t
t '•!•(.
314-
•«'OS» tte
Hunge.
D ' A M B O 1 N S C H E
i l ^ i S ' dewelke Ub. 37. C-?/» 10. en 11. veele diergelyke Steenen befchryft¿
raaar de dieren en planten hen noemende, daar inze miíTchien groeijen ofeenige ge-
S X ^ í í iykenisdaarmedehebben, dewelke dus langeby onze Juweliersonbekent geweeilof
voorfabulengehouden worden, dochnuallenkskeiis weder aan den dach komen. Zoo
is hec zeggen van 'c haaren der Steenen geen nieuw maar een out gevoelen, want f//-
nius fchryft het zelfite vanzynen GemonitesenTheantltes^ dat dieop hunnetyden^
00k baaren zouden. In Maleitfch worden ze genoemt Meflica Biagaru-, ofalleen
Meñica bia, om dat ze meeft van eene fubftantie en koleur zyn; uit wat Schulpen zy
voortkomen, ziemede bovenvandeCff»^;«íí.77^É'r^in'tII. Boek, Hooftd.XXVlll.
Hun gebruikisomzetot eenRariteit tebewaaren ,demooiftedäar onder worden in
zilvere ringen gevat, Inländers dragen ze om gelukkig te zyn in 't vilTchen, Mofiels
en Schulpen op te zoeken en diergelyke koll uit de zee te halen: De voornoemde Sinefche
Vrouwfchryf tdoor dezen Steenhaarzelfeenigegauwigheittoe, datzeopflrand
wandelende aan de gaatjes in 't zant bekennen kanjwat Schulpen enMolTelen daar onder
fteken, en zeker , zy weet zulke rare MolTelen opte zoeken, die niemant anders vinden
kan. Van de mooi l le, die rond en blank zyn, koopt men het iluk voor een Ryksdaalder,
deandere zyngeen quartje w-aert. De Inlanderstoetzen ze gelyk andere Meßica in
T o a c k , Azyn, ofLimoemzap, 'twelkik medeverwerpe, omdat de glans daar door
hederft; 00k zommige van de mooille» diehard, keiachtigen klaar zyn, doen zulks
niet o fqualyk, enniet temin zyn ze van d 'opregte; want geen i leen, diehardendigt
vanfubltaniieis, kan zulks doen: hymageen Af^yfiV«zynofniet.
De V) fde Cbamites word onder de Katoogen gerekent, en tot noch toe uit misvatting
De
Viaardt^
De
zyn Je
Joan van
voor eenen natuuriyken Bergüeen gehouden, daar ze nochtans groeijen in een flac^
van de C^-ÄWÄof Nagelfchulp: by de Sinezen bekentj om'datze zoofcherp van nagelenzyn,
dathet iemant, die zieh daar aan verzeert, zoodanig fmert> alsofhymet
vuur gebrandt was. Zy vallen veel in de bocht van Cantong en aan d'üollzyde van
Ceilon, waarvanhetkomtdatmenzeroetdenatuuflykeKatoogeii vermengt, dewel-
Wdortoe kemede o^Ceilon vallen. De Steen 0? Meßicah\Qr van is rond in de grootte van een
rfe grauw erueet , vuilwitoi-grauwachtig met eenpaerlílraa! aisandere Katoogen; Vari
¿7fdeK. ílez )lve, metgaaten doorboortenaanfnoerengeregen,worden Brafelettengemaakt«
Ken diergelyke Katoog, dochgrooter zie befchrevenbovenin' txL. Hooftdeel.
L X V . H O O F T D E E L .
T e l l i n i t e s , Ctenites. BiaBátu.
Aar wordenSteenen gevonden, degedaantevanverfcheideSchulpenhebbeade,
waar Van men noch niet zeker is, ofze in de Schulpen groeijen of
buiten dezelveuiteen klomp aarde geformeert wordeu: Immersmen vind
ze buiten de Schulp, ja zomtyts opplaatzen daar diergelyke niet omtrent zyn
waar van ik deze twe foorten aangemerkt hebbe.
Deeirpe rf//mííxis geformeert als eenevan d eM¿»^bo v enm' t II. BoekiHooftdeel XXXIII.
befchreven,inzonderheit van de zeíle foorte; dewelkelangwerpig zyn, en een ander wat
ronder ofui t den ronden driezydig,gelyk de Schulp BiamattadoaxVíti zyn onzienlyke
Steetienalsoíze uit eene vuiledonkergeeleroíTe aarde flegts verfteent wáaren , achter
mettweebilletjes en eenkeep, voorts effen zonder ílreep, redelykhard, nochtans
^u-QTdt» met een mes ligt te fchrabben. Men vind ze op Java op den ítrand smRemban en
of javarí- gggj^ gj^jgj. gebruik daar van, ais dat de Chinezen dezelve gaerne by hun
voeren op hunne vaartuigen :Deze Idlinitis vind men ook omtrent Grifekhy T)udunam
foerí
vtnden.
