R A R I T E Í T - K A M E R , ^ ílíBoek. 319
fteofdíkñeeind, paars en hiauwachtíg» fchäärs eealid váfi eenvingerlang. iJchebbe
maar een gezien, zynde meer voor een geitzaam toeval dan een gewoon fchepzel
der natuur te rekenen.
Om de Meßte a der Zeegedieften te befluiten, zoo voege ik hier by de P a e d , die De p.
men in zomtnige Schulpen en MoíTelen in de Amboinfche zee vindt, de welke klein
en Hegt zyn endaarom geen byzonder befchryving behoeven. In de vlakke Zadelichulp l^IV]iei^'
c»
3 u.n_ j r> 1 11 , , . ... . ^ ¿ei*hnt.
vind men de befle, de regte Paerlnaaitkomende, dochgeelachtigenhoekig, gelyk"^"'^
die men in den Amboinl'chen Inham vindt: Schooner en grooter Valien z to^XuU
Mangoli omtrent de Negory tVeytinay als mede op BoHofit daar deze Schulp Calefinda
hiet. In de Holiterfchulp of T tma vind men ze ronder, doch paarsof bruin t
en berterven mettter tyd.
Schr'iver geeft geene aßeelding van dei^n MoiTelfleen, doch al^oo wy cen diergeiyken
be^tten, vertonen wy hem 0/ deplaat L X, No. i.
L X V l l l . HOOFTDEEL.
r j
•l
Clappites. Klapßeen. Meftica Calappa.
Di Y.Calafpus.{k^enis ten deelebefchreven LiB. x.Cap. r u . vanons Amboinfch D.
Kruidboekin de Hiitory van den Cd//?;"/-«!-boom, doch zal nu hier op zyn
plaatszyn volle befchryving hebben; behoorende onderdieSteenen , deyfi€[\&'
Plmtus Lih.i-j. Ca^.n, 'Denaritiäesno^mi-, dochdewyldaar onder
veele foorten begrepen worden, die men indezeOofterfcheLüandenenbynain
allerhande flach van vruchten en boomen vind. zoo heb ik ieder een byzonder naam,
naardePliniaanlchemaniergeformeert, gegeeven; Hetistegeloven,dacdezeSteentjes
geformeei-t u orden uit den lteen7.ap,dewelke uit den grond in de boomen en vrugten
opgetr okken word,zig aldaar concenteert en uit het edelfte der felver ttnGemma of raar
Sreentiemaakt, hetwelk, aismeermaalsgezegt, de Maleijersmeteen gemeenenaam^'"'
Mbßica oiMoßica noemen.Onder die uit boomen en vruchten komen is de bekentfte en
gebruikelyklle de CaUppns-iittn, in 't Latyn Cdafites, in 't Maleitfch M<iftica Calappa,
Het is een wit bteentje, het witkezeliteenje ofalabaftzoo gelyk, dat men hem daar Ì ^ J S
voor zoude aanzien, doch de Gí/d/)/?íj-fteen is weekeir, flaat geen vuur , heeft geen
keiachúgenreuk, en noch eeni;e andere eigeníchappen, diehem van andere Steenen '^""»¡^t»
onderfcheiden, verdeilt in langwerpige en ronde : De langwerpige heeft de gedaante en fáTpp,^,
grootte van een duive-ofeenes anderen vogeís-hert, zomtyts ook van een HagediiTen-ei,
aan 't eeneeind dikker met een donker kroontjeals een uitgevallen tand, 't welk de wortel
is, waar mede hy aan de fchaal of Tampoerong heefc vaft gezeten : Doch zoramige
hebben dit kroontje niet, 't welk een teken is, dat ¿e al van de fchaal afgevalleij
en los in 't wäter gedreven hebben de welke dan het HagedilTen-ei gelyker zyn, aan
het ander.eh fmalder eind, 'twelk als eenflompkegeltjetoeloopt, zynz-eop'cklaarñ
e en boven op met een blinkend plekje gelyk een ftralend zonnetje, het welk zieh
openbaart als men ze regen dendaghoud, enalszeditzOnneken niet hebben worden
ze voordoodgehouden. ""
De Qalaplus-^tz'Ci is zomtyds regt rond, als een groot erweet, iomtytslinze-vor- Uthben
itiig ; ZOO groot alseen platte gerieke, rontom met eenen fmallen rand ; Deze groeijen in
't appeltje, het welk men in d'oude Catappus,noo\. vind, en zooze daar af vallenSÄä T
dry ven ze mede los in 't water. Beide zyn zy xuiverwit, te vveeten d' eerfle foorte melk-""'
wit, de tweede trekt uit den Witten een weinig naar het blauwe, enzomtytsaande
randen half doorfchynend, daar ze in 't gemeen alle do:iker zyn : De ronde bebben
tí!