''m
8+ D ' A M B O I N S C H E
Ikar
vaam
in verfc
beiden
taaUM.
r u i g , gemaakt van veele dünnelaagenopmalkander , en tuffchenbeiden mct fcheidvelletjesveele
celletjes ui tmakende; doorgefneden was ze van binnen d ichter , van verwe
vleefchrood met wit vermengt , fpongieus van iubftantie, doch van binnen was 'er geen gedaante
van hoorentjes te v inden, boven op zat et n diergelyke Kasket, van onderen
was het op een lleentje vaft , en ter zyden zaten noch 3 of 4 hoorentjes. Zy vallen
o p Roma tiga.
Mennoemd % t C i n e r e a l a v h . ^eexi\.Grawx'eKasketten. Maleitfch
Bia he'uang , om dat het gekookte vleefch van het dier gegceten , een weinig naar
l o o k r i e k t , en die ze veel eeten, krygen'er een fterkriekendezweetvan; doch andere
noemen ze ook BiaCabefette Kitsjil. Menvindze overvloedig in den Amboinfchen
Inham, omtrent het dorp Uoecconalo.
Deifeori [\. Jreola. Neerd. Beädekens ^ is diergelyk een Kasket, rond en glad van fchaal,
doch op den rugge geteikent. met groote Vierkante plekken, taneyt van verwe , in
afgebteidt ordre geftelt gelyk de beddekens van een thuiii; aan den mond hebben ze drielcher-
B . ' " " ' pe tandenniet , geiyk de voorige, maar aldaar in een ryeveelekleinetandjes: Deze
Stlalm worden zelden gevonden.
De-ifo^rt III. ßuikjes, zyn mede ganfch rond en kort van tip , wyd van mond en dun van
ÜdTby fchaal; de eene foorte kernt met de beddekens over een, waar van zedonkere voetr
w c . f p o o r e n op den rugge heefc, daarenboven met enge vooren längs de gieren; de andere
is wat grooter en ronder , merkelyk gevoorent zonder bedden, maar eenpaarigvan
eene bleekgeele of vaale verwe.
Di^foort IV. Fimbriata ßriata y geitreepte zoomtjes , zyn kleine langwerpige Kasketjes,
'Lddt'by naar 't fatzoen van de^afnw^crekkende, alzoogenaamt, om dat zeaandeneenen kant
de Ulier jgj^ jjjojj^j een breeden zoom hebben, die met körte zwarte banden geteikentis,
de^e en daar by eenige fcherpe tandjes ; op den rugge längs den hooren zyn ze geplooit,
¡Zide7 glad , lichtbruin of taneyt ; den mond iluiten ze met een kleio geel en dun fchildje,
' j ^ich verre naar binnen trekt. Men vind hier van ook geheel witte , of een
weinig met ros gemengt, die heel zeltzaam zyn.
De i foori. V. Fimbriata Uvis, gladdezoomtjes, zyn van 't voorige fatzoen, dunner en glad-
^il'pflaf' zonder plooijen, vaal, met bruine flangetjes geteikent; hetzoomtje
i s f m a l , dochheeftmedezyn£iwartebaadLesenfcherpetandjes. Men vind ook van dcze
idde zoomt jes , die geen ilangetjes hebben , maarbruine punt jesop een ry ftaande.
Hier toe behoord een kleine foort, niet boven een nagel van een duim lang, glad
van fchaal, vuilgroen, ofeenlattel gefpikkelt, aandegierenweinigepeukeltjes, aan
den mond een fmal zoomt je met fcherpe tandjes.
r.ffiH!« Lsvis yc deze heeft de Scbryver mede ender de voorgaandegeflachteHgeßelt e» n!et sonder reden^a»i hes
1 « TsJmhoeden ^y«, doih zy hebben by on^ een andere benamw^ , na^elykä.e van ^txozr Hooreus.
° J- t do/hzyzynzeerverfiheydenvanmalka^fderen De ifi',d,cverbeeldt ßa.tcp
T i r Y ^ r & r r ¿/¿.««.ßezoar Hooren. De fo^rtis byleUer^ d.eb, ons genaamt vjord de
J i f , NT' • ' ^erbeeUay N. '
iekent zyn. K
«wdwarsgeftre
XXV.
¡euer Z.
Een kleinder
foort
hefehrt.
ven.
7".; „,YV\7 -h.leiterh. is de zemeene Hooxtn. De foort is byletler \5 dieb^onsgenaamt
uTfanzeweze» Hier by ^omt de «ftreep.e Bczoac, xerbeeUt by N. 2. w » weilte we,n.ge
r wilde Beioar , •veellichteren dunner van ßof, als d'andere : ook heelzehz^^a^ N.ys
De 4" by leiler ü. en de ¿y ietter E. ^a« zuy mcb 4 foorienvertoonen aangewezen met
«ver Z)H rug loofen.
J V , X T / .
X VI.
1;
v] f 1
* i
Y fjiJj^! [ i >1
• M