f
r i ' t í ?
'.«l'ifí^íí
'M
'T^itvea
Entuaar
^itgcvon
MO iuar-
Jae.
Opm<
Deii'
f^rt,
*eréet¡dt
iyletter
D ' A M B ' O I N S C H E
\aanuigen, •alszyop eentogt lyngeweeft, engoed geluk hebbengehad om koppen'
tehaalen; defgelykshaarevoorv'echters hangen zerondom haare huifen, ora, alsde
windwaeit, door haar geklatterde menrchen te waarichuuwen, dat aldaareenilout
•>""' man woont , die zieh niet veel onder den neus laat peuteren; zoo dat deze Schulpen
als Bafuinen van de Famazyn.
Alle dezefoortenbrengenpaarlen voort , dochinde Amboinfchevind menze weinig,
en die zyn klein, hoekig en geekchtigj mooijerheefc men ze in de Xulaafche
Eilanden, enop hec Papoefche Eiland Meßbai y alwaar zoo mooije paarlen vallen,
die de oprechte Ceilonfche vry wai gelyken: Deze Oefters ?ind men 3 en 4 vademen
diep onder waicr; zommige plat, zommige als leijen fchuins tegen malkander gefchikc,
daar men ze raec. harpoenen ßeekt en opligt. Op Balij biet men zc Giwan,
met Wiens mooi uitgefneedene ilukken de zadels en toomen worden ingelegt.
Bovcn onder den Chama Jquammata heb ik aangetekent het verhaal van de Inwonders
v^nKeijy datomtrenthaarefcilandenopeenküp inzeeeenige vademen on-
^"Scbry. der water eengroote Schulp tezien zy, dewelkeeengroot licht van zieh geeft, maar>
alsmendaarnaduikt, verdwynt, of milTchien haar t'zaamen trekt; Indien het geen
BiagaruiSf zoozalhetbuitentwyfFel een groote Zadelfchulpzyn , waar van ik dikiR'yls
zelfs gezien heb den gapenden fchaal onder water leggen, en een fchoone paerlachtige
weerfchyn van zieh geeven.
V. OßreumpUcatum majus is een dikfchaalige Oeiler, uit verheveplooijen gemaakt,
welkers ruggen bezet zyn met lange fchubben, als nagels t' zaamen gerolt, ganfch ruig
en morsachtig, wiens flym aan den buitenften fchaal hangende een jeuken veroorfaakt,
op den huid zyn ze gelyk die van andere Koraalfteenen; het binnenile is wi t , en omtrent
de kanten zwart; Men vind ze op Mani l a , doch weinig, niet aan de wortelen der boomen
, maar onder de fteenen. Een flach hier van valt op Hoeconalo in den Amboinfchen
Inhameenige vademen onder water, entuíTchende fteeaen j zyismede'geplooit,dog
zondernagelsofhoornen, maarmetkleinegaatjes; Dezeiszoo ruigenonaanzienlyk,
dat menze vooreenklipaanziet, doch van binnen fchoonwit als alabail.
VI. Oßt cumPlicatum minus is qualyk een band breed en g root , uit weinige, doch
groote plooijen gemaakt, zonder uitfteekende nagels of hoornen, maar met kleine
gaatjes en ruitjes uitgegraaven , grauw en zuiver; Deze geplooide Oeilers worden
zelden gevonden, en maaken eenen grooten Rariteit.
V n . Oßreum Ecbinatum y Maleitfch, Biatsjoep^o. Dezeheefttweehollefchaalen,
donkerbruin, en overal met Üeekels of takken bezet, gelyk een Echmus marinus of
zeeappel, van ongelyke lengte; waar van zommige breed, zommige rond zyn; zy zyn
moeilykomaante vatten » behalven achter by't hoofd, daar de ileekelsop »t kortfte
zyn. Een ander flach is k o r t , en diep als een kommetje of theekopje, waaropde
andere helft alseenylak dekzel legt, met körte en ydele Iteekels bezet, alle aan de
kanten een weinig gckartel, en zommige zyn van buiten zoo rood als koraai: Daar
zyn 'er noch andere van flechrer fatzoen, met körte breedachtige fchubben, met een
kleindekzelbovenop, witgrauw, kalkachtig, endaarom niet mooi. hWeTsjoejppi
hebben achter een breed gat als een koraalßeenig aanwas, waar mede zy vail tegens
de klippen zitten : De mooifte zyn de Kaftanje-bruine, niet zeer hol, vol fteekels,
^ f z y t l en zonder zeegruis; waar van men zomtyds twee en dric met de bitlen aan malkander
^nv^aar g^groeit vind: Zy zitten aanharde roíTe keifteenen, op denftrand van Hative, en
veele hebben ook een Krabbetje tot een wachter: Het vieefch word weinig of niet
«-'^""'^'«g^gegi-gn^ (^e^ylhet een kleine duizeüng of benautheid aanbrengt.
V11J. Oflreumechinatum máximum monßroßm , dit fchynt de Koning van alle
Tsjoepp te zyn; waar van ik maar een gezien heb, dewelke met een net opgetrokken
wierd vooxTorto in de Uüaffers: zy was ongemeengroot, envan eenwanfchiklyke
gedaante, te weten de Schulp zelf een hand lang, overal bezet met lange fteekels;
zommige een vingerlang, zommigekorter, zommige plat, enfcherpals vly
•De6i>
¡letut
fotrt ,
éy Utter
E.
zyHwr-
[chcide
<'MTttf>,
R A R I T E I T - K A M E R , II Boek; ijr
men, zommigerondalsdoornen, witengrauw, alienavorengekeert, zoo dat men
xenergenskondeaanvatten, alsalleen, en dat noch naulyks, achter by' t hoofd: De
geheele Schulp klonk als fyn porfellein, en geen Iniander had diergelykemeer gezien:
Zy is in 't jaar 16 8a. aan den groot Her tog van Tofcano gezonden.
