3 I 6 D ' A M B O I N S C H E
•verfieene»
•vafiHoorverßheiäev^
n zommige Chinezen, te weten, dat deze dkren op den bloten ftrand krujpende,
'"^"'tt en by geval door iic bhxem-vuar geraakc, fchielyk verlleenen xoude; mdien dit zoo
was dan zoude her al meer aan andere foorten ook gebeuren; waar. van men geen
ondervinding lieeic: Hec is waarfchvnlyker, dateenflachkleineenwittcAlyJcruiken,
(die vier of 6 maa! meer vleefch hebben, dan haar huisken bergen kan, en daarom
in 't Amboinfch ]ß Pakfou, dat is,Vecl Vleefch of Meer Vleefch gcnaamt worden)
haar van de natuur bcltemde maate van wasdon^en grootheit erlangt hebbende, van zelfs
en door haar eigen ileenzap verltyven en in ileen veranderen: Hoeu-el dit ge.'oelen al
mede haar zwarigheit heefr, wanc men kan zeggen, dat dan deze üeen de nette gedaante
van hec vorige dier behoort te behouden, het welk men echternietziet: Hier
op kan men antwoorden, dat de dieren in 'cverileenenqualyk haar vorige gedaante
können behoudcn, dewyl ze inkrimpen, hier en daar geliotenengebrokenworden,
gelyk men aan deze iteene blekken nooit ter dege hec hooft bekennen kan. De Maleijers
zeggen, dat ze in andere Landen ook gevonden worden, doch zeer zelden,
z y dragen ze onder andere Meßk^ om 't lyf, inzonderheit de eerlte foorte,omnaar
hun gevoelcn qpquet^iaer in den oorlog te zyn.
Ved^de Cochlea Saxea is de derdc foorte van veriteende Siekken, doch geene gedaante van
fcn eenig üekkenhuis hebbende,maar alleenlyk cen üuk van het vleefch dezes diers vcr-
/ctrJv^>f!' tonende, ?emeen1yk een vinger lang en ichaars een pink dik, meeltendeel krom en
boscicT- Men zoude ze voor witteen half door f chynendeKe i l l e enenaanz i en,doch de
gcdaanre bewyit genocgzaam dat ze van eene ilekke moeten komen,wanthecronde
dee] heeft altyt een aanwas of v l ek, gelyk het kruipende dier gehad heefc, het ronde
deel is het wiclle, gemeenlyk half doorfchynendeen blauwachcigals Achaac,zomtyts
cfEen zomtyts rimpelig met een wit hart in de midden als een ader; de vlerken zyn
van eene donkere keiachrigc fubitantie; uit wat foorce van hoorntjes zy komen kan
ik noch niet zeggen, want men vind de Ilukken blooc hier en daaropdenllrandvan
Lcytmor, en maikanderen niet gelyk. Zy koken dapper in Limoenzap, en vuuren
by nachc niet, behalven een weinig aan de keiachtige vlerken, als men ze wat hard
ilaat; tegen malkander gewreeven rieken ze als andere itukken van Schulpfchaalen;
van haar gcbruik ii noch niet bekent.
in 'i XXIX. Hooftdeel van het 'voormnde II Boek, zyn de DerfieendeEoremen Schulpen
door den Schry ver geleerdelyk verhandelt; Daar neffens, hoe en waayom, die in Steenen,
op bergen, }a ontoegankelyke diepten onder d'aar de gevonden 'worden. Zyne redeneu
zyn omwyielbaarnamelyk, dat ze daar in geraakx zyn, toen Uoät de Heer,
om dem He 'waereldt te verdeigen, door den aigemenen Zond-vloet alles overßroovtde;
daar door al dat gefckapen -waf, Menlchen, Bogels en Landtgedierte{buitendat de Ark
beßoten hield) ovi hals raakie en vernielt ivierdt: oerende de bißchen, (Hörens^ Schulten
en andere fioffen daar onder begrepen) door den drip der IVateren, over den gehelen
Aartbodem. Veele zyn daar door in V diep der Bergen en onder de aar de, door den
driü der fVateren , geraakt; die met Steenzap door drangen, echter de gedaanten behoudende,
verfieem zyn: Wordende dagelyks enbynaop alle piaatzen, Zoom tbtnnenßeder
bergen, als aardtgronden gevonden, en daarm van den Schryyer, Vader Noachsbchulpen
.eenaamt; alhoe'wel iatere overßromingen zulks mede hebben veroorzaakt.
