!
f l i :
12+ D - A M B O I N S C H E
m ir Vi
' ¿ Z I -
ßon. is
iserbceldt
Dp dt pUa
XL!, by
Ictur D.
is het OM'
der., e>*
leiur E.
ha boveu'
tinä.
tiäor
¡angr, «
d>ktc.
Worden tot
fpyg^-
irm^t.
Word,»
zeldi» g
vanden.
Waaront
dezetve
niet reibt
gebruiit
tegeHfe-
" y
Waa^ge.
hof der
L and aard
van deze
Hoomen,
Nader
bei
ry
"g
deze Hoorvan
fchaal, dewyl het Dier aldaar zyn aangroeijen heefc ; zoo dat de pyp hoe langer
hoe wyder word, hier van heb ik drie foorten gevonden.
I. So/en arenarms , Zandpyp , Maleitfch Cappang bex^ar, in de üliaiTers Hatn
Aiitu, Neerd. Koedarm; by zomraige Tritonshoorti ofZeecrompet, dochverkeerde.
lyk, genaamt: Deze gelykenzeerwelgrooteKoedarmenaan'cachterileeind, 'cwelk
wy de wortels noemen, zyn een vinger dik in den diameter, doch de fchaal is aldaar
op'c dikfte , en binnen met een fcbeidsmuur, intween, ofdrien gedeeU, dienietboven
een vinger lang ingaat, doch aan zommigenmet een kalkachtige fubßantiemee&.
toegegroeit is: Aan 't voorfte eind zyn ze 2 en ? vingers breed in den diameter, in 't
gemeen x en 3 voetenJang, weinigerecht,maardemeeftekromenbochtig, defchaal
is ruim een ilroohalm, zomtyds 00k een fchafc d ik, vanbuiten wi t , enoverdwarsroec
kringen getekent, ook hier en daar met Icheuren, die niet doorgaan, zooalshetBeeft
zyn aangroeijing genomen heeft; omtrent den mond zyn ze altyd op 't witfte en zuiverße,
maar by den ftaert of wortel zyo ze vuil, zwartachtig en begroeit; binnen legt
een flymerig dier, 't welk door 't kooken wat hard word, en bequaam om te eeten ,
van fmaak als de befte Moflelen ; voor in den mond heeft het x beentjes als een Myter
tegen malkander fluitende , niet aan den fchaal, maar aan *t vleefch vafl, 't welk
zyne tanden zyn; waar mede het zieh den weg bereid om zyn fchaal voorttezettent
Dit groot flach vind men op weinige piaatzen, alsop/iTerdSiindenbochtvan
Amaheij, en in den bocht V2x\. Kaijeli^ op Boero, alwaarhetomtteni dewortelenvan
de Mangi mangi-hoomtn groeit, in een grond die van kleine iteenen , en zand gemaakc
is ; derhalven het in groeijen zieh krommen en formeeren moet , zoo als de
fteenen en wortelen toelaaten, die het in 't groeijen ontmoeten, derhalven men zoo
weinige rechte vind : Onze Amboineezen maaken hedendaags weinig werk daar van,
ja zouden ze niet eens opzoeken , zoo wy 'er zomtyds niet eenige begeerden om tot
Kariteiten te bewaaren; doch zy weetente zeggen, datzeeertydsvandeMaleijersen
Vreemdelingen zeer wierden gezochc, Loen zynoch in deze geweilen mogten komen om
te handelen, niet alleen om het Dierte eeten, 'c welk zy zeer preezen, om de mannelyke
krachten te verilerken , maar ook om de fchaal ofpype met zichtevoeren, dienzytot
eenige geneesmiddelen gebruiken ; doch hebbenzulks aan d* Amboineezen niet willen
openbaaren: Ten tyde van Oorlogen, als wy zomtyds der vyanden vaartuigen veroverden,
hebben wy gevonden onder hunnen huisraad, dat ze itukken van deze pypen
onder ander koraal en zeegewailen bewaarden, waar van ons namaalsd'Inwoonders
van de Xulafche iLilanden, die daar van ichynen de beftekenniiTete hebben, dezeopening
deden : Dat deze fchaal onder andere gewalFen uit de zee , te weeten , drie of
vierderlei flach Calbahaar, en mvolgen^Q äenticuliElephantisQtnhtweevtTegQgift
zyn tegens alderhande ingenomen fenyn, om deflelfs krachten te dooden, en dan
door andere braakmiddelen uit hetlyftejaagen; daarenboven tegens zekere betovering
of fchelmttukken, diezy malkander zeerligtaandoen, omiemantdemann'elykekrachten
te beneemen ; weshalven zy deze dingen altyd by zieh klaar hebben, als zy vanhuis
reizen; de fchaal in itukken gebroken, bevind men datzeuitverfcheidenkorftenover
malkander leggende gemaakt is , die glad zyn en blinken alsdefchilfferenvan^f^'^r,
hoewel de buitenile ganfch rimpelig , ruig en zonder glans is: In 't wryven geeft ze
een moerafachcige reuk van zieh, fchier als de Mangi mangi, daar ze by groeijen.
