'f
1: y'fl:
r i l
I ' I
i, ''
. 36 D' A M B O I N S C H E
hem zonder fchade handelen kan, gelyk de Gember ook de pyn geneell die men vau
zyne lleeken bekomt. .
z Soort. De tweede foort is groot en plat van fchaal, met körte pennen voorzien, die xoo
vinnig niet ileeken als de voorgaande, en hunne pennen zyn veel kor ter , die voor Rariteiten
können bewaart worden.
Echinometra Sctofa. Zie de Plm N°. XIII. N°, V. ivelkers pennenheel dun en Jyn zyn^ warorn z^
ook Zeenaaklen by ons ¿enoemt -worden.
Echiuus
Sulcatus,
•jtrfcbilt
van de
voorgaande,
Hair ge-
Zie de
Plaat
XIV.
letier C,
2 Soort.
Ha i' gg'
dAinti,
7ic de
Plaut
MV.
letter D.
fu -atar
ge vu»Jen
X X X Í . H O O F T D E E L .
Van den Echinus Sulcatum Voodshoofden^
Eze foort van Zeeappelen wykt wat van de gemeene gedaante, want dezen
Echinus is wel mede uit den ronden langwerpig , maar heeft een gemengt
fatzoen van een Zeefterre. Immers op den rugge ziet men de verdeeling
vaneeneÜerre,met 5-ongelykeítraalen , dievolgaatjeszyn, e-ndaaropvee.
le korte voetjes veel ilekelyker als borfíeltjes. De fchaal is witachtig, omtrenc
de Sterre grauwachtig , dun en zeer breukzaam, zo dat men ze qualyk handelen
kan ; aan den eenen hoek van de kanten heefc z e een rond gat , daar qualyk een pink in
kan, 't welk de mond is. By den anderen hoek onder aan den buik, hebben ze een
ander gat overdwars, Wiens eene lip naar den buik 2>Liuie. dß doorgang
van de "uitwerpzelen j zoo maaken ook de drie langfte ilraalen van de iterre op den
rug drie vooren. Hy word zelden gevonden , heeft noch geen byzondere naam,
daarom ik hem by provifie Echhium Sulcatum noeme ; onze Nederlanders noemen
hem Doodshoofje. Zyn fchaal in den regen gezuivert en gedroogt, word onder de
Rariteiten bewaart.
Noch een tweede foort hier van is wat kleender van dop , uit den ronden , mede
langwerpig, en boven een dwarsvinger niet hoog, zonder ilerre o f vooren op den rugge
maar met eenen gewoonen mond onder aandenbuik. De dop ismet veelekleenekor
re'tjes bezet , en daar op kleene digte ftekeltjes als ßukken van borftelen , grys
glimmende als Amiarttbusy die hy in't water oprcgt, maaruitgetrokkenneerlegt. Ali
men hier op trapt, of de banden daar aan i ieekt , verwekkenzeeenenkleenen brand,
jtuken in de hand , en maaken 't lidt rood zander pyn. De dop heefc aan deni
eenen kant een rond gat, 'twelk zynmondis, zoodathetvoorgaandezynenuitgangisl
Men vind ze veel in den Amboinzen Inham in de Rivler Weifitoe.
Echinus Sulcatus, By ons gemmi Doodshoofd. Zìe de Phat No. XIV. letter C. een tweede foort Istter
agterfte loopen naar twee keepen of inhammen , die wel twee leden van een vmger
d i e p z y n , aïs of 'er tweeriemen uitgefneden waren, aan de ouden geopent , maar aan
de jonge geflooten ; de jonge zynpaers, de oude van afchgrauw en donker paersge-^^^,;,^^
mengt. Hunne voetjes zyn korte haairtjes o f f t ekekj e s , waermedezy onderwaterredelyk
D. die ook S'ange hyercn wegenshaargeduante, genoemtviorden, Wybebhenbiernochtoegevoegteit
grmurmerde^ aange'weczen door N" l. N'^. z. een iahte, doch ivat uit den grausen. Alle deezezyniiil
het Kabinet van den Heere Do ff or d'Aquei, en N«. is ons toej^evoegt door den Heere de Jong, vjelke alle
lay, om haare verfibeiJentheit, tioodig oordeelden hier by te voegen.
\ I
X X X I I . H O O F T D E E L .
