ISS D' AMB Oí N SCHE
te looten, wat vooreengedaante iemandkrygenzoude, inmanieraismenand'crsmes
feet kaarte-fpel doet, wantvan buiten zynze malkander ^Uegaarzoo gelyk, dat men
z e niet onderfcheiden of weeten kan, wat daar in gefchildert is.
HET DERDE HOOFDGESLACHT.
Van de Schulden ^ maahn de Pedtines of platte St.facohs Schulden
en Peéluncul i , deivelke huitig
Emeene Sî.Jacobs-Schulpen. Maleitfch, Bia Sißr.
i . Peiien feczndus^ is kleinder en bulciger » vol van fwarte en grauwe
Îlipjes, waarom meii ze bonté Mantels noemt i van koleur girauvv aah 'c
breedfte dee.
3. TeS}eu tennis, is dun van fchaal, met geen verhevene plooijen, en met korte
ooîen, in vicrderleyefoortenverdeeltî De is kaiUnjebruin, met korte en ydele
fchubbekensenmetfwarteplekjes, gemeenaan de voorile randen vanfteenige ilranden
op de plooijen: De l'ie blyfc klein, zy is grauw, ruig van fchubbekens en met
iivarte plekjes , gemeen aan de voorfte randen van ßeenige ftranden: De ^ile ig
ganfch wir, 00k met ydele fchubben; De is koraal en minjerood, zommigeook
cltroengeel, dieper geplooit, en rulg gekartelt op de plooijen ; doch word zelden
gevonden, en daarom voor een groot Rariteit gehouden.
4. Awüßiim. Neêxduitfch, Kompas-fchulpen, word zoogenaamtvandeftreepen,
^ewelke op den bovenften fchaal van koleur leververwig doorfchynen gelyk op een
Zeekompas} zyzyn van onderen wit, zoodat men meenen zoude, dat dezc twee
fchaalen niet t'zaamen behoorden ; zy worden nergens gevonden dan op den kuft
Keramomr&ni Hâte en fFaro', op Ambon vind meneenflach daarvan, waar van de
onderfle fcliaallichtrood ofiticarnaat is, de bovenile brUin, doch zonder kompasöreeken
5. RaduJat een Rafpe » deze zyn geformeert, als of m«n een Jacobs-Scliulp in
tween gedeelt had, te weeten, aan de eene zyde recht, aan de andere rond , diep
gevoorent of gekamt, en daarenboven gefchubt als een Rafpe, ganfch wi t en zonder
fchilderyen. lien kleinder flach heeft fyne kämmen en fchubbetjes gelyk een faar, en
is Tuilwit.
6. 7eäütuülüsvulgaris. Maleitfch, Bia Cucurangt zoogenaamtwegenshaaregskartdde
kanten, waar door hetnaar getande uifen gelykt, waar mede men de Cala^-
/»«j-BOOtenrafpt, de fchaalisrondachtig enhol, dewelke 3 dwarsvingers groot worden,
zyîsgeel in hetmidden» en opde ploijen merkelyk gekarteit: Vefcuntiir ad
excitandam Veaerem.
T.Fragum, eenAardbefie. Maleitfch, Cucurangineray isalsde voOrgäandc,van
buiten vol van roode fchubbetjes, waar door ze naar een Aardbeile gelykeri.
8. Fragum aihumy witte Aardbeûe, isfchaats eenduimgroot, en van het zelfde
fetzoen als de voorige, behalven dat de vlakke zyde wat fcherpe kanten heeft i de plooij^
nzyndichcbezetmetfynerirapjes, bleekofwitgéel, «nseldentevinden: Zyheefî
noch
R A R I T É I T - K A M E R . II Boek. m
noch een gtootcr foorte, dewelke de eene zyde ganfch plat en glad heeft, de plooiien
zyn bezet met ydele rimpjes ^ die beter naar fchubbekens gelyken, zy is bekent
in den Amboinfchen Inhami
9. Peäenvirginens. Maleitfch, Bia anadara, is een dikfchaaligegetande Schulp,
aan de eene zyde met een uitloopende hoek, als of men van een halve Maan met een
fchuinfe ßreep de eene hoorn afgefneden hadde, iran koleutbleekwi t , zOnder fchilderyen
, roaar uit zee körnende mec een bruine wolkaehtigheid bekleedt, of beter ifiet een
donkergrau we of aardverwige; het vleefch is hárdachtig, en heeft een niinjerood toegefpi
ts handeke, van zieh gevende een lichtroode zap ,'t welk de Inländers vergelyken
by de eerfle bloem van een Maagd, waar van ze den naam heeft.
xo. Peäen granofus ^ heeft een gedaante van áevoorgaande, dochrondéren dunnervanfchaal,
de plooijen flekenzeer uit, en zyn bezet metgrove korrels, die den
fchaal eenigzins flekelig maaken ; zy is in Amhon onbekent i maar valt op Kermi
Noord-kufl.
II. TeSfenfaxatilis. Maleitfch, Biabatoe, is langwerpiger fmalder á2SiÉiaana~
¿ara, zy heeft achter een platte rugge, eñ daár ovei* twee bultige hoofden, hangende
de fchaallos aan malkánder met een vellekert, enlchynt byhäar opening, alsof'er
eenftukuitgebrokenwas, en aari deti hoek wät haairig, geriaamt , Baktrog
II. ßilletjes, hebben den grootte vaneen duim, en zyn van koleur brüingrauv«'
13. Biafiloos, Peäen bultatus, is zeer dußvarifchaal, zoodat men ze ligt inftukken
duuwen kan, van buiten lichtros en geelachtig, met eenige ftippeltjes, bbneü
iichtrood en opgeblafen als een zeker foorte van Pannekoekeit Filóos genaamt.
14. Teßa, Scher f j e s , zyn kleine ronde Schul pjes van dikke en platte fchaalen ,hebbende
den grootte van eendobbeltjeof eenfesje, vanbuitenzyn zemetgroote korrels
bezet, vuilwit met fwartachtige of rofle plekken aan den kant.
Teßa peeiinata, wilde Scherfjes, zyn dok rond als een fchellingi en dik van
fchaal, met vöorens en ruggen getekent als de Í f ^ i s í j-, dochveel grover, vuilwit
met fwartachtige plekken en tekens. Maleitfch, Bia Tatsja fingang.
HET viERDE HOOFDGESLACHT
Onder deTdlmx begrypt menaldatgoedje ^ dat dunfchaaligen langiverpig
is, V K^y glad ofgeßreept, beflaande in de folgende foorten,
gelyk ook de kanten van binnen zyn. T
^ Ellhm arenofa. Maleitfch, Bia faßir. Deze loopen wat bochtig, en zyn meE
flekelige korrels bezec, zommige lichtgrauw of witachiig, zomm'igeuit
denblauwenen grauwen koleur gemengt; maär de meefle zyn roodachtig,
1. TeiUnafaxatilis, Biahatu, is cendikfchaaligeruigeSchuipe,' met het aehter--
ße aan de klippen vaft, en haairig.
3. Teilinainriy Biahcafau, dezeis met geftreept, ittaar íangs denkant metee^
A a 3 tiigff