í I
Di Sepi
tes, x.)"^
Vißhflee-
D ' A M B O I N S C H E
L X I I I . h o o f t d e e l .
Sepites. Meftica Sontong.
.je gevonden, is he. bekent ^ ^ ^ ^ aan 't onderüedeel,
ßyna alle viilchen hebben m hun hooti acniei oy a^ aeüoten worden
L i v i j . door twee beencjes, die men " ! .
S r -demeeilekleinenlangwerp.g met w e ^ ,, , , ,
De mooiile en grootile vmd men ' lyi, , doch mec zoo
g da t i s , Sceenkopgenaamt k ^
harden kop, dat - e n hem qu^yk k'^ven ^ ^ ^ noeme; deze
fenen vind men in leder ^"P^^k ^ ' d zoo ^ inde breette van eennageleenes
z y n o n x e K a r p e r ™
v i n g e r s , ^ ^ ^ of z ommi g eme t
fchuitvormig, te wetenj aan de aandebo v eni l e l yde t e .
eenvorenalsof'ertweelleenentegenmto^^^^^
gensdehcrffenenholenrimp^^^^^^
lyk d'anderebeenderendesvifch z o ^ ^ gebruikweten de Inlanders
E« . . . r Achaat, doch metter tyd worden geelach^- V g gebruikenkan als onze
£c .. 2eg2en, doch ik oordeele, daC menle in aiie manicr g
Waar bywj Joeger.
dienen. ,
L X I V . H O O F T D E E L .
C h a t n i t e s . Meftica b i a garu.
Chami-
iu de ff^-vind men pas e e n » d i e e e n S t e e n t j e heeít, enneczeivc j ^^^^
¿tißlml^ftu ^ ^
R A R I T E I T - K A M E K III Boek. 313
getíácSpoíídyk: Zy zyn niet van eenderlei fatzoen, dochikbrengzealleonder twee ^^^
geßachten: De eerfte zyn langwerpig als een klein vingertje, in de gedaante van een
fiole der Alchiminillen, te weeten onder rond en bolachtig en dan allenkskensin een
ftompe fpits toelopende, zommige regt , zommige een weinig krom gelyk een Retort
e i vanverwewit, aan't onderñe bolletje roodachtigofgeelachtig en donker j aan'E
fmalle eind half dootfchynend als wit Achaat, gemeenlyk ook met een paerlachtigeti
weérfchyn: Bynachtvuurenzeniet, maar gewreeven rieken zealswit Kalbahaar en
koken in Limoenfap. Menvindhiervankorte flukken, aan'tonderfte eind ruim een
vinger d i k , en fchaars een lid van een vinger lang, mede wat krom als een Retorte y
benedenvuilgeel. gefcheürtenafgebroken.daarzeaandefchulpvailgezetenhebben,
want zezyn niet alle l o s , en de loiTe zyn rond en glad, gelyk ze door 't lekken van
't diergeformeert worden. Naar de fpits zyn ze glad, zuiver wit en 200 hard als een
^^De^weede foorte vmChamites zynkleinder, en iiggen los in het vieefch mee^^f^™"'
omtrent ^^ntendos zommigelangwerpigenplatgelykeenHagediiTen-ei, denCalap.
pus-iteenzeer gelyk, zoo dat men ze daar voor aanziet. doch hier in te onderfcheiden;
üelangwerpigeCalappuE-fteen, die ook een HagediiTen-ei gelykt en zuiver wit
i s , heeit gemeenlyk aan het diküe eind een kroontje als een uitgevallen tand. waar
mede hy aan de ichaal vatl geze:en heefc, en aan 't fmallle eind een weérfchyn of zonnetje.
De Chamitei heeft geene van die kentekenen, maar hier en daar een paerlachtigen
weérfchyn, en vertoont eenigefcheurtjes, daar hy ophet meeft gUmc. Andere
zyn onordentlyk rond, mer uitilekende hoekjes en kuiltjes, flegt wit of geelachtig
alsyvoorvanongeiyke groote; zommige als een er w e e t , zommigealseendobbelfteen.
en worden metter tyd noch al geelder . ^
' De derde C bamites komt uit de Chama Striata of Bia Omrö«^, mzonderheit uit U'tdf
groot flach, die men op de t i knd e n Lußapiniosv'mA, en een gemengd fatzoen hebben
vandei^öÄWöiaiÄofNagelfchulp, en Striata: Hier hebikverfcheide fleentjesinge-w..r r.«
vonden, zommigeinde grootte van een erweete en regtrond, zommige grooter '
linzevormig, alle fchoon glad ende blank, dat men ze voor bleeke paerlen zoude
aanziens en hun koleur behoudende: dezeleggenin de wervel of klierachtig vieefch,
en worden door het lekken aídus geformeert. And e re zyn niet groter dan Katjang, zomt
roiííeaanmalkanderineenkiompjegebakken, alte Üeenhard, van koleur verfcheiden;
De grootüe zyn wit en glad, zommige geelachtig, maar die aan de klompjes ftaan
lichtrood, enpaars, alle lleenhard, deif?»ííií iszoovol van deze fteentjes, als of hy
daar van t'zamen gezet was , ende grootftellukkenzynomtrentdeeinden. De Amboinfche
Bia Coroerou^s hebben zenietofzelden, in Limoenzap willen de kor relachtigeklompennietofweinigkoken,
een tekendat ze van een harden digtefubílantie
zyn.
DevierdeCi^öwiiiJvaltinde gkddeCÄawtf, inzonderhelt die w y Quakkers> in'c
Maleitfch, BiaCodocy noemen: Deze zyn flegt wi t , dochwordenmetterrydgeelof^i^o.^.,
grauwachtig, zommige rond als een erweet, zommige hoekigen als of 'er eenige
kleintjes aangezet waren, die ook zomtyts daar af vallen: Hiervan komt het datdeííM-»-
Qhamitesy zoo weluit deze als de voorgaande^M Gdrwdie hoekig is, zomtyts een
klein iteentje van zieh geeh, het welkdán by het gemeene volkje gelooft word»
dat de fleen baart en jongen krygt. Zekere Sinefche vrouw op Amhoina heeft in
een Quakker op Boero zulk eenen Chamites gevonden , wit, hoekig als een
kleine dobbeiñeen , na dat ze hem eenige jaaren bewaart hadde, en by geval
d¡ar na weder zag, vond ze een klein fteentje daar by , *E welk zy zeide een kind
van den grooten te zyn; doch de groote nauw bezien zynde, konde men niet bekennen
waar de kleine gezeteh hadde: Zy zoude den fteen cm veelgelt niet willen
miñen, haarinbeeldendedathaargoedzoudeaangroeijen, gelyk de fteen gedaaa
hadde. Alle de voornoemde Steenen noem ik in 't Latyn Cmites naar \ exempel van
R r