Van den Echinus Planus. Fannekoeken en Zeerealen,
Eze Echinus wyifelt raede tulTchen een Zeeappel en een Zeefterre, dies hy
nnd .r beide kan gctrokkcn worden, waar van ik drie foorten aangemerkc
hebbr. 1. De eerfte, die men Zeerealen noemt, is rond, in den Dimeter
een hand breed, aan de kanten dun, indemiddeneenfchafcdik, witachtig
of
R A R I T E I T - K A M E R . I Eoci c sr
o f licht grauw. Op den rag vertoont hy vyfilraalige Sterre, die wat ingezakt is, en
met veele kerven geteekent: in de midden o fhet Centrum een pas merkbaár kleen gaatje -
en op den buik ook een kleen rond gat, 't welk de mond is, van daar loopen ook
vyf vooren zig in de r ondte verfpreide» Hy is met weinige en kor Ce ñekeltjes bez
e t , meefl op de firaal van de fterrc, en ook aan den buik met noch kleender, zoo
dathy geenen zonderlyken gang in Zeemaakt , latende zigdoor debaaren vandeeene
plaats naar de andere dryven.
Van deze foort vind men een groot en raar flag, zeer dun en plat, j en 6 duimen andere
lang en breed, in de middenomtrent eenfchaft dik, a lwaar menopdenrugeen Ster
ziet van s rtraalen, omtrent een lidt lang, waar van de vooríle de kn g l l e is , d e twe e zP/laWut«
XIV.
letter F.
H>iur
ras voortgaan , maar als h en' t water ontgaat, blyven ze op een plaats íHl leggen.
Menvind ze op de vlakke zandilrand, by de Rivier/^f^f/iii^iop Leyt imor , in
dc maanden November en December, Hier van worden er ook zommige , doch zeer
zelden, gevonden, dievyfuitgefneedekeepenhebben, gelykdevoorgaandemaart\yee;
doch deze keepen zyn aan de randen toegegroeit.
De tweede foort is dikker van fchaal, uit den r o n d e n w a t hoekig, mettweelangerea
z y d e n , niet quaalyk een Ruiters fchildje gelykende. Boven op den rugge heeft
mede een Sterre , en aan den buik een ronde mond, o v e r a l b e z e t met kort e groenachtige
ftekelijcj.. Dc fctiaal is wiucr cn vafter d^n i o voorgannde ; aan den buik is hy
wat ingedrukt met vyf vooren, en op den rug wat verheven , daar de ílraalen vol
gaatjes zyn,
D e d e r d e f o o r t z y n d e Z e e f c h e l i i n g e n , fchiervan'tzelfdemaakzel, inde groottevanj soorK
ecnen Hollandfchen Schel l ing, en een fchaft d i k , meeilrondof een weinighoekig,alsof
z e mede een fchildje wilde afbeelden. De buik is ingedrukt, en aan de kanten is
hy alcyd dikker, op denrugmeteenfterre, en overalbezet met diergelyke korte ftekeltjes.
Men vind ze by meenigte op de vlakke ftranden van de OeliaJJerSi en hebben.
geen gebruik, als dat men de mooifte tot Rariteiten bewaart , wanneer men z e eerft in
den regen legt, tot dat alle de fcekeltjes afvallen, zynde de tweelaatftefoortenharder
en langduuriger van fchaal, doch de eerfte is wel zoo raar en zoo mooi.
Hier toebehoorennoch eenige Steentjes, die men in de VHafers tuffchen de Zeekl ip- ¡f^argf.
pen v ind,hebbendede grootte van een il:uiver,doch aan den eenenkant met een uitfteekend
hoekje , daar een gat doorgaat, als of men ze tot voorhanzels gebruiken zoude. De j/
onderftezyde is gkdene£Een> maar de bovenfteis hol , vol fcherpe ftraalen dieSterre-^^^^f
wys ftaan, als de knoopen van zommige koraalboomtjes. Daar is geen ander leven/«íírH¿
aan, als dat'men ze met een flymerigvleefch, de q u a l l e g e l y k ,bekleedt vind ,'twelk
ftraks wegrot als men ze in de lucht legt.
D e eerfte foort, of eigentlyk Pannekoeken, worden ^ of 7 vinger breed bevonden,
meeft rond, en hebben aan den eenen kant twee inwyken, als of 'er ftukjes uitgefneden
waren, gelykende niet qualyk het overleer van een fchoen, als het de Schoenmaker
uitfnyd ; ik heb 'er ook gevonden van s lulke inwyken, doch die ziet
men zelden.
Echi nus Planus > ofwei Pannekock cn by onsgenaamt, hier vangeeft de Schryver deeze drie afteekeningen, loel'
ke verbeeldt zyn op de Plaat N ° .X1V. met de letter E. dieoek ííBZceréaalgenoemt word. Deletter^.
is eygentlyk de groote Pannekoek, van welke noch verfeheide kleinder foorten gevonden-werden, en cenvoorheelt
hier van is by letter G. Uit bet Kabinet van den Heere Doäor J'Aquct, hebben'ay''er nochtweehygevoegt,
doch heel raar, welk eene verbeeldtßaat by letter H. -zynde deeze ßeenig, hart¡ en de ander met de
letter!, hcbbende om zyn halve rondte uttßeekende punten^ -waarom hy de Zonncftraalde Pannekoek
E 3 X X X I I I . HOOFT: