J ' t i i
7.yn dooTf/
byuemi.
IVord door
dt Zm
vcrteer:.
Haar ver-
Jcheide ¿S'
iVordcngehruiki^
oadtr "t
tnaak'"
-.VI» dm
Arak.
D ' A M B O I N S C H E
X L L H O O F T D E E L ,
Van de Fuimo Mannm: Papeda Laut,
It ^£'iJ/'Ä//«wgehoortonderdiegeene, die meo in'cLätynHö/i'iÄ«mnoemti
in 'c Neerduits Quallen. Het is fchier van de zelve gedaante, gelyk ikze
in Europa opPortugaals ilranden gezien hebbe, behalven datdePortugeezen
groocer zyn, en van binnenfraaijerkrullenhebben. De Amboneefche
Pulmo is in de grootte van een Tafelbord, aan debovenzydebul t igof rond, gelyk een
longe , aan de onderile of binnenzyde gelykt het een fchotel , daar men in een vyfhoek
fraaije takkenof krullen ziet, eenigzins een bloemeverbeeidende. Hetlyfvan
de fchotel is half doorichynend, vleefchverwig, de Gelatinen gelyk, die men van gekookte
kalfsvoeten maakt , zeer teer en bevende. De takken of roos is regt ysverw
i g , ieweten, doorichynend en blauwachtig; in Zee dryvendevertoonteenweinig
leven, want het beweegt zig^ trekt zig t' zaamen , en opent zig weer. Als men 't
hard aanvat, zoo brand het een weinig in de h a n d ; zoodramenhetuit'iwaterneemt,
of dat het op de ßrand gedreeven word , kan men geen leven meer daar in merken
, en het kan geen halven dag in de Zon leggen , of het fmelt fchier geheel weg,
nalaatende eenige dünne vliesjes, zoo dat het ¡ammer is dat zulk een fchoon Schepzel
niet langduurig is, noch bewaart kan worden. Men vind ze vcel by klaarenach»
t e n , als den Hemel vol Sterren is, en de "Wind war waair , wannccr men zc s'morgens
op den llrand zict nirgeworpen. fk heb de kleene Schepzeltjes van de Zeelonge
gevonden op de groote van een dubbeltje, klaar, doorfchynend als ys, in de midden
met een rood plekje, 't welk zig in y ftraalen verdeelt, die zig t' zaamen trokken en
uitrekten als of het ilagaderen waren, die uit het hart haaren oorfprong neemen, en
in de hand gantfch niet branden.
Haar naam in 't Latyn is Tulmo Marinus; en qualyk Pdf^/ /« M m s d , welken naam
eigentlyk toekomt , een zeekere Schulp, in 't volgende Boek TjO^us genaamt Bßl£
Quallen en Zeelongen, in 't Maleits T apda Laut^ naar de gelykeniiTe van den bry
g e n a a m t : in' t Amboins op Hi toe, Metua tn Methuay-, hy m^exQ Mothe gw
Lappia Mutin , dat i s , Koude Papeda.
Veele meenen, dat deze Zeelongen haaren oorfprong hebben uit het fnuiten of
flaken der Schictfterren, dewyl men de Zeelongen meeft vind als'er eenige klaare
nachten voorgegaan zyn, daar in men veele Schietfterren gezien heeft. '/eker het
fnuitzel van dit il/i'^if/"»??? op de aarde vallende, is een uitgebrande, teere en ligte
fubitantie , de Zeelongen wat gelykende, maar als men hetaanraakt, vervalt het tot
aiTche, die dan op de Zse gefchooten wordende, zoude in zoodanige Quallen veranderen.
Doch hier tegens fchynt te ftryden, dat m e n , als gezegt is, zoo kleene Schepzelen
daar van vind, waaruit men zoude befluiten dat ze van een Ideen beginfelgrooC
worden, doch men kanhieropzeggen, dathetvoornoemde£'xrrmi'«?a«svanScbietfterren,
op Zee vallende, inveelekleenedeeltjesvanmalkanderengaat,en dan een ieder
deeltje zulk een Schepzel formeert» De Inländers weeten het niet te gebruiken
m-ar de Sineezen weeten het tot eenige koft te bereiden, en zoo ze zeggen ook eenig
Medicament daar van te maaken. Doch onze Natie is van dir gevoelen, dat de Sineezen
een bedriegelyk en gewinzugtig Volk zynde, deze Quallen tot niet anders gebruiken,
dan onder dat mengelmoes te doen , waar uit zy haaren/ i ra^branden, om
den zelven quantswys fterk en brandig te maaken, die in der daad zoodanig daar van
word, maar daar by ook ongezond voor 't hooft, en fchade lyk, daarom ze
dit bedrog heimelyk doen, en zoo het voor den dag komt , worden ze daarover
geftraft.
