mi
I
t , '
1 ti
i p
Hoe deieh;
gewaden
-^»rdin.
A M B O I N S C H E
ruig en korrclig, doodfchbruin, en niet mooi: Het vleefch is flyrnerig, doch word
door hetkookenhardachtig, tot het eetennict zeer aangenaam, om dat ze naar de klippen
fmaaken: Men krygt ze nooit dan by 't maaken van kalkoovens, wanneer mendie
Katskoppen inüukken flaat ofkapt, om kalk daarvan te branden, daar menmec
verwondering ziet, hoe deze Schulpcn in denileen verborgen leggen, daar men van
buiten geen tekens l iet ; en nochtansdoor die kleine gaatjes haarvoedzel moetenzuigen;
xoo moet men ook wel 3 of 4 fteenen openen, eer men een vind, die ze heeft;
de kleine hebbenkleindere, en de groote grootere Moffelen: Daarzyn zommigevan
onze OoilindifchePhilofophen, dewelke vermoeden. dat deze MoiTelen'er eerlt zyn
en daar na de Iteenen daar rond om groeijen door onzienlyke Waterdienjes, die de iieenigcn
ftofte 'c zaamen draagen, en laag op laagaanzetten, gelyk de Byen haare iiuisjes
maaken. De Katskoppen groeijen gelyk andere Zeegewafien, gelyk 'c zelve doorons
in 't voorgenoemde Berbar 'mm is beichreven; daarom heb ik ze ook onder de Waterplanten
gebragc; ofhct evenweldoor zoodaanigeDiertjes gefchied, is my noch onbekent,
Als maar dat ze rondom deze Moffelen groeijen, kan ik niet toeilemmen ; de reden hier
'S deze, om dat men deze Moffelen niet bloot vind noch rompflomp over hoop in
./«sX"- die ileenen,maar altyd of recht offchuins overeind, hebbende buiten twyffel het dier
'Zr,""'' deze eigenfchappenen krachten, dat het in *t groeijen denomüggenden zachten fleen
vermolzemen of v e r b r e y z e l c n kan, om haar kamertjegrootcrte maaken, cn haar fchaal
uit te breiden, het welk men merken kanaan dekringen, die de fchaalaanhaardunfte
einde heeft, alwaar het aangroeijen gefchied.
jj, ¿j, VI. A'vicula. Maleitfch, A ß i f f e n g buro?tg. Deze is een zwarte Moffel, in den ge-
Uf ^^^^^^ es" Vogeltje of Swaluwtje, 't welk haar beide vieugels opwaarts ileekr,
^TiiLc-maar als men zeuitbreid, zoo gelykt ze een vliegend Vogeltje met een langen Haart,
in 'tgemeen een vinger lang; met het hoofd hangen ze nederwaarts, enmet denüaart
i^SZZy opwaarts aan ßokken, en dus houd men die lang in zee flaan, als mede aan de bergbeuten
en roers van Chaloupen door middel van' den baard, die by 't hoofd is, Mea
vind ze ook aan de zeeboomtjes of Akkarbaar vatt gegroeit, inzon derheit aan het zwart
e , dewelke niet boven een vinger lang zyn; zommige zyn zwart; zommige rood,
beide meMange flaarten, en ligt atvallende; hetvleefch is gelyk aan andere Moilblen.
VII. Pholaf Ugnorum gelykt 't uiterile Hdvan een vinger, te weeten, van voren
•fStU- ftomp, achter fpits, platachtig, en met een rondgaatje, in tweedeelen open gaande,
t l l L van buiten is ze grauw, Iclyk, enxeerbros vanfchaal; zy groeijen in de verrote paalen,
die in zout water flaan, zoo als de Solenes integri.
Met den natuur van Phoks komt overeen, 't geen Matthiolus zegt van zekere Aly-'
M.tthio- kruiken opSlekken, die menlevendig vind in zekererotzen by 'tflot Duin inden Adriatifche
zee, daar men met yzere hamers groote itukken afüaat, en dezelve wederora
in andere kleindere ilukken, daar in men dan deze Siekken vind, goed om tc eeten.
en lekker van fmaak: By den Tartarifchen Stad Tarku worden desgelyks ilekken in
een rotsgevonden j ook vind men verfcheide SchaalvilTchen in de hooglte/i/^^; achter.
Verona. Aldrovandui Li k ^ . deExanguibus beveiligt dit bovenitaande mede: Aan den
oever te Ancona worden ileenen van 5 o en meer ponden uit den zee getrokken, de.
welke, met hamers in ilukken geflaagen zynde, kleine levendige en zeer lekkere vifclijes
uitleveren', I d m Aldro-vandus.
V e Mufculi, Moffelen, // by ons de i ß ' f o o r f , 'verbeeldt op den plaat XL VI. by letter
B. De z'^' foort, by lelterC. De foort, by Leiter D, deze ir heel zeldzaam,
en naord de Eende-moffel genaamt. De fo o r t , it verbeeid by ktter E. De '¡i<
foort:, byletter K, deze is een Steen-moifel, ojn dat deze,-.e in de Zee-Koraalfteenen
groeijen^ die men aan ßukken ßaande; daar uit krygt. De 6''' foort, by lelur
G , // het gevlerkte Vogeltje ¿¿«aöwi, 07n dät dezehe van malkandei- kggendty
entegen een gei^oegty een vliegend Vogeltjen verbeeide/f. De -/^u ¡oort, u u zten
b y l e n e r H . ^^ ^ ^ ^ ^
ten Vc
V*.
