I i i
i
hm :
. l i i i
I
I
I
r , .
t
I • .
II
I • V
ï S 2 D^ A M B O I N s C H E
iluk, endiezyndemooiftei zommige ïynlangwevpig, en hebben geenukfteekenden
liant, en ydele oogjes: Men noemt ze ook Brandvlekjes.
z . Thoraciumfiellatumt Starretjes, zyti wac kleindet dan de voorgaande, aan de
kanten bruin ofros met watpaarsaandeemden> de rugis bleekwit met roiTe ofbruinc
iUrretjes verziert, gelyk de ftarre Afiroius.
3. Thoracium vulgareßve Cauricium, gemeenegeele Cauris^ deze hebben deneU
gentlyken gedaante van een Bori lüuk, aardig met kleine buken verziert, zeer gladea
bleekgeel; zomtydsmeteenhooggeelen kruin op den rüg, aan denbuik wit, en by
den mond gekartelt 5 in 't gemeen zoo groot als een nagel van een duim , doch hoe
kleiner dat zy zyn, hoe fraaijer debultjes ftaan: Deze zyn het rermaarde geld, 't welk
men met fcheepen voluit de Maldavifche Eilanden afhaalt, en na BengaU QTI Siam
fcrengt cm aldaar voor klein geld te dienen.
4. Thoracium quartam, Blauwrugjes , zyn flechte en gemeene CaKr^, eiFen vaa
l y f , zonder buken op den rüg, blauwachtigmet een goudgeelenkringomgeeven als een
ingevalle Türkeis in 'tgoud, maarhetblauw verbleektmettcrtyd. In Ambon zyn ze
gemeen, maar de rechte Cauri niet.
y. C«/«<iw-Eiiers, deze zyn langwerpig, met ronde en efFene kanten, met doodfch*
groen en ros gefpikkelt.
'Drtcana^ Drakenhoofdjes, zyn bleekgrauw of vaal van koleur, orerdwars
met twee donkere ruggen, entuffcheD beiden met eengroote blandvlek , die zomtyds
een Eiland, zomtyds een vliegendeDraak verbeeiden j enzynzeldente vinden.
7. Blauwruggen, zyn langwerpig, meteenwittenuitfteekendenlyftofkantaande
eenezydej^opdenrugverfcheidenverwigmettaneiteenfwartachtigeftreepen; zom.
tyds 4fwarte plekken of oogjes hebbende aan beide einden, dewelke raar zyn.
8. Ifabellay is mede langwerpigrond,zonder kanten aan de zyden, beide einden
zyn Oranjegeel en f tomp, de rugis vaal met weinige fwarte ftreepen.
9. Kleine Argus, isvaal op den rüg, dicht bezet met groote witte oogea , die
mec fmalle randen aan malkander hangen, en is weinigte vinden.
10. Nufatellanagranulata, Ryftkorrels, zyn van koleur fpierwit, zomtyds loopE
'er watpaars onder, over den rüg zyn zevol korrels met een vooren onderfcheiden.
Een derde flach hier van is een lid van een vinger lang met ydele korrels, op den
grondflaalblauw, of zominige uitdenroodengrauw, en zoo blinkende, datzefchy^
nen geamulieert te zyn.
11. Clohulii Knopjes, zyn kleynder, ronder en hoogef gebult dan de voorgaan,
de, aan beide einden met een uititeekend hoekje, 't welk afgefleepenzyndezoogelyken
ze naarwambais-knoopen;zommige zyn met korrels bezet ; zommigczyngladi
I I . Afelli, Ezeltjes, zyn w i t , maar hebben. dwars over den rüg 3 fwarte Kreepen
, o f er drie zaalen over een Ezel gelegt waaren.
13. 'Pedicttlus, dit ishetalderkleinfteHoorntjefchiervanällegeflachten, in'tgc«
meen niet veelgrooterals een betteluis, ganfch wit, en overdwars geribt engevoo.
rent, en allederibbeneindigen in een vooren, die längs den rüg gaat : Menvindeen
flach daar van zoo groot als een hazelnoot, maar zoo wit niet.
H E T
R A R I T E Y r - K A M E R : IL Boek; is j
HET TWÄÄLFDE HOOFDGESLACHT
Yan de Benfchaaüge engedraddeHoorntjeshceftdsCjYminof'Rol'
¿en , ddm gemamt ^An haaren [angiverpigen figuur als een
z^aamen gerolt papiertje of [innen , van fchaalglad en
blinkende , met een kort tmtje voor uit.
CTltnier Torßyreticm, is van buiten uit den donkergrawen en fwartachtig
gefpikkelt gelyk die foorten van marmer, dewelke men porphyrfteennoemt,
hebbende d w a a r s over de huiden eenfwarten band, vaft binnen zyn zehooggeel.
i. aiinier niger, zatyne Rolietjes , deze zyn fwart als zatyn, en fpiegelglad,
zonder vermengingivan andere koleuren , als z y v ande rechte zyn; zy worden voor
de raarße van dit geflacht gehouden.
3. C'ilmäer tertius , is van koleur meeft olyverwig, met kleine fwarte fpikkels f
zommige hebben een koleur, te weeten lichtbruin o f / / ¿ ¿ Ä
4. Cylhderquartus, Sepdtura, of Prinze begraavenis, wordende zoo genaamt vaa
de fwanc plekken en ilreepen, die een proceflTie verbeeiden.
y. Cylinder quintus, is groenachtig met dooijergeele en weiaige blauwe plekkea
gefpikkelt, zyisgemeenenflecht.
Grauwe Monniken, deze zyn van buiten dichtgefpikkelt met donkergrauwen
fwartachtig, gelyk de eerfie foort; en die ydele plekken hebben zyn fchiergrauw j
haar tuiten fteeken wat meer ui t : Een flach daar van is in den mond fiolet.
7. Kamelotjes, zyn s e r fwartachrige watetenofbaaren gefchildert, gelyk kamelot.
8. Blauwe Droppen, verfchiUen wat van den gemeenen gedaante, wantzy hebben
cen merkelyken tuit en een uitfteekenden rib, die fcheef over den rüg loopt ; zy zyn
vuilwic of geelachtig met weinige paarf- of blauWachtige droppen bezet.
9. Zyn de groene Glimmetjes, fpiegelglad, zommige geftreept, zommige met
donkergroen en fwartachtig gefpikkel t : Men vind 'er ook geele, en w i t t e ; doch zelden;
10. Kleine Glimmetjes, worden niet boven een nagel van een vinger lang; zy zyn
gefpikkelt als de voorige.
I r, Agaatjes, zyn mede niet veel langer als een nagel van een vinger , lichtrood
of paarsachtig met äderen als Agaat.
11. Cylinder lutariüs, Slyk-roUei is van een byzonderfatzoen, uiteen5;ir««a»i
en een Rol gemengt; van buiten ruig en zonder glans; omtrent den tuit een wemi g
geribt; van koleur aardverwig : In den mond is ze Oranjegeel met een dikke Up %
Zy Word in'cgemeen Midas-oorengenaamt, waarvaaraetiBocheen kleinder foorta
heeft, ^
•i
.3
. ' 1 !
: I
;