By nader onderzoek bevind men, dat deze aldus groeijen t Het breedfte
en dunile deel flaat onder, en is geflotep met een dünne fchaal, die zeerligtbreekt,
waar uit men belluit, dat ze neerwaarts groeijen: Hec dikrte en fmalftc deel flaat b©-
ven, alwaar het door een fcheiding in tween gedeclt is: Uit ieder opening gaat een
lange pyp opwaarts, wel twee fpannenkng, dewelke een weinig boven den grond
uitfteeken, en zy können ze uit en inhaalen naar believen : Uit ieder pyp hangt een
klein frukje vleefch , waar door het Dier zyn voedzel zuigt , doch als men daar by
komt, trekthetin, enfpuuwthetwater weleenvademhoogui t ; Deze pypen zyn zeer
dun
R A R I T E I T - K A M E R i II Bock, 125
d u n e n b r o s , breeken ligt a f , doch groeijen wederom aan , en boven flaan zyeen
weinig van malkander: Men kan zezelden uitgraaven, dat deze pypen daar aanblyven,
en de pypen zelfs zyn met een kalkachtige en brofl^e fchorfe bekleedt, die zeer
ligt afvalt. Men vind ze op Amaheij in een moelige moeras, tuflchen de il/^»^«
boomen, daarinmentot boven deknie zakt, doch daar onder is eenharde grond van
kleine fteentjes gemaakt. Die van gebruiken deze Hoorns, om daar op te tuiten,
als zy het volk in de kerk en de kinderenin defchoole willen hebben, waarom^^^
men ze Schooltrompetten mögt noemen.
I I . Solen lignorum, Neerd. Boorworm , Maleitfch en f i c r , Amboinfch^^f^'"
M e t . Deze gelyken naar gekronkelde hoenderdarmen , daarom ze zommigeMaleijers
ook noemen ywrrÄiöj/Ä?», zyhebbendediktevan Tabakspypen;zommigedikker;zommige
dunner , doch de fchaal van zieh zelvenis niet dikker dan een dubbeld parkement,
ook van verfcheide rolletjes gemaakt, van buiten Ichoon wit met fyne kringetjes, met
e e n e n diergelyken Dier, als'tvoorige,bezet; Deze groeijen in' tver rot tehout , zoo ^^^^
fcheepen, als boomen, die in Zee dryven; inzonderhett aan het Mangi mangiAxout,
.daar in ze zoo vermenigvuldigen, dat men geheele boomen vind van binnen met deze
Pypen opgevult, metzeldzaame krullen en bochten Over endoor malkander lopende,
doch de meeflezynleeg, om dat het Beeil verrot, als het defchaal niet verder voortzetten
kanl Het is een fchadelykepeit voor de vaartuigen vaninlandfchhout gemaakt,
die door dezen Worm zoo doorboort worden, dat ze zinken moeten, inzonderheir ^ifj!,^^
als zy niet neerflig met kalk, en eenig olye , in plaats van teer, gefmeert worden;
De grootfte hier van worden een vinger dik; waar van men de flukken tot diergelyke
geneesmiddelen bewaart, als de voorgaande.
I II. Solen anguinus , Maleitfch Cappang of Bia ular , dit zyn diergelyke
niet boven een fchaft d ik, met veel zeldzaame krullen te zaamen gedraait als een flan- Utter h.
ge; van buiten wi t , wat hoekig, en met korreltjes bezet; van binnen met dicrgelyk
een flymerig Dier, en een getand Mytertje voor in den mond: Zy groeijen niet in
hout, noch in den grond , maar aan zöodaanige k'lippen, die vol kuilen zyn, en uit- de
fteekendeknobbels hebben, daar zieh deze Slangetjes omleggen , met den mond aan^^'^^'"*
deklippen zuigende : Hieronder gehoorennochanderezeerkleine Pypjes, dieaande
fleenenvaft gegroeit zyn, of ten deele los, ook met flangevormige bochten, doch
nietboveneen ilroohalm dik. D' eerile vind men xelden, en worden onder de voornaamfte
Rariteiten bewaart.
IV. Denticuli Elephantis, Olyphants tanden, Maleitfch Tando laut, dit zyn klei-^ß^
ne Solenes, ruim een middelile vinger lang, beneden fchaars een pink breed, boven ¿S;
• toegefpitll, doch zoodaanig, dat'er altyd noch een opening blyft, en weinig gekromt'""'"^-
als een Bokshoorn, ofwat rechter, gelyk Olyphants tanden; van buiten met uitßee-
• kende ribben, grocn, byden tip witachtig: Een tweede flach is langer, ranker, en Waarva»
zoo groen niet , maar bleek Spaanfchgroen: Het alderkleinfte flach is pas een lid van een
kleine vinger lang, diergelyken men op de Perfiaanfche ftranden vind: Inallezitvan
binnen een flymerig Dier, en als menze weglegt, verfmelt al het vleefch: In't vleefch " " ^
zyn geen tandjes , maar een rond mondje, en aan 't zelve een doorgaande adertje,
'zonder eenige hardigheit, daar in men een rysje kan fceeken; door dit mondje zui-
• gen ze het flyk, en fyne zand binnen; in water gelegt, willen ze het zelve niet uitfteeken.
Men vind ze op vlakkeflranden, daar eenharde g rond, en flillcZeeiS;
Waarde^
lyk in den Amboinfchen Inham; de breedile helft fteekt in het zand, en de fpits daar
buiten fchuins uit ; Wegens haare kleinigheit worden ze van d'Inianderen totdeni/i».
koft niet gezogt, maar wegens haare zeldzaame gedaante komen ze onder de Rariteiten.
• V. Men vind noch een foort van de i ö / f ^ j - , meeft aan en in de Koraalklippen; waar Ve
van zommige recht zyn, als ftukken van darmen, of faufyfen; dik van fchaal, ordentelyk-^^X'
geribt, enbruinachtig, andere zyn dikker, cffencr, en ronder van fchaal, doch ge- ^
Q 3 krenge
a>iJer
Her
-•ii
i