'wanneer men de zaak met reden navorfcht, is het onbefwifibaar geene omnoogelykheit,
cm dat pcvoelen eoedt te keuren; te ?neer, om dat de meelte, die m de bergen en aarde
sevonden -worden, in gedaanten, met die de zee voortbrengt, overeenkomen; zmtyts
seheel fchulp, zomtyts hali of wel geheel verßeenti ook vindt men dat, ah ze geheel
ieopenl oi doorpellagen worden,de binneßof,^amelyk de vifch, mede tnfieenverändert-,
van eene geheele andere geßeltheit ts dan de fchors of jchulp, die het bimenß wel eer
07nvan2en heeft: Ja, men befpeurt ook onaerjcheit tu[fchcn deharde ofvaße deelen van de
Z fcbendeßymrigeofwekere-, die mfgelyks barder o weker, en de buitefchulp daar
telen, wederom olgelyk harder dan de inwendige deeUnzyn. Dusbevmdtmenookdat
de Hörens en Mpen, uit de Steenbergen gehaalt, meeß alle harder enßeenachtiger
zyn, dan uit de aarde gegravene, die veel weker , meer verkalkt en vergaan zyn:
Ook is 'r aanmerkelyk, dat hoe ze dieper ^zoo wel in bergen ais mrde) gevonden ww-
R Ä R I T E I T - K A M E R : iiBoek. 31 7
den, hoe fchoonder en volmaakter ,voor hefoog ko7nen. Een klaar be<vys,dat dü.luchtdeelen,
op de diepleggende, zoo veel geweit noch kracht hebben gehadt, als -wel op die
de oppervlakte nader waren, ook, dat zominige, uit diepe piaatzen te voor¡cbyn gibragt,
voor 't merendeelde koleuren noch behoudem in tegendeel, die de lucht nader hebben,'
daar vanberooft zyn, doch buiten geßoten zulke, die by Zidfer, Zalpeter, Arfemcum
of andere fcherpe ßoffen geraakt zyn-, waar uit men weder befpeurt, dat'er Hörens,
Schulpen of andere gew aßen, geheel in de Aarde of Berge'i gejpoelt, echter daar
met gegroeit zyn. Van de uit de aarde gegravene, hebben wy, in "tbefchouwen van de
ongemeene en zeltfame zaken der nature, by den Ed. Gr- Achcb, Hr. N.Witzen
liurgcrm. 't Amilerd. verfchcidene foorten gezien, die toen de Wat er put in 'tOiii-manhuis
aldaar wierdt gegraven, na dat veele gronden waren doorboort, ter diepte van
160 voeten, zandt met borens en fchulpengemengt,gevonden,en '^aar yaneemge,by
zyn Kd- Gr . Achtb. onder andere zeldzaamheden,bewaart zyn-, daar in zyn de koleuren
noch volkomen, en ('t geen aanmerkelyk is ) alle foorten, die nu, op onze ftranden,
niet meer gevonden worden. Waar uit te denken is,dat die, door eenen geweidigen
ßorm, van andere geweßen zyn viedegeßeept en hier gebragt; ofwel, dat de overßroming
en weder aftoping van V water, zoo veele aarde enßib heeft nagelaten, dat dit
geheel Geßacht verfmoort en in den grondt verfwolgenis ; daar beneffensis ook te denken,
dat dit Landt, voor 't meer-gedeelte, water ofzeegeweeß is, en allengs, door meer dan eene
overßroming {te befpeuren aan de verfcheidene gronden ofkorßen der aarde, in hetgraven,
eer men tot dien diepen Zeebodem komt, daar die Schulp-beddenleggen, ontdekt)
eindelyk zoodanig,als H nu zieh bevind,aangegroeit. Ikmoet'ernochietsvandiergelyke
natuur byvoegen, mede door zyn Ed. Gr. Acht, als Gedep. wegens dezen Staaty met
het Leger te Veldt aangemerkt: Ontrent Tongeren dat menvoorMen,dochzeerduißerl)
k voor een zeeplaats hield, heeft het zyn td. Gr. Acht, geluß, om, wärest mogelyk,
einige ontdekking mar van te bekamen, ver mit s beriebt kreeg, dat eene plaats aldaar,
de zeedyk genaamt, òbk geoordeelt wierd wel eenen zoodanigen dyk te moeten oftekon^
nen geweeß zyn ; fchoongenomen dan in het eerß, eenegoede vafie Hey grondi ontdekte,
voer zyn Ed. Gr . Achtb. echter voort, latende eenige voeten dieper graven, daar een
Érondt,!net eene groote menile Schulpen en Hörens bezaait, zieh opdeed. Zyn Kd.Gr.
