y"- f
1 9 2 D ' A M B O Í N S C H E
HET SESDE HOOFDGESLACHT
E i a mant s jado J dezjcgelyhn ^elnaareen Indifch ¡mal mes
Ambomfchy Kima omen. Neerdmfch , Hoifier-fchulpen, z^jnd;
driekantig ^ Ung, ptat y boven breeder en gapende ^ beneden
[cherp en [pits toeloopende , gelyk een Holder,
Innafrima, five oblong*^ is i a i en een half voetkng, 4duimenbreed , benedenfpics
toeloopende, LY heeft haaren ÍP/WW^^^^/ÍZA? , gelyk alle "Pìnnce
hebben, en is van bekende fatioen.
I. Timn. lata. Tlinius noem ze Penna, deze word voor het Wyfje van den Pinm
gehouden", eü is wat korter dan de voorgaande, maar veel breeder en dikker van fchaal;
zeer wel een Weftphaalfche harn ge!ykende,zyis 16 duimenho o g eni voetbreed; de
fchaal is mede fwart en aardverwig, in ryen met fcherpe fmalle Ichubben bezet, en
dezelve in^iun ouderdom behoudende.
3. Pinna alha, is veel kleinder dm de voorgaande, vvit of lichrgeel van fchaal,
dunen half-doorfchynend als g'as, niet recht driezydig, maar in 'c midden bochiig,
als o f i e t' zaamen gebogen was, van buiten glad, doch een weinig geploit; Zy
iteeken niet in 't zand, maar hangen met de baarden aan de klippen , en worden
zeldcn gevonden.
H E T ZEVENDEHOOFDGESLACHT
D e OftriSj van de Oeßers, Tiram.
ßraum radicum ßve ^ Itgttorum, Neerduitfch , Stok-oeilers. Maleitfch,
Tiram bexaar. Dezezyn de groorÜe van verfcheiden gedaante ; zommige
door malkander gefiingert, en van buicen geplooit : Deze komen van-
Boero.
Oßreum palorum. «Jir^-Oeilers, deze zyn wat kleinder, omtrent een vinger lang
met geplooide randen, van buiten grauw en fchilfferig.
3. Oßreum faxatiley isklein, en van veelderlei flach; zommige zynals een fchott
e l j e , enzictenaan de klippen vaft; zommige zyn rond als Paarlemoer-fchulpen,
en Haan overeind: Zy grceijen op alderhande iteenen, en zyn lekker cm te eeten.
4. Oßreumplaceutiforme, ßve Bßipftum. Neerduitfch, Engelfche Zadels en Zadel
Schulpen. Maleitfch, Tiramkbber, dezezyn dun enplat , doch een weinig gebogen
in manier als de platte Engelfche Zadels, hebbende 6 of 7 duimen in den Dwvieter,
van binnen paarlemoerachcig, enmetregenboogsverwe: Een ander dunner
flach vind men in dezen Jnham, dewelke dünner en platter is gelyk een Pannekoek:
De voorgemelde Zadels hangen de Alphoreezen o^Celsbes aan hunne huifen, als zy
goed geUik gehad hebben over koppen te haalen, om daar door te laaien z ien, dat
daar een ftout man woont , die zieh niet veel onder de neus laat peuteren.
Oßreum fnkaium majas t iseendikfchaaligeOeiler; üit verheavene plooijen ga ^
maakt,
R A R I T E I T - K A M E R . II B o e k . 193
inaakt, welkers ruggen bezct zyn met fchubben^-als lange nagels C zamen gcrolc,
ganfch ruig en morsachtig,
6. Oßrtumßlcatummims, is quaalyk eeh hand breed groot, uit weinige doch
groote-plooijen gemaakt, zonder uitileekende nagels ofhoornen,maarmetklemegaafjes
en ruitjcs uitgegraven; zy is grauwenzuiver, enwordzeldengevonden, waar:
om zy voor een groot Rariteit word gehouden,
7. OHreum echinatum. Maleitfch, Bia tsjoeppo., heeft twee holle fchaalen , don^
kerbruin, en over al metíleekelsoftakk-en bezec gelyk een iicbims Manms of/.eeappel,
van ongelyken lengte, waar van zommige breed, zommige rondzyn,moeilykomaanievatten,
behalven by hethoaft, daar de iteekelsop •tkorllezyn: Men
vind 'er ook op den rugge geribt en met ydele Iteekels bezec.
8. Regte Paarlemocr-Schulpen, vallen in deze Eilanden niet, maar wel eenfoorte,
die zeer daar naargelykt, hoewel zcgeenpaerlengeeft; zy word genaamt Tafelborden,
enZilverpierings. Maleitich, Te/ÍK¿iíííW>'»,datis, Hondsooren; zy is meeft
rond, achter aan de eene zyde met een oor gelyk de Feäimi , dochitomp en breeder,
buiten met veele lange fchubbcn bezet, en omtrent den rand zyn de langfle.
9. Oßreum divifum. Neerduitfch , Meshamer. Maleitfch, Bia Kris. Deze is ge-.
fatzoeneertalsdeletter T.
10. Oßreum tortuofumi komt uit de Papoefche Eilanden, en is hier onbekend.
11. Oßreum eleärinum, Bernfleen-Oefler, is een klein Oeilertje , en men ziet
maar den bovenilaande helft d^r van-, de bovcnfte helft is hol als een noote-dop,
dog fcheef, dun van verwe, binnen geel, buiten ook geel en paerlachtig, enhel door^
fchynend als donker bernftecn, in de zon een fchoone weerfchyn gevende.
i z . Mitella Mytertjes, is een flach van Baianii gefatzoeneert als een platte Myter
van 4 of 6 beentjes gemaakt, dewelke klauwen van een vogel gelyken, gekartelt en
overdwarsgeribt, vuilgeel en groenachtig; deze beentjes Haan alle met de fpitze cpwaartsenüuitendenMyter,
doch boven können ze haar openen,daar het ßeeildan
ietsuicfteekten het voedzel aflekt, zynde hec flym , dat de zee daar omzet ; onder
aan den Myccr ziec men noch andere beentjes als tantjes die allengskens andere Myters
voortbrengen, waar door hec komt, dac men 4 a 5 aan een klomp ziet zitten.
13. Langh'Alfen, is ook een Heefler-gewas, in de gedaante van een fpitze hooge
Myter j gemaakt van 6 witte beentjes, waar van de twee fmalfle den rand aan den hals
maaken, overeenkomende met de Clanjicula van de Dieren , achter hebben ze een langen
hals van taaije wol gemaakt, 'c welk aan de drooge inkrimpt, en aan de vaartuigenhangt:
ßy de fpits opent zieh de Moffel eenweinigaan de zyde van den buik ;
(want op de rüg zyn ze geflooten) daar kamen zoodaanige krommeenbruine pluimcjesuit
gelyk een Haane-ftaart of gelyk van de ßa/ii»; gezegt is. Diergelyke Oeflers
of Moflelen zyn het , uk dewelke men gelooft heeft, dat de Schotfche Rotganfen
haarenoorfprong hebben, overmks deze ilaert of pluimen, waar mede ze haar voed-
7.el zuigen, een vleugel van een vogel gelykc.
Beilaandc alle de bovenihande Geflachten 200 Hoornen als Schulpcn t' zaamen
in 272 foorcen.
B b De
1 ü
• i f ' '
j