-.''tí
M
v i
.i 'f
•! ; f
i 'j'
i.
t !
D - A M B O I N S C H E
X X V L H O O F T D E E L .
Faít den Toetus Cancrorum ¡ Bloedige en ^uunge Zeéroode
Lappen,
It zyn kleene fchepzels van Krabben en Garneelen, die in de eeríle regenmaanden,
wanneerde Zoni n me t r a eni g t edeRi v i e r enkome n
afdryven, enzigaan der zelven monden ofui tgangen in Z e e ophouden, daar,
mtgevan- ^^ ^ ^^ ^^^ ultgeípanne doeken vangt, zy worden geñampt en ingepekelt,
ge» wor. waar door ze tot eenen dikken bruinen bry w o rden, dien men mct Limoenfap dunder
maakt, en tot indoopinggebruikt; ditnoemtmenmeteeniiÄfi^JWOordiizV^'a^,
en de Schepzels van de voornoemde Garneeltjes noemenze op Hitoe Oulcwan.
Ä Stort. jg ggj^ andere foort van kleene Garneeltjes, die op zekere tyden d
Zynopze- J^ars y metzulkeenemeenigte, uitZeekomen, enopfírandgeworpenw^orden, dat
oZ'rvifj" ^ien bedekken , en purperrood doen fchynen ; men vind ze meeíl op de ílrand
fi'i •vffi. van yava> doch 't heugt my dat ik in de WeílmoeíTon den ílrand van Laricque ook
zoodanig rood heb gezien, beftaandeuit diergelyke garneeltjes, waarvanhetgrootíl!
deel wat grooter danluizen was. Deze konden uit geene rivieren k ome n , dewyl'er oj
die plaats, daar ik ze gezien heb, geene waren, zoo dat z eui tde^e e moctenvoort
gekomen zyn; het gebeurt ook dikwilsj dat raen deeze fchollen inde Javaanfche Zei
ontmoet, en dat het fchynt ais o f men door bloed zeilde. Vj^JavaiienenSineezen, o
fTr^fg^^yf-inniand»-^-^ ^il'Cl'gll"Vfg?.'¿'gai vangen , te iUmpen , ei
in te peekelen , en diergelyken bruinen bry daar uit te maaken , dien ze Bolatsjaiii
noemen. Hier uit maaken ze drooge koeken , die ze in andere Landen voeren om
Roode SaulTen daar van te maaken; doch die wat zuivers wil hebben. moet hetby hunlieden
XöTSaitii^ 't byzonder beflellen, want het gemeene BoUtsjang wat moríTig en vuil toebereid
de Weect, ^rord. In de Reize van Sebalt de fl^eert áooxáQSx.x^2X Magellanes. f. ij-. A n . det
Rio äe Pia-January, wo r d verhaalc, hoe hy omtrent den hoek Rio de T latas, de Z e e zooroodali
Z l l l f ^ T " b loedheef t g e z i en, en het water daar u i t fcheppende, bevonden dat bet vol roode wormt'
gezie». jes was, welke, alsmenzeindehandnam, alsvlooijen wegfprongen. Zommige meenen,
dat by zekeretydendesJaarsdeWalviíTchenhenuitwerpen, doch hetis onzeker
jToorvai In den jaare 1670 eenSchip uit Hol land naar Indien zeilende, vervielwat Weíleíykei
"ooß^ii" de Schipper me ende , omtrent de klippen genaamt "Peiiedos de St. Taulo, gelegen voo:
Sfch Schi]'. , op z graden Noorder breedte: alhier zwe r v e n d e , zagen z y op zekerei
nacht, agier ui t d e Zeeganfch wi t en vuurig; in een halve maan geformeert , omtrent 3 my
len lang enbreed, waarnaartoe, volgenshunnemeening, 'tSchipoveriluurgevoer
w i e r d , en waar over z y alle zeer verl lel t waren, vreezende dat het de voornoemde droog
ten cf klippen mogten zyn. De fchuit wierd met der haaft uitgezet, om den groni
te onderzoeken, die niet gevonden wierd, en mct een vacrdigheit quam dat witteei
vuurige vdd naar 'tSchiptoe, zoo dat z e z ieh daar midden in bevonden. Zyfchepten
van dit w a t e r , waar aan men by dag niet bemerken konde van ander Zeewater iets:e
verfchillen ; maar eenige linne kleederen agter uit üeepende , wierden s' anderdaag:
/íHJer ^ bevonden fchoone blauwe plekken te hebben, die men niet konde uiíwaíTchen. Ze-
'Ilecfi kerejußrouw, eenderzelverkleedjes, zyndeeennachtrokje, aandoende, kreegeen
jufrouv>. piek op de muis van haar hand , die een Efcharnm zette , doch zonder groote pyti
Dcrde waar van zy het lidtekcn tot aan haar dood behouden heeft. In 'tjaar 1675, eenSchip
^Z'^zLher zei lende omtrent Manado , heeft op gelykc wyze by nacht de Zee ganfch vuurig ge-
Sihtp em- vonden, waar van 't zoo licht wierd ; als by heldere Maanefchyn. Zy zyn'er door
«d^». ' heengezeilt, om dat ze wel wlilen datdaar, Wegens den g r ond, niet tevreezen was?
