Ik
f í '
270 D' A.MB O I N SCHE
hebbi ment e leiten , dat dez'e Amerikanen groote duikersen goede zwemmers zyn,
'¿00 dar ze langen tydonder water können blyven. Kchter isde jonge walvifch, adem
willendefcheppen, gedwongen weerboven water te körnen, wanneer d'Amerikaaii
zynenilagwaarneemt, en hemmet de band een gefcherpte houte wig, of paal in de
neus of tochtgaten fteekt, waar door hy adem haalt, 200 dar z'er in blyfc zitten'
zonder dat'erbet Walvifchje zieh van kan ontdoen. Daar nazyn tou fchot gevicrc
hebbende, klimt hy weer in zyn lloepje, en wagt 'er in tot dat de vifch, die geen
lucht meer kan fcbeppen, geñiktis; om dien op 't land te tekken. Zeker eene aardige,
maar zeer gevaarlykevifchvangft. Ook zyn deze Amerikanenzoo grauwen
wel afgerecht, dat een van hen eenen Kaiman, een foort van HaagdiOe, of Krokodil,
wel van dartigvoeten langen het wreedfte van alle de zeedieren, kan afmaaken.
Daarzyn 'er ook diebeweeren, dat de grauwen Amber van eeiie zekere welriekenke
vrucht k omt , die dicht aan de zeeilrand groeit, en in de maanden van April o f May
ryp Word > en d ie, wanneer zy is afgevallen, van de WalvilTchen word ingeflokt,
Geiyk o fde v rucht , die tot voedzel rtrekt, iets anders dan vleefeh en bloed kon voortbrengen.
Alhoewel'er in'teerfle hooftdeel van *t boek van Garcías du Jardín y verfcheide
dingen worden opgeha.ilt, wegens den oorfprong ende befchryvingevan den grau,
wen Araber, zuUen wy echter, tot voldoeninge van den nicuwsgierigen Lezer hier
eenigebyzondere gevoelens noch dien aangaande bybrengen,om vervolgens den knoop
van 't befluit te leggen.
Daar zyn'er zommige, als Serapion ^ die ilellen, dat de grauwen Amber op den
¿etrMtn. grond van de zee, of aan de boomen , of rotzen , die 'er inftaan j voortkomt > op
de zelve wyze als een Kampernoelje, of Paddeftoel opd'aarde , en dat hy ten tyde,
vanonweder, door'tgeweltderbaarenwordlosgerukt, enop ílrandgefmeten. Ook
Scaliger- ^i^zt^ext Scaliger y dat'er opde Pireneefche gebergten, en in' t land van Rouergué
welriekendeKampernoeljesgevonden worden.
't Gevoelen van Gardas du Jardín fchynt de Waarheit nader by te komen Die Schry,
verbeweert, datdegrauwenambereenLeem, grauwe aarde ofeenige aarde van andere
verwe is. 't Geen niet onwaarfchynlyk voorkomt, gemerkt men heele groote
Garcías
dujjrdin.
r«f (iitk tlukken ámber vindt. \ Is noch geen hondert jaaren geleden, dat 'er tuflchen Bajüiineen
Lappretoneenbrokvan loo ponden gewigt wierd gevonden. De zee worp
WS .00
Bajimie
gcuunden
fi^voela
van Edu
ari BarboOk.
ook een üuk van ponden op de naburigekull van Buch, en naderhant een ander
van elf ponden en een half op de Itrand van Mären zyn op.
• Eduard Harboffa zegt in zyn boek van de Indien, dat d'Inwoonders van de Pa-
• landuuriche Kilanden, in de Indifche zee , het daar voor houden, dat d'amber hec
uitwerpzel van zekere groote vogelen is, die 's nachts op de rotzen na by de zee komen
zitten. Dat de drek dezer vogelen door de lucht ende zon gezuivert Word, e»
datdezeebyeenonweérhet weder opwerpt; daarby voegende, dat hetniet zwaarderteliegrypeDvalt,
dat een Vogel den amber kakt, dan dat een ander Dier mufkus
en civet vportbrengt.
iitvothn 'Simon Z.5iÄ/beweert, dat d 'Amberui tzeker e fpringen ofbronnen van een granw
Siinon
Lc
thi.
welriekend leem komt, 't zy dat ze in zee, of by de zee zyn. Hy pryft zeer den
roodacluigen en grauwen Amber, die op Ceiion in Indien word gevonden, van gelyken
als dien men in eene zekere zeeftad vindSycheon genaamt, enhy meentdatde zwarte
de flechtfte van allen is. Dit gevoelen hebben F^/^/iaj-, onze Schryver, Agrikolat
Gardas tmoxnrrÁgt anderen gevolgt.
'•Gr^h» ErafmusStella-xtgiy inzyne Belchryvinge vanPruifl>n, dat men door ondervin-
»i» &j f 'dinge w e e t d a t d'Amber uit het flyk van zekere gebergten vloeit, door dekrachtder
^ ^ ^^'zonneuitgebroeit; dat hetop 'tgewas, aan den voet dezer bergen vallende, hard word,
en dat wanneer de zee hopg word, zy het wegüeept, en naderhant weér op de naburi
»
R A R I T E I T - K A M E R . III B o e k , 27 1
buurige Itrandca opwerpt:. Deze Schryver doet'erby, dat hy den Amber heeftzicn
van d'narde opneemen zoo weck als walch^dic, na dat hy in zeewaccr was geweckt
hard wierd.
