( ,;
T'i
i ; :
*
I' ' '
;i> .
.1 Ì Ì "
:
R A R I T E I T - K A M E R . IIBoek. ut
X X V I . H O O F T D E E L .
N
ConchiZ VnivahU,
Ade twaalf geilachten, te weetende r Eenfchaaiigegedraaide Hoornt jes,volgt Coni
nuhet geflacht van de Eenfchaaiige ongedraaide, verdeeltin tweegeflachten-/i.èriw»,
Het cerile, waar van wy in die Hooftdeel fpreeken, begrypt «iiegeenejl^^^g^j'^'j''
welke maar aande eene2ydeeenfchaalhebben, enmet de andere zydebloot^;'»- •
tegens de klippen zitten ; beftaande in de volgende foorten.
I. Lo^as oi'Lepas, ßve patella y een Lampje, of Schoteltje ;
heefteen hooggebulte fchaal, als een gezwel, ofeen piatte Piramide aan de klippen vir^s.'tó
zittende; buitenruig, grauw, enzonder glans, van binnen vuil paarlenioerverwig!^^. \y
De grootfte foort hier van is buiten meeil eiFen, of met weinige donkere ribben ; de
mond heeft de grootte van een ryl«daler , doch langwerpig: De tweede foortiszoo
klein als een bloedvin; zomtyds diep geribt, niet grooter dan een ftuiver; zomtyds^^'^^fXi!'
met uitfteekende hoeken, enwatpUt, zoo datzeeen kleinSchildpadje verbeeld; DeJ^^^^»
derde foort isfchier plat, enrondvanomloop, buitenilechtgefpikkelt met zwart , van^iTi.v'j'^'
binnen zilververwig.
Men noemtze in 't gemeen Tatellay dat is, Schotekjes, in PortugaalZ^wirö^,
dat is, Lampjes, zy zitten zeer vait aan de klippen, en moeten met fcherpe beitels^f,
afgeflagen worden, niet zonder quetzingvanden fchaai; Menkan niet me rken, datze
haarplaats veranderen, want daarzezi t ten, maaken zeeenenkaalenplek; Zyzyn alle
goed tot de koft , inzonderheit die men aan de Zeeklippen in Portugaal vind, die ook « boe die
doorgaans grooter zyn dan de Amboinfche ¡i M e n zet den omgekeerden fchaal op koolen,
fcraad ze in haar eigen fop, en men neemt het vieefch met een (pits houtje daar uit:
Men kan ze ook kooken alleeninwater, alsboontjes. DeRivier-Zö/iZJ-wordgenaamt
Ahadn, en is ter grootte als de nagel van een duim, in zyn vieefch met een dun en
wit beentje voorzien, ingedaanteals eenpennemesje. Eenanderflachisdunnerenplatter,
enword genaamt Beßmattal, hppfrp/^nonAnnnenfrhaaU. zynvieefchis eetbaar,
eti zonder hpt vnnrnne.mde beentje of pennemesje.
II. Auris marina\ Maleitfch, Telingamaloli enBiafacatsjoi HovileiJ-, Dei-''
deze heeft de gedaante van een langwerpig oor, te weeten, aandeeenexydemeteen-J^'lJ;,/"^
verheeven kant, die by den eenen hoek in een krul toeloopt; längs dien kant heeft
de krul verfcheide gaatjes, waar van de voorfte doorgaan, doch de achteri leniet ;/e«ir
buiten is ze ruig, en zonder glans; van binnen fchoon zilververwig, cfpaarlemoerach-^^!'«''
tig j zy heeft veel vieefch, 't welk blootaan de klippen hange, gelyk de Täte IIa, doch
zyn ZOO goed niet om te eeten als deze ; want de grootfteenmooiilefoort isruimeen««.
vingerlang, van buiten efFen met donkergroen enzwartachtiggefpikkelcalseenfiang:^^^''^^""
De rweede en gemeenßc is korter en breeder , van buiten met veele peukeltjes bezet ^ G.
wit enkalkachtig: De derde is noch breeder, dun van fchaal, vanbuitenefFen,dochi>'/«i<r
een weinig geribt: De Vierde is zeer klein, fchaars een lid van een vinger lang, van ^¿^
buiten effen en wat gefpikkelt, zonder gaatjes j die men aan kleine iteenen längs den
fli'and vind zitten.
I i i Balani, Ekelen, Puiften, Maleitfch , Gindi laut, en opgaande Tulpen, heb^^^^^
ben de gedaante van een opgeborßen gezwel, wallen veele by malkander , groot en afgehe'üt
de plaac
J^iein, en zitten met klompen aan de f che epen, en a a n z ommi g e g r o o t e k l i p p e n, me t XLI. by
eenvlakken bodem daar tegens aangeplakt, zoodatzeaandenbodemtoezyn; van daar
Ijopen ze als een ilompe Pyramide, met oneffene z y d e n , van buiten geribt of gevoo- onÜr'i'Z
J'ent, rood met grauw gemengt; boven hebben ze eenopening, welkenzornmigehy^^^/"^"
een opgaande Tul p vergelyken; de kanten van den mond zynfcherp, enalsuitgebro-
Q ke n ;
En worden
THI,
è Iftei' p i
tr ff r