elkens een derde van de fchaal formeert. Maar
de onderlte zyde, daar de mond üaat, is aitydbreederdandetweefchuiniTevanden
ruggf»
eithari).
Haar lìfer,
•waarzy
haarhoH'
Oym.
R A R I T E I T - K A M E R . II Boek. fp
rüase^ w o dat ze bykans de helft van den omloop beüaat. Hier uit Voigt dat die ge^
i l a S t van tyd tot t ydz yne n mond aan de fchaal verandere, of na 't vervolg van draaiiingen
voortzette. De tweede manier gefchied door ^itrekking over' t geheele lyfnaar^^^^^Ä
alle kanten, ifer exîenfmevi îoîius corporis teßacei) want dit ilag behoud altyd een
endenzelfden mond, maar het geheele lyf word grooter. Naar deze manier groeijen
z\]e Porcellati^ cn Cauris. De dcrde manier gefchied door toezet en uitrekkmg te gc-DeM,
l y k , (per appofitionem & etctenfiomn fwml) ^oen alle bchulpen , MoiTelen en
Oefters, die nietalleen aan denvoorilenrand een toezet krygen, maar de fchaal m zieh
zelfs, ofveel meer haare blMicn iLamelU] worden over' t geheele lyf ook dikker,
krygende, zoo 't fchynt, haar vocdfel uit dünne adertjesdie aan den Spondylo vatUyn.
Doch by alle üaac aan te merken, dac de oude deelen der fchaalen, inzonderheid aan^r^
haar buitenile huid en uitilcekende hoornen, zoo veel voedfel niet meer krygen, ol
ZOO veel invloijing van het dier niet meer hebben, als de jonglte toezet ; want alle
hoekken, doornen ofnagels, die eens volmaakt zynde afgebrooken worden, groeijen
niet weder aan.
I I . H O O F T D E E L
Niiutilm Major ßve'crajfus: Bla
het cerile geííacht van de eenfchaaÜgeen gedraayde hoorentjes, Áellén^^^íj«
Oor
w v die geene, dewelke van binnen een Paerlemoer fchaal hebben , öf im-jor
V mers zoodanig blinken als öf het Paerlemoer was. Deze zyn vati verfcheide^'^
aeiZuten waar onder uitmunt de Nautilus , draagende eene gemengde natuur van
Vifcih en Schulpen, waar in hy van alle andere SchaalviiTchen verfchilt; want de Vifch
die daar in woönt of die dezeSchulp formeert, is een ilag van den P^p^.ofVeelvoet ,
vrrdeelt in twee foorten grove en fyne. die wy ieder zyn byzonder hoofdltuk zullen
Major fivt craffus, is het geen m¿n in 't gemeen Paerlemoer höoren noemt,
waar van wy de twee voornaamite deelen, ieder in 't byzonder , befchryven zullen,^«'-
te weeten; deöchaalofhetHuisje,enden Vi fchdiedaarinwoont . De fchaal heeft de ge-g^^^'-^
daante van een gemeeneblekke, of van dat verdichte hooren [Cor«« Ammonis, ] of ook zk de
w d van een rond bootje; want de kiel isrechtrond, van voorennaai : achteren omtrent^j^^^J^^j^
6 en 7 duimen lang , het voorlle deel maakc het Beotje, 't welk boven open ItaatWA..
4 en 5 dwers vingers brecd. De achcerlleven vevheft zieh boven deze vlakte met een
ronde krul, die in zieh zelf gedraayd en gewonden is, nergens geoperit, niaar ganfch
toeverwulft. Van het hol of ruim des Boots is hy van binnen afgefcheiden door eenaffchutzel,
\_Parietem intergerinwn^ in w i e n s middelen een rond gaacje is, daar een dikke
naalde door kan, van buiten w yd, en van binnen in een Kortpypje eindigende. ^e^fj/^
krulisvanbinnenverdeeltinontelbaare Kamertjes, door diergelyke Scheids-Muuren
alle in de midden het voorfchreeven gaatjehebbende. De fchaal heeft twee koriten
op malkander liggende, en echter qualyk de dikte van een mes uitmaKende. D^hm-vefh,^
tenile korit is grof gelyk andere fchulpen en met fyne fcheurcjes, wat oneffen , vuil^.^^;^
of bleck wit 3 aan de kiel van eene koleur , naar achteren, daar de krul begint , is zo
dwars, met veele bruine en breede banden geteekend,dewelke allenxkens fmaller werden
tot aan het opperile van de krul: De andere helft der krul naar binnen ziende, is
zwart en het onderile deelzilver verwig. Debinnenilekorilistweederlei, wäntdievanE«^^^
't Bootje is fchoon Paerlemoer verwig, doch meer groen en rood vertoonende ,
weerfchyn als een reegenboog van zieh geeveride, doch niet doorfchynend al is z e fchoon
gemaakt, wanneer ze fchaars de dikte van een half mes behoud. De fcheids-muuren,
H 2 9?