R Ä R I T E I T - K A M E R . IirBoek. 31 5 -
in een moeraffig Zand, men weet niet o f z e de zee opwerpt : Zommige draagen ze aan
hunlyf, en geloven dat ze den dragende bewaaren zullen tegensde tovery der vrouwen,
die ze met liefdranken of Oebat Qoena verrichten willen.
Cienites is een harde donkergrauwe ileen als een Kei, geformeert" als Bia anadara,
een foort van de PeSünes of bukige Jacobs Schulpen, met diergelyken rand en Itreep
of voorensj dochweinige en die niet naard'ordre van de natuurlykefchulpenlopen,
20 hard dat men ze qualyk fchrabben kan. Men vind ze op de kleine Kilanden, in de
kaarten de C/o/genaamt, beooiten het grootile Papoefchc h.ilandiV/<?/7öfl/gelegen. Men
kan ze brengen onder de foorte van Ombria of W cerlleenen, leggende hier en daar ver- mrden
itrooit op den Itrand van die Eilanden. De Papoeers zoeken de rondlle uic en
ken ze in plaats van kogeis uit hunne ßaiTen daar mede tefchieten, waar toe-ze egier
noch andere bequamere hebben, op Adeßbal zelfs vallende, die men voor regt yzcre
kogeis van i pond zoude aanzien, gelyk ze ook in der daad yzerachtig zyn.
Hier by behooren noch eenige andere verileende bchulpen,van gedaanteals deSteen- mch
fcheede en cenige andere gladde Cbma^ doch grof, donker en aardachtig van fub-^'JJ^
flantie, dewelke men vind in zommige klippen op ilrand, boven wa^r itaande, en/««^
wel bezien zynde kau men niet anders oordeelen of zy zyn het vleefch van dezelve dieren,
door hec indringend Üyk in iteen verändert; want men ziet'er hier en daar noch eenige
overblyfzeltjes van defchaal daar aan. Diergelyke hebben wy veele gevonden in't
jaar 1692. in de rotzen; waar op de FortreiTe Duurftede op het Eiland üliajjar toenmaals
gelegt Wierde,
L X V I , H O O F T D E E L .
C o c h l i t e s , Cochlea Saxea. Meftica Bia,
De Steen in dit Hooftdeei befchreven oordeele ik natuurlyke Siekken geweeft
tezyn, die door eenig gevalinhardeüeenen verändert zyn, waar van ik/?''«"^ '
3 foorten aangemerkc hebbe
De eerile was een witte en halfdoorfchynende Steen,in de groote van een
Roei-kogeljin de gedaante van een Alykruikje, Biapapeda,g^m^muhowen in 't II. ßoek f'^' '
VI. Hooftdeel befchreven; wanthy hadde dezelflte gieren, en omtrent het achterile
noch een donker overblyfzeltje van defchaal; 'c overige was mailief, uitgevulcenzoo
hard als een K e i , waar voor men dezen zoude aangezien hebben, Indien hy by nacht gevuurten
denkeiachtigenreuk gehad hadde: Hy is opdenilrandvan Marnalo gevonden,
enik hebbe in myn tyd maar eengezicn, diegezonden was aan den gr 00t Hertog
vanTofcana. Men zoude zeggen, dathetgeheele Hoorntje in iteen verändert was ^grooTii^
doch nauwer bezien zynde kan dit niet z yn, dewyl men tuiTchen de gieren van de fchaal
niets overig vond, behalven een weinig boven op, zoo dac het geheele beeil in iteen
verändere moetzyn-
De tweedeCöCÄ//ie/ had mede de gedaante van een Alykruikje, doch daar aan hingu^
het kruipende dier buiten de fchaal ^ ten naaiten by de gedaante van een volko->^'-
men Siek hebbende, doch gerimpck, gefchonden, en hier en daar een hoekje afgebroken:
Het huiskewasalshetvoorile, keiachtigenhalfdoorfchynend, maar het
dier was een donkere Iteen, vuilwit of grauwachcig. Men vind ze zelden, hier en ¿ S T / "
daar een op de Itranden van LeyUrnor^ en ikheb'er maar 3 gezien, waarvandemooiile
aan den voornoemden groot Hartog gezonden is. Zy koken in Limoenzap, worden
zuiver daar door , en vuuren niet by nacht, noch hebben eenen keiachtigen reuk:
Hoe deze dieren in fteen veranderen kan ik noch niet zeggen, behalven het gevoelen
R r i van
!
, .1'