I r il! l "
K R :
R A R ì T E I T ^ K A M E R . I.I Bock.
my ; dit dan als een ander TalUdium uit den hemel gevallen zynde, een klein fchetsje
vati het vermaarde fchip Argos, heb ik in 't jaar 1Ó83. tot eengedachteniiTegezonden
aan den Heer Johnn Michael Febr , Thilofophìa & Medicina 'Dcöfor
Thyßcuss^lyver
Suinfurtenfis Ordinarius & Academm Curifirum Natura fcr S. Romamm Imperium
fiabiiita eleBus Prafes diBus Argonauta : in welk Collegium ik het zelve jaar tot
een Lid aangenomen ben onder den toenaam van Ì^Z/w/wj, door gunilige recomman-
Med. TloBor, JrchiaieriS Conßiariusvzn^j^^^f-J''
zyn Keurfurftelyke doorluchtighcyt van Brandenburg, Aj>ollo van 't zelveCollegium. w ^ ^ ^^
De oudeGriekennoemendeze vifch Nautilus ; Saidas^ Nantes en OvuntTol-jp 5 Atbe-
Grieket en
nausì Naupìum, zommSz^oQ^Tifiemnauticum-. Arißot. Hiß.animai. Lib. ^Xap.i^.'^lfj^l^^^
heeft al in zyne tyden twee geflachten daar van aangeteykent; het eerft heeft een geftreepte
fchaal als de Ji^fo^J-fchulpen, binnen hol, eh aan den vifch nietvaft, àìxge-haaro^der
flacht is klein, uit de maagfchap , eenfoorCevaniPii/^/'ax. weydomtrent^^^^^i^'-^
de ftranden, en word dikwylsuitzynfchaaìgeflingert ophet drooge, daarhydanopgegeeten
word of bederft ; het tweede geflacht is aan zyn fchaal vaft als een wech i lekke [¿imax^
nooic buiten zyn fchaal körnende,maar zomtyds zyn baarden op 't water uitbreydende
: het eerfte zal buiten twyffel onzen fynen Nautilus zyn, en het tweede de voorgaande
paerlemoer hooren. "Plinius befchryfc hemals een byzonderwonderwer k der z e e , doch, Pensar
zyne manier, wat donker en onder twee naamen , die hy zoo het fchynt voory,^^^^.,;^^
twee verfcheide dingen ofviiTchen gehouden heeft ; d'eerfte noemthy, Ub.^.Qaf.-L^,
Nautilum en Pomplum, dien hy met zyne eygen woorden aÌdus befchryft, dewelke
i k , om hunne kortbondigheit aldus vciduytfche, en hier by zette. j»Onder devoor-^^^J"^!^
,,naamfte wonderwerkenbehoortdie, "iiiQV&tmtnNautilumoiTom^ilimnoerat, àcztdtrwerk
„ o p den rugge leggende, datis, deopeninge van de fchaal omhoogkeerende, komt^"^"*'''"''
„ b o v e n op de zee, en door zyn pypen al het water uitgehooft hebbende, roeyc hy
„veerdig daar heenen; daar na de twee voorfte baarden achterwaarts krommende
„ (Atbenaus fegt ophefFende) fpant hy het dunne velietje tuiichen dezelve zoodanig ^t>mf
„ u y t , dat hy daar mede zeylt, en merde andere baarden roeyt, en met den middel- Schryvers
„ f t e n ftaert als met een roer zyn fchip beftuirt, zoo vaart hy daar heenen op de hoo-'^"'^'"''
„ ge zee de jachten [^Liburnicas'] naabootfende, en zoo hem eenige vreeze overkomt,
„fchept hy water en gaat te gronde. Daarna in' t volgende Capittel 30. befchryft
hy naar zyne meening eenen anderen v i fch. doch uit het verhaal vzviMutianus , dien
hy Nauplius noemt, met deze woorden :
Mutianus heeft 'voorgegeeven^ dat by noch een ander foorte van vifch gezlen heeft in ^Mmia^
Propontide, de-juelke in een fcheepje woonde , of een fcheepje droeg ; het is een fchulp ,Scbryvwg
gelyk een bootje gefatzoeneert, met een ronde en verbeevene achterfieven, maar voor
met een fcherpe fnuyt, bierinwoont Nauplius, een diergeljke Zeekat alleenlyk om ^i^k^^^r
vermaakenomte fpeelen^ 't -x'ilk op tweederley manier gefcbied-, '•^ant by ßille zeemtmt.
firekt den opßtter zyne voeten uit, en roeyt daar mede in 'i ivater, maar als hem een
lucbtje aanlokt, zooßuurt hy met dezelve, en keert het boi van bet fcbujtje tegens den
•wind, iv aar door by zeer licht zeylt. Hetvermaak van't eeneis om te drangen envan
't ander omte ßuuren , en beyde gaan t^ faamen te gronda 't welk zomtyds voor een droe^
vig voorfpook gebouden ijDord van der menfcbenrampdatisy veelehouden't daarvoort
als ze dezen Nauplius fchielyk zien te gronde gaan , dat bet een voorfpook zy van aanflaande
fcbipbreuk.
Alle beyde deze befchryvingen paffen op onzen fynen Nautilus , dien Jonßon uic
Bellonius wat klaarder befchryft; Hiß. Natur, de Exang. aquatilibus Titul. 3. de Turhinatis)
alwaar wy met de woorden van beginnen füllen. „Dt Nautilus ^ wel-
}, ken Suidas, Nautes ; andere Nauticus, en 't gemeeniSZ««fi/»jnoemen, en dezelve met
„den Nduplius van Atbenaus fchynt te zyn, word van de hedendaagfche Gxìéktxi^ba-ichreexe»,
,itamis Toükdapodius genoemt, gelyk Robertus Conftantinus fchryfc. Wy hebben van
»hem by Arißoteles twee geflachten. De eene welkers fchulp de PeSfunculusgelylt »
i „ maar
i
I
i