174 D' A M B O I N S C H E
del is, die alle de levendige geeften vervrolykt, en die zelf « n balfemkracht
heefr.
JOí ziädret
jimher bf
JiJjrtven,
íKiMitítie
zj.
Gtvothn
JesSchry
•vtnvas
éeasílvt»
má»
tfnKrün^
éíáJirvaa.
\Vy beÜuiten onxe Aanmerkingen, met te zeggen, dat 'er van alle de verfcheide
gevodens die ik hebbc bygebragt, geen be wyslyker is, dan 't geene ilelt dat hy een foort
A'an Leem is, of dat tiy'er van voortkomt / gemerkt gelyk ik Itraks bewefen heb,
de bi-onnen of fpringen van dezelve op.dengrondderzee, in de holen van brandenden
Leem, die'er, ZQO wel als onder de bergen, invoorkomen, tevindenzyn. Nu
dat 'er onderaardfch vuur op den grond van deze groote diepten is, is Jigtelyk afie
neemen uitdenieuwe Eilanden, diemenvantyd tottydvan Pruimileen zietvoortkomen,
\ geen niet anders den eene opwerping, of uitdamping van vuur kanzyn.
Ikkonmyvcclbreederover dcze iloffe uitbreiden, maar gelyk ik door geen andere
bewcegreden de penne in de hand heb genomen, dan cm zommigea onzer Geleerden
gaande te maaken» op dacze ons hunne-ondervindingen over dit Iluk, van
den aart en oorfprong des Ambers mededeelden, vindik ongeradenmyin mynebefpiegelingen
hier over breeder uit te laaten. Ik onderwerp ze, Myn Heer, aan uw
oordeel, u biddende te willen gelooven dat ik alcyd bereid zal zyn de reden te Velgen
» en veel achtinge te toonen yoor 'c oordeel van een perfoon als gy zyt, die on-;
eindig meer licht dan ik bezit.
Jk blyve,-
M Y N H E E R,
•U. Ed. ganfch verpJigte dienaar ^
N , N.
X X X V I . HOOFTDEEL.
Ambra nigra: Ambar Itan,
De zwarte Amber, m 't gemeen Ambar de Noort gQvmvai y uiteenbedorvcri
naam in het Franfch Ambar de noir, word in 't gemeen gehouden voor eea
uitwerpfel van den walvifch, om dat men hem by 't openen van zoodaa-
-nigeviiTchengemeenlykin'tachterftedes buiksvind, dochdewyl, gelyk ia
*t voorgaande Hoofdeel gezegt is, de rechte Ambardikwyls metdezenzwartenomgeeven
gevonden word, zoo moet ze de walvifch zoo wel door den mond ais door
den afgank nitwerpen; hy mag nu door den walvifch verändert -ofvermeerdert worden,
ZOO kan ik geenzing gelooven, dat zoo wel de zwartealsde grauwe Amberia
den walvifch voortgeteelt worde, maar dat ze beidezyn eenelymachtigeofolyachtigevochtigheiduit
den grond der zee voortkomende, dewelkeop het water dryvende
doorallcriiande groóte viíTchen, enmiíTchieninhun mage wat verändert word.
Onder den naam'vanzwartenAmbar word in deze Ooiterfche geweilen tweederley
íubítímtfevcrkogtmerkelykvanmalkander verfchillende, hoewelzemiíTchieneen gcmeene
natuür hebben": D'eeriteis de eigentlykc zwarte Ambar, dien men in zes
vindi B'anderishet Bofe'tonfché'Steenpek of Ambar Batoe.
j y eigentlylte zwaitc ambar, die men met en zonder Ambergrys vind, is het geene
öieeil door den Waivifchuitgeworpen word, met grooteItukken in zee dryvende,
ukden grond der zeiver voortkomende omtrent ds Zuid-Ooitere Eüanden, en vandaar
tot Nova Guinea en het zuidland, daar zieh 00k veele Walviffchen ophouden: En
niet
R A R I T E Y T - K A M E R . III. Boek. 27;
niet zonder reden mögt men giiTen; d^t de Ambar Fonieine ia die groote Zeebocht
zy, want gemeenlyknaeengrootenltormindeOofte A/ö«/ö«worddezelve opgeworpen;
eerilelyk ishy weekals ontlaatepik, maar word metter tyd hard, kort af brekende,
engrauwzwart als eendoove kool, die lange onder de aarde gelegen heefc,
verfch zynde is hy van een vuilen vifchachtigen reuk, maar droog en op koolen gelegtj
riekt zwaar als Bitumen (lym) of fteenkoolen, doch altyd noch iets van den
zeereukbehoudende: Ikhebbe tweederleyfoorten daar van aangemerkt.
