I i i
ìì
S '
i l
1 1 0 D' AMBOI N S CHE
Dt H'
foort, V,
beeidt ¿y
Utur £
7s hUtk
van kohur.
En ande,
re bruin,
dtr by
iHUrY.
verbteUt.
pUat
XXXVI.
ti letter
Ii. Ornuta. Heftadal^ylibyTlinius. Keerd.Kviihben. M3.]eitkhBiaCaiUK. Am"
boinfch eigentlykTk^ftf/ZiZ?;. Band. Sipcornuü: Deieis kleinder dandevoorgaande,
IQ 't gemeen een band lang , Wiens tip in y takken verdeelt is, en als men die van 't
hoofd en den rtaert daar by telt, zyn'er zeven, van ongelyke lengte, want die twee
omtrent den Uirbo, of 't hoofd, zyn de langfte, en die aan de zyde de kortfte : Op
den rüg hebben ze twee of drie booge en frnalle buken, en daarenboven overdwars
geribtj zommige zynvaalgeel, zonder fpikkels, envan weinigglans, dochdezebeb'
ben de langlle takken, dieookopwaarrsgekromtilaan: Anderebebbenroireenzwarte
plekkcn op den rugge, wiens takkenkorterzyn, aandenmondzynzommigegeel,
zommige violet; her Dier hier in verdeelt zieh in läppen, als boven Üaat, maar by de
inuit Üeekt het een .lang vingertje uic, rond en üyf, met een kloofje in 't voorhoofd,
t welk de mond van 't Dier is; dicht daar achter ziet men twee körte Hoorntjes, en
daar op harde oogen, gelyk de Krabben hebben.
Het wyfje hier van heeft korter en breeder takken, beneden hali hol, als de pypjes
van een lamp, en doorgaans dunner van fchaal: Hier van vind men'er ook tweederlei;
de eene ilecht, vaalgeel; de andere met zwarteplekken: Zyhebbenookhaare
Stompjes, gelyk de voorige, dieeenbyzonderefoortiaiiaken,zonder takken, meteen
i^'fiorf. gezaagden ofafgebrookenrand, geelachtigvankoleur. Zywordenmede totdekoilgezochr,
en zyn op alle ftranden gemeen; doch men vind'er weinig, dienietmetZeegruisbefmetzyn.
^yJonßonHifior. Vife, worden dezeHoornsonder de 71/ar/Vi?xgere'
kent, en Cör-sfö/iiVj-genaamt, omdat de takkennaarRavens-bekkengelyken.
De^i' HL Cornutadecumanat is een zwaarenpIompenHoorn, weltienraaalzwaarderdan
I7rlleidt ^^ voorgaande, wegens de dikke fchaal, die aan de uitlopendelipookykorte takken
xxxv"'"^^^^^* ilaart daar onder gerekent; de rüg is nietzeergebu't, maarzoodanigmet
^letier Zeegruis bedekt, daE men het vooreenklippezoudeaanzien. Zy wordzeerzeldengevonden,
enfchieralleenop^öWi«.
De 1V. Comutamillefeda. Neerd. Duizentbeen, deze is platter dan de voorgaande, op
ZUelidt denrugvaal, en dicht geipikkelt, met roiie nrcepen, de Up verdeelt zieh in lo, en
xxxvT' II körte takken, allenaar achteren gekromt, waarvan de inuit en 't hoofd
by te.ier 1. de langftc zyn; op den rüg heefc het verfcheide knobbeltjes, en de lippen zyn mooi
. gefchildert met zwatte enroode flreepen.
V. Corniitanodofa, Neerd. Podagra, ofScorpioen ; dezeis'tkleinilevanditgeflacht,
^Tczetvl ookinveele takken verdeelt, waarvan de Üaert lang, en krom is als eenScorpioens
^¡»ter^. • alle de takken , en de rüg zyn geknobbelt, gelyk de vingers , aan die het
.^'öi^.jgrÄlanggehadhebben; aandenmondishetgeribt, metzwartenroodgefchildert,
tnaar de uitüeekende ribben zyn wit. Het word weinig gevonden, en meeft in de
Liaffers.
VI, Alätalata, Breedlip, dus verre van de met getakteUppen; volgennude
ongeiaktemeteenenkeldeflechtelip, waar onder de grootlte isdeBreedlip, omdatze
zeer breed uitloopt, dik en kantig van lip, die zomtyds van binnen hol is; over 'tlyf
donkergeel, met uneinige rolTe plekken, van binnen glad en rood, zelden te vinden;
deze noemen zomm ige eigentlyk Tallan.
VMI. Epdromisy een Bezaantje, dezes lip looptop'tbreefle, en zyn/«r^-öof hoofd
fteekt uif, gelyk een Buccimm , en naaft daar aan is de lip op het grootile en breedfle;
als men defpitsonderhoud, gelykenze zeer wel een Bezaantje; zyzynopdenrug
plat, en dooijergcel, meerendeels eenparig van koleur, zommige met weinig roße
lireepen.
VIII. Efidrcmis gibbofai Bultjes, zyn als de voorgaande , doch kleinder, buiciger
en dikker van fchaal, hooger geel, en doorgaans met roiTekrommettreepen, als
draaden verziert: beide hebben ze een zwaard, daar zy mede fchermen; en Valien veel in
den Amboinfchenlnham.
Daar is noch een Bpäromis, langer dan de voorgaande , en fmalder van vIerken,
die
De
iturC
7"
rÚ.
De^ß'
Jc^rt, hy
N
] e
iyle.