X L i r . HOOFTw.
R A R I T E I T - K A M E R . I Boek.
X L I L H O O F T D E E L -
Holothurm, Befaantjes-
It vreemd ilag van tìoloihurijs kan men onder de Urticai Marina! reeke-f^;^^^,,,
nen ; ik heb het echter in 't byzonder willen befchryven. Men kan het«'^.
geen eigentlyke gedaante geven, noch van een dier , noch van eenef„Ìi2
plante. Het lyf is een langwerpige blaas , omtrcnt een vinger
en een duim dik , gelykende het gehecle lyf een opvulde blaaze ^ Qnz^ge-' ,
op den rüg Itäan overdwars veele velletjes onder breed , en aan de rug'^'""'^^'
vail , boven fpits toeloopende ^ gelyk een half-zeil , 'c welk men een be-SjT
faan noemt. By de fpits zyn alle deze zeütjes aan malkander vaft mct een^^^^ ,
zoom die daar Over loopti en waar mede hy alle de zeiltjes kan nederlaaten en mei zeilt '.
opregten , als hy Wind voeld en Zeilen wil. Het lyf is van koleur doorfchy-j^^^^y^^^-
nend, als of 'er een kryflallyne vlefch met dat groen blauwe Aqua Fort j 't welk'«»'^®"»
mzvi Aqita Regis noemt, gevuld was. De zeiltjes zyn wit als kryüal en hct^"'^^'^"
bovenite zoomtje heeft wat purpur of violet , fchoon om aan te zien , als of
het geheele Dier een koilelyk juweel was. Wanneer de zeiltjes gefpannen zyn ,
is het lyf fchier driekantig , waar van hy het hooft opwaarts kromt , en
het achicrilc ilrckt hy uit den buik , die blauvver is dan het boven-lyf , als
of het Aqua l'Ortis aldaar lag , en het boven-lyf van kryilal was. Dit 7.segQ.ZynZeUdierte
heeft geen kennelyke mond en als het zyn zeiltjes neérlaat , gaat \ìQttau£
niet té min in 't water voort d® beweeging van zyn lyf, ende -aan-E^i^jhangende
baarden. Aan de eene , naar myn outhoud de regter zyde , en ach-^^,
ter rondom hangt een menigte van dünne lange baarden , waar van de twee^^^ ' •
grootiie wel twee eilen lang zyn en agter uitdryven ; de andere zyn kleen en^^*^^^
groot door malkander , veele ook afgebroken en weder op nieuw uitwaffende.
De groote baarden hangen met een fmal halsken aan het lyf , daar
op volgt een langwerpig blaasje en de refi van den baard een fchaft of ftroohalcn
dik , allenxkens dunner wordende ; de andere baarden zyn in de diktc
Vau een zeilgaaren en dunner, alle met veele knopjes bezet, als of ze in zoo veele
leeden verdeeld wäaren. Haare koleur is fchoon blauw , doch zoo dat 'er
altyd wat groens onder fpeelt. Zy zyn zoo teér, dat ze licht afbreeken en
ven hangen aan 't geene waar meede men ze aanraakt, en verwekken ze een fnoo-^^^f^'*
de brand en pyn, daar ze aanraaken , dat de huid daar'van rood word en met blei-'"'"''^-.
nen oploopt , jaa de geheele zyde des Üchaams word met pyn vervult, daar men
ze aanraakt. Deze fchadelykheit fchuild meeil ifi de baarden , want het lyf van
de quallen heb ik zonder letzel aangeraakt. De ViflTchers zyn dikwils in de
klem met dit ongedierte , wanneer het aan de netten of aan de angel-roeden
of vifch-lynen blyft hangen , waar aan zy hun dan dapper bezeeren , doch
't bette hier van is, dat men 't niet het geheele Jaar door vind , maar meeil in
't uitgaan van de OottmoriiTen j of in de maand Auguttus , of naa \ eindigen
van't witce water , wanneer het zelve om de Weil verfpreid word. Het heugt
my, dat ik j Anno i66i. met een Chaloep van Poeh Ay in Banda naar
boina vaarendc wel een heelen dag zeilde door een zee , dewelke met deze ^c-^^h'^erfaantjes
fchier bedekt was, met groote ichollen of troepen uit het Ooilen aanko-^^"^^^
inende. Zeeker Heer , toen ter tyd onzen Gouverneur, dit ziende , zeide : daarw/'^j^»
ziet gy, wat venynigheit in den grondvande Bandafche Zee of in haar wit wa-y^^®^'
ter verborgen legt j waar uit zulk een meenigte van zoo venynige quallen voortkomt.
Hunne