De eerile naar myn gilling word door den Walvifch uitgefpogen met en zonder Am- ß""'
bar-Gi-ys, daarom ik zehet kleed van den zelvennoeme; deze word noic ter dege- Deeerfit
hardjbchoud akyd wat van den vifchreuk inzonderheid opkoolen; ja men vind 'er,'t welk-^"'^'
een vuilen reuk heeft gelyk llront, enzy verrooken beide op het heete blik : Dat deze
foortevan den Walvifch komt, gilTe ik daar uir, om dat my in't jaar 1677. een
Ilukje Amber-Grys gebragt is, in gedaantenaardegrootte van Pißang , naar 't aanziengoedea
Amberde Grysgelykende, doch gehcelomgeeven met een zwarte kleverige
fubilamie, dewelke mecter tyd hardachtigwierd, zynde rechte zwarte Amber
00k den Ambarreuk behoudende: Die zwarc kleed itak vol fnebben van Zeekatten,dewelke
nootzaaklyk indenbuikdes Walvifchs daar onder gckomen zyn, die zulke
weeke viiTchen tot zynen voedzel inzweigt, en miiTchien de taaije ilym van die viiTchen
hejpt wat tot de voortteeling'e of vermeerdennge van den zwarten amber: Hec was een
klomp in de grotte van een BoetonfcheKift in Zee voor dryvende, daar veele
viiTchen en vogels rondom vergadert waaren.
De twcedefoorce fchynt nooit in den Walvifch geweefttczyn, droogtharder op Deidi
en fpringc als glas, het afgebrokene blinkt mede zoo, en is vol kuiltjes, doch zon--^*"^-
der de voornoemde fnebben; op koolen riekt als Aard-olye , zonder vifchreuk,
en derhalven aangenaamer dan het voorige, op het heete blik langzaam verrookende.
Beide foorten vind men in redelyke menigte in deze geheele Archipelagus tuffchen Waar
Celebes er\ Nova Guinea, inzonderheit in de Papoefche Eilanden, welk wel het hard-®^^^
ile en het vuilrte van reuk is, ook dikwyls van eenig Dammr vervalfcht; want h^fvords».'
gebeurt zomtyds, dat de zwarte Canari Dammar, door de rivier in zee gevoert en
aldaar verhardt, voor zwartenAmberverkogt word, gelyk ander, ligter, harderen
geele Dammar door 't Zeewater verhardt de gedaante van berniteen krygt.
Ambar Batu of ßoetonfche zwarte Ambar is geenzins een vrucht der zee, maar Ambar
een Steenpek, Bitumen durum oi Pifasphaltum ^ uit eenigerotzen op het Land z w e e - "
tende, eerft week als teer, daar na ileen hard, alshetin wacer komt blinkend zwart
als Gagater of fteenkoolen; op koolen is 'tmede van den zelven reuk; het welk (in
't korcjde bedrieglykeBoetonders voor zwarten ambar willen gehouden hebben,en ook ¿ S L
daar voor verkoopen , de vreemdelingen wysmaakende , dat het uit de zee komer^g''^^*
Na veel moeite en uitgraaven heb ik ervaren , dac het in manier als ander Bitumen zZtZ'a^r
(Lym) uit de aarde en küppen zweetein 'tgebergte van het Boetonfche Land naar des
xelfsZuidzyde, zomtyds zoo dua als olye uit de rotzen, zomtyds dikker als week pek
in gedaante als een hoorn of raape uit de aarde, zoo week dat het fchier aan de banden
kleeft, doch in weinige weeken word het hard : de plaats word genaamt Cotatvo,
zynde eenberg gelegen tufifchen de ftad Boeton en Coeloetsjoetsjoe, doch niet veel
Volks komt aan die plaats,om dat het aldaarfpooktofvanpngediercebewoont word,
't welk echter niet zeerwaarfchynlykis; want ik heb ondervindinge, dat Hangen zieh
niet gaern ophouden aan piaatzen, daar ß/V«we»iLym)ennaraentIykdit ßoetonfche
gerookt word, daarom ik ook gezien hebbe, dat zommigeInländershuntuinendaar
mede berookt hebben: Uit den voornoemdenbergontfpringt eenrivier, waarinhec
week Bitumen uit de küppen druipt, en het zelve met zieh voert in de groote bocht
van Coeloetsjoetrjoe , daar het dan in zee komt, en hard word zonder door 't handelen
weder weekt te worden j noch week zynde en in zee dryvende zwerven de viiTchen
en vogels zoo wel daar rondom als om ander Amber, inzonderheit de Haajen, en Tsjoe^
M m 2 kalan.
T
m
r
f. 1
: "ir:
lit:!]!'
' 'i:
m
¡1 • : '
i T ' ' ÍI
Ii:. ^
f M
i l; Í/'