doch hebben van het water niets ondcrzogt.
in
R A R l T E l T - i C A M E i . • 1 Bock,
in de groote Indifch See > tuf fchen Berßen en Mallabaary ontmoet men dikwilsiii
zee groote ftukkenen velden, die ganfch bloedrood zyn. zoo hoog enlevend van
k o l e u r , dat men zoude meenen Garmozyn en Purper daar mede te können verwen s
als men hier van wat opfchept , bevind men het -water vol kleene blaasjc'S, als of
het enkel quaüetjes waren i doch allegaär met een flymerigheit aan malkander
hangende, die niet brand , ea als men ze een weini g handelt, verfmelten ze t'eenemaal
in water: onze Zeelieden noemen dit de Roode Lappen, -
Hier van verfchilt de roode koleur, die men op zekere tyden des Jaars aan 't
water van 't Konde Meer gewaar word , waar van my een zekere Schipper heelC
verhaalt , dat als hy in 't roode Meer voor de Stadt Mocha lag, de Zee eeril
wit wierd als melk, daar na bruinrood , doch zoodanig als of het maar een^^^^^^^^^
weerfchien was, en dit duurde omtrent lo dagen. De Inländers verklaarden hem,^:.,^^^,«;,^
dat ditjaarlyks omtrent September gefchiedde , doch de oorzaak wüten ze hem niet
te zeggen.
X X V I I . H O O F T D E E L .
Van den Fediculus Marinm: Fotok^ Zeeluis^
I t is een gemengt fatzoen van een Garneel en een Lui s , want hy flrekt zyne
pooten niet ver u i t , en daarom gelykt hy wel een luis. i ly ccn iiaive ^¡"„^^
vinger lang, en een duim breed. Her lyf beihat uit eene fchaal, die bruin áe
g e e l i s , met kleene wi t t e p lekken of oogjes. Aaniederzydeheeñ hy s* poot
e n , waar van de voortte de langiteis, in plaats van een fchaer; de4andereeindigen
in een kleen lapje , 'c welk effen baiten de fchaal voorkykt. De iiaert is fmal en
lüopt fpits toe , en zoo lang , dat als zy hem onder 't lyf komt , fchier aan't houft
raakt; van onderen hol als een geut, daar in zy hunne eyertjes verbergen. Aan 't hoofc
ziet men niets dan twee körte baarden.
Deze diertjes kruipen op het zand, met den flaert agter uitgeilrekt; maar als men »fz
e vangen wi l , verbergen ze zieh terßondin ' tzand, daar men ze gemakkelyk uitgra-^'^"^^'"''"'
ven kan. In onzen Amboinzen Inham vallen ze k l e en, fchaars etn lidt van een vi;;ger
lang, maar in Banda zynze grooter, daar men 'er ook meer wer k vanmaakc; want z e zyn «i- •
worden gekookt en gegeeten als garneelen.
Z y zyn my ook met geenen anderen naam bekent, dan met den Bandaazea Fotok..'
Ik heb ze in 't L atyn genoemt Tediculus Marinus, dat is, Zeeluis,
Pediculus Marinus, of de Zeeluis. Zit de Plaat X. N°. 3. '
X X V I I I . H O O F T D E E L .
Van den Efchmus Marinus Efculentus^ Zeeappel. Semakki^
E Zeeappel is in Ooft-Indien al zoo gemeen als in de Middelanfche Z e e , in Zeeappeverfcheidefoorten,
gedaanteen koleur v e r d e e k , waar van de gemeene met
de Europifche meeft overeenkomen. Arißoteles lib. Hiß.
f t e l t s foorten van den Echinus Marinus^ als i Echinus vulgarisefculentus. u»,
•iSpataguSi ^Brijfus, ^ Echinometrai 5 Genus quoddam^elagium longis ac^raduris
D 5 fpnis.