/^««-•Mr-^^omt hoewitter het fchynt; hier om vind meninzommigeKaartendezee, tuiTchen
Meik:>-
Zec
giiiMmt.
2 4 S D^ A M ß O I N S C H E
als ook 't ilym van d e zeekatten en haeringen by ons d o e n , en hoe dieper men op Zee
Keram en het bekende Zuid-Land , genaamt de Melk~Zee, in 't gemeen het witte
W a t e r , in't Latyn Mare Album, hoewelmenheteigentlyk iliariiViiii/tìfiiwmogte
ncemen, Maleitich ^ ¿ r Poé-ì/.
Zyn tydisin'E midden van de Ooftofregen M-k/ö«, 't welk zynde Maanden>.
niits, Julius en Auguflus, en word verdeelc in klein en groot wi t Water.
Het kleine of eerile wit Water begint met de nieuwe of donker e Maan in Junitts,
waar van de zee even wit geverft word, doch nog geen helder licht geeft, enallenkskens
•wamieer
fshut.
weder verminder t , doch eer het geheel vergaat , komt het groote wicte Water
aan met de nieuwe Maan in Auguflus en duurt tot in Ss^tember, wanneer de geheele
zee rondom Banda. zoo ver men aldaar beoogen kan , des nagts helder en wit
fchynt, hoe dieper inzeehoe wi t ter , blyvende hieran daarlangsdenitrandeenweimg
van' tgemeene Water ; het houdevenwel zoo geen netten t y d , dathetniet t'eene
jaar vroeger of laater kome dan het ander ; ja in zommige jaaren word het niet of zeer
Z'inL weiniggezien, meerendeelskomthetop'tklaarße, wanneerdeZuid-Ooftewindflerk
'^oorwaait. buijig en regenachtigweer maakt, endaar door zoo'tfchynt diegeheele
hmi. zee ontroerl ; Het gevaarlykfte.is, dat de zee inzonderheit by nagt als dan zieh verheft
met zwaare dyningen, al is 'er geen wind aan de lucht, een teken dat er eenige
dampen uit den grond moeten ryfen endezelve baaren befwangeren : Na dat de zuid-
Oofìe wind flerk en vroeg doorwaai t , daar na heeft men het witte Water vroeg en veel,
allermeefìwanneerdewindna'tzuidendraaitenveeìdonkerregenweérmaakt: Wanj
in 'c jaar 1 6 6 3 . hebbe ik in Banda bemerkt, wanneer de wind oofelyker waaide, zelv
in'tlaaile vnn Auguflus, wanneer ik van Banda naar ^«¿¡)i«averfeilde, dat'er fchier
geen wit Water was, behalven veeie vuurige vonken. waar van de zee fcheen voi te
zyn , gelyk ikin 'tjaar 1 6 6 Z . in de maand December de zee ten Weiten van Amboina
gezien hebbe, wanneer de wind Noord-Ooft waaide, zonder regen; daarentegen,
wanneer de zuide of zuid-Oolie wint laat begint, zoo heeft men het witte Water
ook laat, 't welk in zommige jaaren tot in ORober duurt.
Dit wit Water ziet men zoo ver rà, als ons volk uit Banda de zuide-Ooftere of zuidere
Eüanden bevaaren hebben, te weeten v a n i r e » enÄt?)» at tot Tf/zi^^^é-ren Timorlaut
i n ' t z u i d e n , en van daar af tot r i^sörtoe in't Welten, in't Ncorden totdigtebyde
zuidkuft van Keram, ten Noorden de Liaprs twAmboina komt het niet, maar gaat
voor by dezelve in' t zuiden, zoo dat men het op het Leytmorfche gebergte klaarlyk
mrdon- " e n kan'; waar van daan het nu zyn eerfte oor fprong neemt is noch onbekent , in 't ge-
Urz^gu meenhoud men daar voor , dachet zyn oorfprong hebbe in den giooten boefem, dewelke
het bekende en ons naaite Zuid-Land met den langen hals van Mova Guinea
maakt \ want onze Bandafche zeevaarders hebbeh aangenierkt , dat hèt op 'c grootile
zy en de zwaarfle dyningen maakt ontrent Tenimbert zoo is het ook gebeurt, dat
eenige van Key komende in 't jaar 1664. ten Wefien naar Banda omtrent 3 o raylen van
Key geen wit Water hadden, maar Èanda genakehde vonden ze de zec geÌieel w i t , waar
uit men nochmaals befluicen mag, dat 'et uit den zuid-Ooften of zuid-zuid-Ooften
moeil komen : Het vermengt zieh niet met het ander zeewater, 'c welk een zeldzaatne
vertooninge by nagt geeft en by onkundige zeelieden dikwils verflagentheid veroorzaakt.
gelyk gefchiede met zeker fchip, 't welk in September van Ambon naar Baiavia
verfeilde, en evenbuiten de engte van Amboina^tkomtn zynde fchielyk uit het
zwarte in het witte water geraakte, meenende, dat ze opeen droogte quaamen ; doch
geen grond vindende, en de zee in 't zuiden, zoo verte zy beoogen konden, wit ziende
dachten eerft aan dit voorval, evenwel waaren zeioobenauwt indeMelk-zee, dat ze
iVaarbei'^^t'tr haail w e d ema a r 'tzwarte Water fpoeiden: Als nu dit witte water tot in 'tbegin
September aldus geftaan heeft binnen de voornoemde paalen, zoo begint het al-
Deplaat.
fca xuaar
hei Zilvà
¿evo»dtn
Ward.