Achtb. heeft 'er aan my vier foorten van ter banden gefielt ; die ik,om de Lief hebberste
voldoen.in 'i koper hebbe gebragt,u zien op de plaat LVlll. by de letter A, zyndeeene
Oeiterfchuip : Als mede by de letter ß eene andere foort van Oefter : Die men by di
lettor C ziet, is eene Zeefchulp : En by letter D. eene by ons, onder den naavi van
VcmQ\\oovr\\:]QS,bekent ,doch hedendaags ,op onzeßrandt, niet voorkomeiide. Van de
Oeßers is bekent,dat ze aan de Engelfche kuß zyn: En de andere komen ons noch da^
gelyks uit de IVcß-lndien toe. Hier by noch een der de voorbeeldt: Di Hr. Dößör Magnus
ISromelius van Goitenburg,voornaam nafpoorder der natuurlyke zeldzaamheden,
heeft in zyne reizen, door Vrankryk en andere piaatzen, veele diergelyke verßeende
zaken ontdekt, mede gebragt, en aan my in de twintig foorten vertoont, by zyn Ed. alle
in Ch^mpiisnegevonden, by zeker dorp Ch^xùtnbuiteni\\\€\m%,ineenenWynberg
ja Montagne de i lheims andere uitgegraven, daar onder eenen van ongemeenegrootte,
zynde een Penne-hoorn, aan Heene eind eenigzints verkalkt, doch vet-der heeljchoon
en zuiver,gelyk ook alle de andere foortem ja veele zo gaaf als of ze eerß uit zeequamen
Nu ithet bekent, hoe verre deze Landtßreek van zee legf, gelyk wy ook veele
foorten (doch alle verßeent) by ont hebben,die fo en 60 vademendiep,uithetTofcaans
sebergt gehaalt, evenwei klaar bhken Zeehoornenle zyn. • „ . ,
Eirßelyk, om dat de meeße diergelyke ook in zee gevonden worden , en met a leen m den
omtrek maar ook in de binnenße deelen overeenkomen : Doch jnet dit onderßhejt, dat de
meeße in de aarde gelegen hebbende,derzelverVifchdeekn zyn vergaan en tot af de geworden;
men ziet het duideiyk aan de holligheden, gelykvormig met het dier dat erm
is geweeß-, daar in tegendeel, de dieren in de Steenbergen, 't meeße deel in hunne eigene
fchorflen, door de van buiten inkomende Steenzappen, zyn verfieent.
Te% änderet!, dat wy, eeneproef neminde, met die op eenen Robyn-molen te polyßen, de
ßof der Schulpacbtige {mits die niet vergaan zyn) zoodanig hebben bevonden, als der uit
Tendeldtf^Uykthtt ook, dat de Verßeende Vifch-deelen, altydt veel weker, dan der
Schulp'deelen zyn. . . , ,. , c, ,, ^ n r
Te willen zemn, dat, het Landt, de zoete rivieren en beeken,ook òlakken, Uejters of
Motels ,inet Hörens en Schulpen omvat) hebben, ßa ik gaerne toe ,dochmenzal ze ook
veel hgter en dunder gefchaalt^ zoo wel hier te Landt, als in Oofi- of Weßjndien bevinden;
daar wy noch byvoegen, dat die foorten in de zee niet gevonden worden Want
de Zee-Schulpen en Hörens zyn, voor 'i meerendeel, veel zwaarder ,vafier en dikker
van fchors en ßof; om dies te grooter geweidt, van een woeßer element, tegen te können
ßaa», Ook worden de dun gefchaalde in de Zeen, meeß gevonden op zoodamge piaatzen,
' . -- i»^ Rr 3
Ii'