Oöi Aldi
ov andas,
£e
den Phohs
hf
krachii-
R A R I T E Y T - K A x M E R . II. Boek. 15 3
X X X V I . H O O F T D E E L .
P i n n a ^ Maleitfch, ma n t s j a d o .
HEtzevendegeflacht van de Schulpen maaken de Pinn^ , Maleitfch, Eia^^^^J^^'
mantsjado. naar den gedaante v a n e e n fmallelndiaanfchebyl, Amboinfch
Kima 0?mn, Neerduitfch, Holfler-Schulpen. Deze hebben een byzondere
gedaante, van alle andere Schu'.pen verfchillende , namentlyk driekantig,
lang, plat, boven breed, en gapende, beneden fcherp en fpits toeloopende,gelyk
een hoUter; zy zyn verdeeltindevolgende foorten.
I. Pinna priifiafive oblonga ^ is een of i^voetiang, en boven vier duime
beneden fpits toeloopende, overeind ilaande, ende helft in den flykigen grondílaan-£¿^s¿ft "
de; de eene lange zydeisgefloten; de andereis los, en opent zieh omtrent T vinger JJJ^J"
breed, enaldaar aan den grond ziet men eenbaard vanzwartgroene draaden gemaakt , X L V L ^
omtrent een lid lang, aan het Dierfmal envan voren breed , den welken men b y f f u m ^uaZgenoemt,
waar mede het Dier zieh vall maakt aan lleentjes en zand; debovenile zyde
íluit niet wel, maar ilaat boven altyd gapende, en loopt wat rond, zynde de ichaal
aldaar zoo dun en fcherp als een mes, zoo dat men zieh dapper daar in bezeeren kan, alsli^^"'
inen onvoorzichtig daar op trapt of daar na duikt: De buitenile fchaalis zwart , öf
met wat bruin gemengt, zoo ver zy boven den grond uicileekt, vol zeegruis'of kalk;
'c overige is zuiver, met körte en ydele fchubben befet, die in ryen itaan,' en aan
d' oude fchier geheel vergaan; de onderfle fpits is wit, binnen is de bovenfle'helft
mede zwart, de onderllezilverwig: Het Dier heeft een grooten Ca//««, en een grooten
klomp hooggeele, of mini] roode vettigheit, die men het ei noemt, voortsbreede
zwartachtige läppen, door den geheelen Schulp verfpreidt, beflaande 't vleefch niet
meer dan de zilververwige piek, en daar onder legt een groote zandfak van ?:wart
bloedenzand.
Dejonge Pinna^ noch geen half voet lang zynde, is wit van fchaal, zeer dun en
doorfchynend, van buiten in denlengtegeribtofgeflreept, en met fcherpe fchubben
bezet, allenkskens den bruinen koleuraannemende, en debovenileoffmalitezydeis
niet rond, maar recht , zoo dün en bros als g l a s a l l e Pinna heTiiben een pinneWächter, ^^^
finnophylax en Pinnoteres genaamt, dewelke een garneekje is, zynde^vingerlang,ys-A^¿^^^^
verwig met Witte ílipjes, enfchierdoorfchynend, metdunneen zeer fcherpe nypers,
't welk geduurig in den Pinna woont, zoo lang dezelve leeft, maar als zy begint
üerven, zoo loopt het daar uit: In ieder woont maar een garneekje, doch't zelve
fchynt daar in zyne eijers (dewelke raen onder zyn ílaert vind ) teformeeren,
jongen voort te brengen, die daar na verhuifen moeten, en andere Pinna zoeken: Zyn wat deampt
is den P;««<i te nypen, dat ze haar toe zal trekken, als 'erprooiin den Schulp^^^f^^
is, ofals 'er eenig gevaar voor banden is, gelykwy bovenin 't XXVIII.Hooftdeel'^''''-
van de Chama Squammata gezegt hebben. Zy groeijen in geen openbaaren zee, maar'j^^y^y
inilille bochten, daar een moddergrond is; met hetbovenilerondedeeleven uitky-P«']®^
kende, maar daar eenharde zandgrondis, ileekenzemeer dande helft bloot boven
den grond, veele by malkander, niet den fcherpenkant altyd boven, dat men geen
voet daar tuffchen zetten kan; z-y z y n 4 en fvoeten onderwater: Menzindzeinden
binnenfok van den Amboinfchen Inham, in den geheelen moerailigenbochtvan Plen-opho^.
•Me//otdt Cawwa, aän KeramsNoord-Weilhoek, en in den bocht van en KÖ/;-
bobbo. '¿y worden tot den koil gebruikt, doch dat zwarte Papaver moet men wegfmy- ¿„
ten, om dat' het wat dronken of duifelig maakt, en 't overige is Ook van geen zon-'^'f' ^
derlyken fmaak: Beter moeten ze zyn in den Griekfchen zee, inzonderheit mdenbmJ!^''
V Pro,-
#