J i -, :
V'o.'i iifli'
lliMé
•r •
Koemm
die ht ^
vstrkt.
2 O 0 D' A M B O I N S C H E
Tweede Regel.
Een on^e Siams zilver werpt aan water uit grein waters.
Derde RegeL
Vei-deel hec bovefaflaande watergewigt van 't gout 25) grein in 24, deelen, 'twelk
karaaten^ofzoomenmetonfenhandelt, fcbrupelszyn; komtvoor i fchrupel i ^ deel
grein waters ten naallen by desgelyks 'c zilveirwigt grein 00k in 14 gedeel t ; konit
nauw genoeg voor i fchrupel 2 grein neem het eerflc van 'ttweede af, blyfc igrein,'t
welk wy waterfchilnoemen van karaac tot karaat,wknt om dát onder ieder onze gouf het
2+ft« deelof een fcrupelzi lversmqet gemengt z yn, als het eeii karaat'lagcr in alioy zal
wezen, zoo volgt dat het voorf íhreevé waterfqbil ^¿onderfcheidderkaraatcnaanwyit.
V i e r d e toeilel.
ñaafjeJapanfeh koper , dat men voor 't zuiverfte houdt , wecgt 7 on9en i drachr
S r " ^ en 2 fcrupels 5 werptaan water uit 7 drachmen zjgrein, of44ygrein; doordea
gmtko' regelgewerkt, komtvoor i sera o n f e i i grein fchaars.
ftr.
E x e m p e l 1.
i of ziiver, dat gy totdeze waterproefbeproeyen wilt, inhoudezilver of
froef'vm kopcr, zultgydaar aan kennen; het zilverige gout isbleekgeelen weekopde toetsf
S ^^^ koperige is roodachtig en hard op de toets. Ik heb dan een flaafje ilegt gout »
i<Hdat ik bcvinde zilverryk tezyn, wegende 12 drachmen en 4 f grein, of 745 grein,
zyn wax.formtje houd aan water i drachme of 60 grein , voor de bovenitaande li
drachmen en 45- grein neeme ik 38 fcrupels, en zegge , 38fcrupelsgeeven óogrein
water; wat geeven 24 fcrupels, of i onçe? maakt ¿Sgrein.
Om nu hetalloyvanditiiaafjete weeten, zoozeg24fcrupc]sofeen onçe fyn gout
geevenaan water 29 grein, wat geeven.3S fcrupels? maakt 4Ófcrupels: trek hieraf
de bovenitaande 38 greinwaters, blyft Sgrein waterfchil, 'twelk maakc S karaaten,
trek die af van 24 karaaten, blyven overig 16 karaaten, 't welk is het alioy van die
ilaafje, gelyk gy cok in de bovenitaande tafel vindt; waar uit volgt, dat onder dit
llaatje 16 deelen gout en 8 deelen zilver zyn, dat is, een derde deel aan zilver.
B e f l u i c .
BeßuUen ^^^^ vc rde r , dat deze proef watonzeker gaat, indien de ilaafjes die gy
w^'^tor niet ten minilen tweeoncen houden ; want hoe meer iemant neemt>
hoe zekerder het uitkomt enin 't maken van de formtjes moct men wel oplecten j
dat hetwax overal ter degcn aanleggen, enin 'tuitfchiidden van de ilaafjes, dat men
den form niet drukt.
E x e m p e l IL
m «« Frankforter goude Dukaton was fufpeft, diit 'er van binnen eenig zilver verhörf
M ^ geniag, en boven op een goude blik hadde , nadien hy mar zyn grootte re Jigt
-ZoL^' icheen , hoewelop de toets Coepan-gout geleek , en , als men daar op fchrapte ,
klonk hy hol , hy was zwaar ^ drachmen effen, of dobbeltjes ; deze opde voornoem
R A R I t E I T - K A M E R Iii Bock. 20 1
noemde manier metwax bekleet, het zelve in de middendoorgefneden, enhetwater
daar ingaande Wierde gewogen, en zwaar bevond«i ^o greift ; naar de boven.
flaandé Regelen moeten voor 9 dracmen fyn gout komen Ichaars 33 gi"ein waters,
't welk van 50 afgetrokken blyven 17 grein waterfchil; waar uit dan blykc ; dat her
over de i f karaaten lager is dan fyn gout} maar dewyl het de toets houdt op z i karaaten
, ZOO volgt dat 'er een ftuk zilver in moet zyn , doch hoe veel kan raen hier
doòr niet weeteil.
D
I I I . H O O F T D E E L .
Hoe gout en z^iher op andere dingen hehaiven den
^oetfieen '^¿kh *üertoónt,
Ewyl ik ondervöndenheb, dat gout en zilver Haar kol europzomni ige dingen
anders ver toonen als op den töeti leen, zoo heb ik eenige der zelver be_ o^^^gaut en
vindingehier willen aantekenen.
Ik heb van Ma\k.ajfar een Mefiica Tinang gekregen, zynde een öude
Tinang in een harden donkerbruinen fteeri verändert, gelyk hy hier na zalbefchre- VM 't
ven worden : Godt en züver daar op getoetft houden beide haar koleur aan deiydeJJ^'
gewreven; maar ophetvUkke hoofd, daar anders de>»<«fiÄof't oogf taat , vertoont
het fyne gout haar regt geele koleur; maar al het gemengde vertoont zieh ros als of
'er koper onder gemengt was; maar het zilver blyft blank:
Op den Sangites of Meßica, van Caju Sangi^ houden de metaálen háar koleur.
Op Meßica farrang word het fyne gout llchtgeel, daarnahoegemengder gout hoe De\dirdn
róíTer de koleur is: het zilver is blank, doch wät rood loöpt 'er orider.
Op de flakkeh van Biagaru word al het gout lootverwig, maar als men ze naar^'"-''^''''
*c licht keert, vertoont het zieh geelachtig'; ophetrondef^uk wordhe t
zilver lootverwig, doch heenenweér geneigt, word geelachtig.
Op Calbahaar p'ett word het gout lootverwig , naar't licht geneigt word het fyne
goutgeeli 'tgemengdedönkergeel, alsof'erlodtonderliep.
Opwitte Keifteenen houden de metalenhaarkoleur, doch ñeken niet u i t , enkleven
niet vaü.
Gladde Vuurfleenen of Snaphaanfteenen willen n¿et wel toetfen, dochdénísütt^e^^^«-
Bimaafche doeri't beter^ hoewel ze doorfchynenderzyn;
Allerley beenderen toetfen ganfchniet, als mede de tanden van groote viiTchen.
D e Amboinfche groene en veriteende Amianthus toetft, maar de regte ganfch öme.
. • Ztnfle.
niet. ^ ^
Op eén flypfteén van Makkaßarfch CdfaíTuhout gemáakt is het fyne gout geel,
en 't gemengde ros, maar naar zieh toegehouden ván'tlichtafwordhetallegaardonker.
De zwarté korrels van Saguweers-bobmen toetfen zoo wel ais zwartetoetfteenen;
doch men vind zomtyds eenen, die half ver f teent i s, dewelke wegenszyne gladdigheit
niet toetfen wil.
G e ÍV. HOOFTi
I
m
-r 'Il
• •( fl
iiî!l.,:i |il
f ; !' •
' . H i ' '
••li' .'l't/:.
•Ii Ih'V
• • - ä l i :
i ' ;
! •
• •!.• • .
' , • i
••hi'^ì
•Al
'111
. V -v