IX. Rechte Paarlemoerfchulpen, deze hebben wy op deze Eilandenniet, maar
eenfoone, die zeer daar na gelykt, hoewelzygeen paerlen geeft; wy noemen
Tafelbordjes, en zilverePierings. Maleitfch, Telingaandjin. Amboinfch, Afoteli-i/"""
itay, dat is, Hondsooren: Z.y is meert rond als een klein tafelbordje, achter aan de
eene zyde met een oor gelyk de P^^f/i^i-j, dochitomper en breeder, buiten met vee-
Iclangefchubbenbezet, omtrentderandendelangfte, buigzaam, en in den zon ge-'
droogt, bryzeligalsnatgemaaktenwederingedroogtparkement; Deze fchubben of
nagels afgefchuurt zynde, word de fchaal wat effen ,en is met witte plekken gefpikkelt '
gelyk een flangevel: Binnen zyn de kanten rwar t , 'toverigeiswitenzilverwig, het
vieefchals aan andere Oeilers, dochwitter enharder. Men heeft noch een ander flag,
uit den grauwen ros, dun van fchaal, in den zon leggende fcheurtzeligt
geen belang.
In de Molukkos hebben de Alphooreezen op 't land Hallemahera aan haare zwaarden
enisvan/.«-í, ¿y
UttcrG.
rbteldt.
zekere fchildekens van Schulpen gemaakt, dik en rond geflepen, dewelke hun de
liandenbedekken: Deze fchildekens noemenzyi \ ^«öf j / f , die zy zoo 'e fchynt van-^^'^'^^.
verfcheide Schulpen maaken; de gemeenile zyn gemaakt van een flach groote breede
Schulpen,'gelyk wy in deze iXdefoorteftellen, zynderuim een ipan breed,en watminder
lang, fchaars een vinger dik , van driederlei korften gemaakt, waar van de buitenftegrofenruigis;
demiddeltteisalsaanden ií/á ^ar/i, doch meer blinkende; en de
binnenile is recht paarlemoer: Binnen ziet men een groot piek vol rimpelen, daar ¿s. fíotde
wervel geftaan heeft, en daar in groeijende paerlen, doch niet in alle: eerft iszyaan¿««r««
den Schulp vaft met een fmal halsje, \ welk van het Dier zoo lang gelekt word, tot^""^'"-
dat ze los raakt, en daar van worddepaerlpeerformig: OfzyrondomhetLand
kmabcra enGeloloixi zee vallen, ismy noch onbekent, want alle, die de Alphoo-'
reezen hebben; zynlangentydindenaardevergraaven geweeft, en, zoo men zegt,
ioTVrwáfegebragtin'tiaar 1661. dooreengroote Chineefche ff^anckan, die dezelve
op Soloc (een landfchap op Borneos Noordzyde) ingeladen hadde, en in China wil- Dize
de voeren, om kantoortjes en fchrynwerk daar mede in te leggen; doch dewyl het ¿'¿"¿f,^
Volk van het voorfchreevenjonk voorSpyonnenvanCoíc/w^a wierd aangezien, is htivtrrcbtide
door de onze aangehaalt. en prys verklaart, wanneer deze Schulpen op Ternatemgxoo.
tenmeenigtehieren daarverlmetenwierden, enmÜTchiendoorde Alphooreezen opgezochtenbewaart
zyn, dervendevoor't ftuk wel een Ryxdaalder eifchen; zy noeraenzedaarin'tgemeeniWaiwra,
dat is, Paarlemoer> enzeggen, datze een tyd
lang moeten vergraaven worden, om dat de verfche in 't werken te bryzelig vallen:
De Koning van 't voornoemde land Solok heeft in zyn land eenzekeren vlakken ftrand,
daar de voorfchrevene Paarlemoerfchulpen vallen; alwaar, zooikverfta, nietalleen
alleSchuipen, maarookdeviíTchen, die zieh daar omtrent ophouden, paerlen by zig
hebben: Deze ftrand word raet frrenge wachten bewaart, zoo dat niemant daar viiTchen
mag, janieteens aan Land vaaren; maar de Koning, als 't hem belieft, laat de Schul- .
pcn opviilchen , die hy danaan de vreemds Handelaars verkoopt. '
DiergelykeSchalpenvallenindenGoIfvanPerfien, inzonderheitaan den zyde van
Arabien omtrent de Eilanden van jSdÄdrii/», daareertydsdevermaardftepaarlebank|^^^^'^>»
was, en 7,y worden tegen over áunCongo aan den Perfifchen ftrand tekoop gebragt,
dienende meeft om rauwe Oefters daar in te branden, want menkanzelanggebruil?
en, eer de buicenfte rauwe fchorzcafbrand, en dan zyn ze noch goed paarlemoer,
Uit Weft-lndien worden naHollandookdusdanigegebragt, waar van men de groot- ^^^^^^^
fic infgelyks gebruiktom Oefters in tebraaden: De fyndere worden in ilukjes gezaagt« AfvJ-'
orafchvynenbuiTenmakerswerkdaarmedetemaaken: Indetweebuitenfcefchortzen^'^'^''**
V 3 vind
i
I t í '
.5 Y.
rl-^'il
pU
y i