Fen »p.
merikng
aaarva»
lenkskens om denWeilteraaken, te weeten, in zyn geheele mafl'ahtigs de zuidere
Eilanbehalven
R A R I T E I T - K A M E R , lü Boek, 249;
feilanden, Ombo^ Luhu, Bala, ßnde> eaBima, ttrekkeñde zieh uit tot 4 of y myhn
beijäenJmboifia : Van daar af begint het zieh in groote itreeken te verdeelen>
die noch alvoorby Boeion^ian, en, als ze geen We i l e wind ontmoeten, noch al verder
voorby Sakyer en Makkajjar, tot dat ze zieh allenkskens verliefen en met het gemeene
het geene
zee water vermengen.
Het witte Water brengt geen merkelyke fchadelykheid aan,
venftaat van het ver rot tender vaartuigen en d e zwaare dyningen, maar in Banda, en ^fo^tfdaar
het op 't hoogfte is, veroorzaäkt het in dien tyd fchaarsheid van vifch, niet alleen T f / "
om dat de vifch voor dezehelderheit ichuw wordende naar 't zwarte Water vlucht, maar ^^^^^
ook die weinige, die noch daar in bly ven, zyn moeilyk om te vangeh, dewyl ze de vifch-«vißchev
lynenen vaartuigenteklaarzien, en voor deminfte beweging der zelverfchúw WOr- V/aarden:
Daaarehtegenveroorzaakthetzomtydsovervloed van vi fch, wanneer het witte®"-
Water de diepte beflaaten 't zwa r t eofgeme ene Waternaar den ftrarid p e r f t , waar ná
toe de vifch dan ook vertrekt: Als het nu voorby of in 't afgáan is, dán ziet men
de Zee zieh zuiveren, verfcheide vuiligheden op ftrand uitwerpende i d é Zee zelf in vol
van brandige qualleh, die de onzebezaantjesnoemen, gelyk ikin' t v'ooriioemdejaar
166 j . een geheelen dag gezeil t hebbe van Toe&) Ay naar Amboina doOr zulke b'ezáantjes.
In 'tjaari(ifi9. heeft dezeena' t eindigen van 't witte Watei* zulke leelyke en vui- ^Sw*^
leftöifeöpgeworpen längs den geheelen zuid-Ooüen hoek van Neira^ entegenoyei
iúííchenRananenfFahaHi dergelyke nooit te voran gezieri was, immers niet bylie-iöö/."^
d e n , d i e 6 0 of70 jáaren oud waaren; Dit uitwerpfel had de gedaahtevan een taayé
HymofTapedat bloedrood en gafeenvuilenzwavCligen ftärikvän zieh, wanneer de
Son däarop fcheen i In de kuilen, daar het aflopend zeewater ftaáh bleef, itierven
álleviíTchenenkrabben, die'er vailgeraakt wierden, jazelf defchadelyke lahdkrab.
ben; bydagwasdezeilöfFe bloedrood, ende ilirand als liiet een roodlaken bedekti
toaar des nagts was ze vuurig en vonkte als flerretjes: Van September af des zelven ^^
jaars en 't volgende geheele jaar 1670. was een drooge g'eñeltheid des lüchts Mo in^J«^'/'
Randaú%Arnhoina, waarbyhevigomgingeerlldekiaderpokken zoo welonder Oude
als jonge, niet minder als een p e i l , daar op völgetide de döll^ koörtfen en lelykc
bloedloopeh.
I n ' t j a a r 1673, heeítmenin Banda het kleine Witte Wa t é r niet g ehád, en het groót
e quam wat laat in Auguflus, om dat de Zuid-Oolie wind doenmaals laat doorwaajde.
In 't jaaar 1681. hebben 't dé onze ontmoet túíTchen Timors Oolthdek en Kißer^
Wanneer dé zee vanverre met zulke vuurige dyningen zieh verhief , dat het fcheen als
of eeri fchip vooruit zeilde met een groote lantaarn achter op.
Wat de eigentlykeoorzaak van dit witte enb y nágtUchtehde Water zy, kániktdt
noch toé niet beveftigen, én zekér dé vérftandeh hebbeii ílof zieh over dit
werk der natüur te oeffenen: ßy de Bandafche Ingezetene hebbe ik geen befigt noch zyn^ücurieusheid
bevohdén, dé welke h u n h o o f dmé t deze beufelingen, loo zy ze noemen,
niet willen breeken en door de jaarlykfehe gewoont e geen acht daar op flaán; ja daar
is n i ema n d , die eens opletten wil op wat tyd en by wat gefteltheid van weér en wind
ditwitte Waterjaárlyksmindtmeér, vroeg of laat kome.
Daarzyn'erveele, dewelkeoordeelen,datdat veroörzaakt Wörde doör ohtelbáaré
kleine diertjes, die by nagt lichten en de zeezoodanig verwen, gelyk men in zee
veele viffchen en gdedje h e e f t , 't welkby nagt licht , by voorbeeld de Sardytten, Ikan,
Mooren Gatzje^ by de röode viflchen van de fteenbrazems aart en daar van meefl
huningewand; bovenaldoethet deSpaanfche Zeekat, Sepia, in't Portugeefch J;'-
ha^ dochin Portugaalyeel meerdanhieri n Ooft-lndien: Dezemeening voldoet rííyuGewtn
niet, dewyl het gänfch niet waarfchylyk ja onmoogelyk is , dat zoo veele diertjes
fchielyk können opkoomen, en eene groote zee eenpaarig verWen zonder water
ander koleür daar tuiTchen te z ien, en dat noit iemand die diertjes geiien h e e f t , Ä1 fchept d,ru¿t.
men het water in een luiver Vat i en Isat het tot den dag ftaan i wamíeer het klaar is
1 i en
I '
i ^
1::; I
C :