R A R Í T E Í T - K A M E R . II BoeL iir
die men fmalle en opgerolde Bezaantjes noemt; doch zelden te vinden, deze kan men
voor een byzondere foorte houden.
IX. Epidromis minima i kleine Bezaantjes, zyn fchaars een lid van een vingerlang,
dik van fchaal , op den rugge bruin , voor in den mond fchoongeel ; worden op de/««Vf.''
kuft van Bitoe op Iteenige iiranden gevonden. De Maleijers noemen deze 3 foorten
Bia Leijer.
X. Lentigmfa, Sproetjes , zyn breed , maar dik van lip , over't lyf met buken 10''
en knobbels bezet, metzwart, ros, en groen gefpikkek, doch doodfch van koleur,
maar van binnen zyn ze glad, uit den geelen incarnaat, en met kuiltjes onder de bui- ^xVvTl.
tenfte knobbels. Malekfch Bia Tai;lala, om dat haare fpikkels naar fproeten gelyken.
XI. Tugiles, Schermers, "MiXtliich Bia t'unjockandatis, Wyzers.i, om omdatze.dat ze, D
De xi'<'
nevens de fpitze voor uit.
een kleine vinger hebben, waar mede zy naarietsfchynen^i-Ww
te wyzen: zy zyn mede niet breed, maar dik van lip ; voor hebben ze een merkely-^^^^^j.'j^'^
aan te zien als
ken turbo of toegefpitrt hooid, en achter een ftaart om hoog gekromt
een Ambonees, die op een voet itaat en fagelilt: Zy zyn tweederlei van fatzoen; 't ^
eerile flach is grauw, zeer geript, enmet knobbels bezet; de rand desmondsisdik,
doch heeft een fcherper kant ; van binnen zyn ze lichtrood , met witte ä d e r e n d e
Wyzer, o f t vingertje, is bykans zoo lang als het lyf> en ßaat gemeenlykwatkrom:
Het nveede flach is bruin, effener engladder, over den rüg met witte fpikkekjes, en
aan den bovenkant met weinige knobbels; de lip is mede dik, doch ronder dan aan^
't voorgaande, van binnen fchoonrood: de Dieren hebben het zwaerdje getand , en
meer tot hun wil, dan eenige vau de voorgaande; 't zelve ftaataan een kleinhandje,
en zy zyn daar mede zoo vaardig, dat'er 3 of 4 in een fchotel leggende , met andere
Hoorntjes opgevuk, zoodanig aan 't fchermen en wegruimen geraakte, dat 'er weinige
U'aar var,
indire.
' f i r n
in den fchotel blyven; en niemantiszooilerk, dat hydeverfcheditzwaertjeafruk- Zyu zeer
ken kan: Zyzyngemeenopalderhandeßrandenvan de AmboinfcheEilanden, enwor-/^''^-
den , ^elyk de voorgaande, van de Inländers gegeeten, doch hebben alle'tgebrek, dat
ze, die hun veel eeten, eenbokachtichzweetaanbrengen.
Xn. Lnhuana^'m't DuirfchLoehoneefche Hoorntjes, deze gelyken eenenlangwerpi- De
gen Buccinum, omtrent i vinger lang, doch hebben het gemeene kenteken van de Alata/gZle)^'
te weeten, een ronde keep in de lip omtrent de fnuk, dik van fchaal, op den rugge
effen, witachtig, met breede vaale plekken , die eenige breede banden maaken, van
geen zonderlingen glans; binnen in den mond hebben ze tot een byzonder teken, dat
ze aan den lip fchoonrood zyn, zoo verrc men naar binnen kan zien; aan de zyde,
daar regen over, zyn ze zwart , met groen en geel gezoomt: Deze zyn mede goede
Schermers, en worden veel gegeeten. Men vind ze veel opalderhande itranden, doch 'P'.yn gced
nergens zoo veel. als op het land van Loekoe, waar van ze den naam draagcn, cn in den '"kl^^^'^ar
zelven ge'heelen bogt van Kaijbobbo-. zy zyn wegens hunne meenigtein geeneachting.'^j^''j^''j»
XIII. C a n a r i u m B i a Canarij, alzoo genaamt, naar'degedaantevan een De i^u
gefchilde Kanary, zyn van fatzoen. gelyk de voorgaande, doch doorgaans kUnder
van 4 ofjderiei foorte: De eerfte en grootfte zyn een kleine vinger lang, flecht en Een a».
effen vanfchaal; zommigemet donkergrauw ofrookverwige; zommige met geele banden
op een Witten grond: Men vind 'er ook, doch zeer zelden, die ganfch wit zyn
De Vierde foort is niet boven een vingerlid lang, met buken aan den bovenkant> en
een verheeve hp aan den mond, grauw, metzwartachtige ofbruine ftipjes:
foort is noch kleinder, maar de mooiilevan fchildery > want op een Witten grond, ziet wier^«
men lichtroode en groenachtige plekken en ßipjes, die eenige bloemen verbeeiden
zommigemetbandenenilreepen; zommige metltipjes, dieinryenftaan. Zyzynmede
Schermers, en als het rechte Dier daar uitis, groeit 'er tenCancellus in, oiCumain
van andere Omans daar inverfchillende, dat hy zoo geen groote fchaer heef t , waar
mede hy de deur van zynhuis fluicen kan, gelyk de Cumans van de Alykruiken. ^^ ^^
XIV. Canarium latum-, verfchilt van de voorgaande, om dat het breed uitloopt
fchicr'
Een der
W.
»och