í i :
' t i
#
R A R I T E I T - K A M E R . IIBock 14 ^ «
í-enaamt, naar de itreepen, dewelke men op de vlakke fchaalen zíec j en daar van mag
het z yn, dat men ze in 't Lacyn Atnufium nocmt. Dezen Schulp vind men ook befchre- z)«r
ven, ais een meefterf lukvandezee, in het Boek van de Hoorntjes door
Bomnus, en afgetekcnt in 'c lU Deel , de 3 Figuur.
In 't jaar 1690. Zyn deze Schulpen ook op Bataviabekcnd geworden, werdende
aoor de viiTchers van de Kilandekens aangebragt.
In 't jaar 1(^98. Heb ik ze bekomen van Bima uit den flraat Sapi , van dezelfde
fatzoen en eigenfchap, als die van Keram, doch die van Bma waaren wel zoo grooc
enfchoon, zyndealdaar mede in de treknetten gevonden.
d' Amfium , word by ons Maand oublette, áog ook wel, als by den Schryver, Com^
pas-fchulpen¿fKíM7wí, zie den zehen 'verbeeldt op den XLV. plaat, die by letter
A. is de buhen zyde^ en by letterß 3 is dezelve van binnen te zien.
X X X I I L H O O F T D E E L .
Tellim.
ONder de M « ^ b e g r y p e nwy al datdunfchaaligenlangwcrpiggoedje,
alad of oellreept, beftaande in de volgende foorten. fchreueu..
I. » a cLxemfa. Malei t fch, Bio. pafir, is een vinger lang , en ^ dwars-^^;
vingers breed, redelyk dik van fchaal, buiten gellreept als de FeSlmer ^'¿''tß
doch de ribben zyn ruigcr en fmaller, loopen wat bochtig, en met üekelige korrels
bezcti zommige lichtgrauw ofwicachtig; zommigeuit den blauwen en grauwen ge-Ä»«- c.
mengt; ma a r de meette roodachtig, gelykook de kanten van binnen zyn : Het Dier
heefteen wit vleefch; aan d' eene hoek i holle pypjes metroode frangjen gezoomt, kormenhtt
waar door z y het water inzuigt, enmet geweit wederom uitfpuit; by den anderen hoek ^aur
is noch een gat in 't vleefch, waar door zy de vuiligheden uitwerpt uit het zwarte '
papaver, 't welk vol zand is; de fchaalen iluiten in malkander per ginglymum, eni^^««»-
daar achter is een dik ilerkvel, dat de beide fchaalen t ' z a ame n h o u d , e n, als hetßeeit
daar uit is, dezelve zoo llerk achter waarts trekt, dat men z e met g ewe k weder t' zaa^
men moet drukken; de wervel en 't hoofdüaanniet regtinhetmidden van den rüg,
maar nader aan deneenenhoek, en de twee voornoemde fpuiten ílaanbydenlangílen
hoek en by den ronden hoek is de uitgang van de vuiligheid; dichter b y na voren toe is
cen handle van hardachtig vleefch, aan 't levende Dier buiten den fchaal uy tkykende,
waar medehetop den grond voelt, enzichopenneérlaat, want alIeM«^ílaanomtrent
een hand, en zomtyds een voet diep in den harden z ingelgrondoveremd: De 2 waterfpuiten
eindigen ilraks in den maag o f zandfak, van het papa'^^M^elkbydenrondenhoeklegt : z o o h e b b e n o o k a l l e « « ^ e e n e n l a nerg wonedr eprilgcehne iden, t
en twee xendinus of fpanaderen; de eene by den waterfpui t , in denlangften hoek; de
andere by den ronden hoek, om dat een niet genoeg was om dien wederfpanni gen f c h a a l / W
• tefluiten: Inhet middenlegteenklontjewitvleefchgeformeertalseen dooijer van een
ei, 'twelkhetgeenis,datmentotdenßoi:#«gebruikt, doch de Chineezen läaten hec
zwarte pacöwrdaar by. Alle-W«<i, zoowelineen waazigen,alsineenzmgelgrond,
ftaan overeind. op 't hoogtte een voet diep onder den g rond, maar als het water wart,
xooryzenzenaboven, wanneer ze een halve voet diep ilaan, en dan zyn ze bell te
graaven. Men vind ze aan den uiterüen rand, alwaarhet zeewater komt, in t grot
Zand met lleenen gemengt, hebbende tot een kenteken van haar plaats een rond gaat- ^^^ ^^
]e. 't welk men ziet, als men 'tzand wat wegfchart , 't welk de voornoemde
maakenmet het inzuigenen uitblaafen van ' twater; zomtyds vind men ook een klem
T pacrltie