Ten aanzicn van de hardigheit of vaüigheit van den grauwen Amber, die kan de neden^
zee hem geeven, om dat hy door de kracht der baaren, waar inhydryft,gezourcn^;^^^^°^
en t'zamen getrokken word, Of ook kan deze grauwen Amber in de lucht hard wor- mep andm
den als 't koraal, waar van raenzcgt, dat het, mmariherba^ fi in aerem transfera-i^^'"'
tur i in lapidis firjnitatem folidaíur; dat is, in de zee een kruid isjmaarindienmen'cin®"^^^''
de lucht brengt, zoo hard als ííeen word. tCveneens als de Afphalcirefche leem, die^^''"'" ""
op ürand gefmcten, -vapore terra O w filis inarejcit, ita ut jecuribus diffiadaiur, dac is,
ZOO hard door de dampen der aarde word, dat men ze met bylen moet breeken. Geiyk
ook als de Pillasphaltus van Dioskorides, die in de ilroomen dryfr, cn door den
wind op de Kaai gefmeten, zoo hard als geelen Amber word, dien meneen rosachci,
ge leem houd te zyn, tegcns de dwaiende meening der Oiiden, diegemeenr hebben
dat hy cen fap, of vocht was, dat uic de boomen komt, die dicht by de zee Üaan
daar hy valt.
De Schryver van den oprechun Koopman^ of algemeene 'ücrhandeling der Brooger^en»
zegt in her tweede deel van zyn boek, het XXVÍ .Ho o f t d e e l , d a t de grauweAmber
niet anders is dan cen t'zamenpakking van honigraten, die van de rotzen in zee vallen,
ofdie door de golven worden afgefpoelt, 't zy door de kracht van den wind,
of andcrzins. Hy voegt 'er by, dat deze wafchratenvolhonig,inzeedryvende,'tzy
door d'eigenfchap van 't zeewater , of door de kracht der zonneñraalen, week en driftig
op 't water worden gemaakt.
Deze Schryver, om zyn vooríteí te bevelligen, zegt , dat de Heer Mor Áonys '
meen Luytenant van Lion, op de 71. bladzyde van zyne Keizen, verzckert, dat hy
in Engelland gehoort heeft, dat de grauwe Amber dewafchenhonig is.diedeßyen
tcgen de groote rotzen, die op den oever van d'Indifche zee iiaan , teelen , en dat
deze honigraten, door de zon gerooll, los worden en in zee vallen,die door haare
beweeginge haar verder tot Amber maakt. Hy voegt'er by, dat men middeninccn
groot Ituk Amber, 't geen noch tot zyne volkomenheit niet was geraakt, na dat het
gebroken was, beide de raat van wafchen honiggevonden had. En om dit gevoelen
noch meer kracht by te zetten, vefzekert hy, dat 'er, als men den grauwen Amber
met geeil van wyn op wynfleen doet fmelten, eindelyk eene íboíFe als honig overblyft.
Renams Frafifiskus, Prediker des Koningks van Vrankryk, toonc in zyne Proefilukken
van de wonderen der nature, dat hy ganfch niet van dit gevoelen is ^ wantna
hy alle de meeningen heeft bygehaalt, en gezcgt, dat hy noch van den Vifch Azel
komt, in Wiens bxiikSerapionzcgt, dat hy, door dien Vifch ingeflokt , tot volkomenheit
geraakt; noch van zekere boomen, waar uit een lymachtigvocht vloeit,'t
geen in zee gevallen hard word, en naderhant door de baaren opürand word gefmeten;
noch van' t uitwerpfeldes Walvifchs, dat, verrevaninzulkeenezelfilandigheit
te veranderen, die zoo liefiyk van gear is, naar 't zeggen van hen die op de kuilen
verkeeren, daarjde Walviilchen zieh onthouden, en die hem vangen, eene onverdraaglyke
ilank van zieh geeft; noch van d'ontlailing zommiger vogelen, die op de toppen
van de Idippen en rotzen leeven; bekent hy onbewimpek dat men niet weet war
het is, en dat niemant noch d'oorzaak van zulk eene koilelykeftoffe ontdekt heeft.
Hy fchynt echter te hellen naar 't gevoelen, dat het een Leem is, die, door onderaardfche
buizen op den grondderzee gevoert,hard word,en,op verfcheidewyzen,
tot zyne volkomenheit geraakt: Welk gevoelen veel bewyf lyker dan dat van den Schryver
der algejñéene -verhande/ing "Va» de Droogeryen i s , die meent dat d' Amber wafchen
honigraten t'zamen zy. Want behalven dat d'amber op piaatzen valt, daar geene
byekorven zyn; en dat zulk eene grooteovervloet dezer dierbave Hoffe,van'twafch
en den honig niet kan voortkomen, die van eenige rotzen in zee vallen, zulks blykt
t e
i'Vü;